BJORN BERGE - HOTEL RADISON - BRUSSEL - 27/10/09 | |||||||||
|
Bjorn, voor mij ben je het levende bewijs dat je succes kan boeken als artiest wanneer je maar volhardend genoeg in je eigen ding gelooft en zo overtuigende shows brengt dat het publiek hetzelfde doorleefde gevoel krijgt als jij op het podium. Mijn recept voor een goede show is mijn publiek een aangenaam gevoel geven, ze op hun gemak stellen en ervoor zorgen dat ze zich amuseren. Om hierin te slagen moet ik een soort energie kunnen overbrengen en omdat ik alleen op het podium sta zorg ik voor de nodige dynamiek en vuurwerk. Vele mensen zijn ook verrast me op het podium te zien stappen met een akoestische gitaar. Van iemand met een elektrische gitaar en lang haar weet je wat je moet verwachten, maar als ze mij in de gaten krijgen, een man van gemiddelde leeftijd met een akoestische gitaar, een proper hemdje en een trendy brilletje op zijn neus, wordt hun nieuwsgierigheid geprikkeld. Mijn kracht schuilt in mijn energie en mijn speelplezier, want ik hou enorm veel van gitaar spelen. Dat speelplezier straalt van je af tijdens je shows. Daar kan je niet langs kijken. Ik denk ook niet dat je één nummer tweemaal hetzelfde speelt. Het is precies of je jezelf telkenmale opnieuw uitvindt op het podium. Dat is ook het fijne aan solo optredens. Als je voelt dat het publiek meewil dan geeft dat zulk een energie dat je automatisch inspiratie vindt en dingen begint te proberen die nog nooit hebt gedaan, in die mate dat je jezelf verbaast. Tweemaal hetzelfde spelen staat zo wie zo niet in mijn woordenboek, want ik heb een groep diehard fans die me achtervolgt van show tot show in Europa. Dat zou knap vervelend zijn voor die mensen en enkel al voor hen doe ik altijd iets extra. De bascics van elke song moeten er natuurlijk zijn, zodat ze herkenbaar blijven. Niet zoals Bob Dylan, dat je na half de song nog niet weet met welk lied hij bezig is. Ik ben blij dat je dit hebt opgemerkt, dank je wel. Je speelt ook banjo in een Noorse bluegrassband en je merkt dat ook aan je gitaarspel. Ik denk dat weinig mensen hun vingers zo kunnen laten rollen op gitaar. Je haalt hier technisch toch duidelijk voordeel uit? Ja, andersom was niet mogelijk. Ik begon gitaar te spelen en dacht dat deze basis me zou helpen om op banjo uit de voeten te kunnen, maar niets was minder waar, zodat ik banjo bleef spelen voor vele jaren. Ik greep enkel naar mijn gitaar bij me thuis om wat te spelen voor vrouw en kinderen. Op een gegeven moment probeerde ik mijn banjospel te transponeren naar mijn gitaar en dat lukte. Het enige wat er schortte was het spelen van de baslijnen, die ontbreken bij een banjo. Ik speel dus dikwijls een mix van beide instrumenten op gitaar. Eén van mijn grote voorbeelden, Leo Kottke, doet hetzelfde en is ook van origine banjospeler. Vele mensen denken echter dat als je fingerpicking kan spelen op gitaar dat je ook banjo kan spelen, maar dat is helemaal niet waar. In een banjospel mag je niet stilvallen. Je moet blijven rollen als in een circulaire beweging. Je maakte het jezelf niet gemakkelijk door te kiezen voor twaalfsnarige gitaren, met brede gitaarhalzen en kabeldikke snaren. Ja, twaalfstring gitaren zijn veel moeilijker te bespelen, toch zeker de oudere modellen. Dat was een ware foltering voor je vingers. Eigenlijk was het mijn zeven jaar oudere broer die me hiertoe inspireerde. Terwijl ik naar de Smurfen zat te luisteren zette hij dat af en legde hij platen op uit de seventies van groepen als Black Sabath, Focus of Bert Jansch. Toen ik ouder werd begon ik pas echt te snuffelen in zijn platencollectie en zo stootte ik op Leo Kottke’s song “Buckaroo” dat hij op gitaar speelde in banjo tuning. Ik kende dat lied op banjo maar toen ik het op twaalfsnarige gitaar hoorde spelen was ik echt van mijn sokken geblazen, ook door zijn speelstijl. Ik was gewoon een twelvestring te horen als begeleidings- of ritme-instrument met een plectrum, zoals bijvoorbeeld John Denver, maar Leo Kottke bespeelde ze als een soloinstrument, echt prononcerend. Ik was onmiddellijk verkocht en wisselde mijn elektrische gitaar in voor een twaalfsnarig exemplaar. De gitaren die je nu bespeeld zijn echte pareltjes van toon en stemming, iets héél anders dan de Mexicaanse bajo sexto die je verleden jaar bij had. Die Mexicaanse gitaar was een ramp: twee nummers en je vingers lagen in de prak. Ze was ook niet in toon te houden en maakte wel veel lawaai, maar had totaal geen sustain. De exemplaren die ik nu bespeel hebben eigenlijk geen bijstemming nodig, enkel soms de bassnaar, omdat die zo dik zijn en zeer traag vibreren, plus ze klinken als een bel. Ik sta steeds versteld hoe mooi je een coversong kunt naar je hand zetten. Wat zijn je criteria voor een goede coversong? In België hebben we ook zo’n fameuze covergitarist: Jacques Stotzem. Ik heb een reuze bewondering voor Jacques en ben een groot fan. Veel spelers in zijn genre spelen zo zacht en eenzijdig terwijl zijn spel zo dynamisch is. Hij had ergens mijn naam gehoord en was op zoek gegaan. Weet je dat ik zelfs tips kreeg voor opnames van hem voor een Chinese gitaar die ik gebruikte? Jacques is een fantastische man. Ik werk ook met hetzelfde Aura systeem van Fishman, specifiek ontworpen voor de versterking van akoestische gitaren. Dat klinkt fantastisch. Een goede coversong moet in de eerste plaats me bevallen en ik moet er me van nature toe aangetrokken voelen, ook door de beat, omdat ik die moet kunnen transponeren naar gitaar. Als ik er moeite mee heb om het te bewerken, dan laat ik het vallen. Ze moet plezierig zijn om te spelen, verrassend en niet voor de hand liggend om te spelen op akoestische gitaar. De eerste cover die ik deed was “Give It Away” van de Chili Peppers en nog wel op een gitaardemonstratie op een school, die me uitgenodigd had om het verband te tonen tussen traditionele blues en hedendaagse muziek. Dat nummer was nogal hot onder de jeugd toen. Ik zette het in als een traditionele blues en liet die overgaan in mijn rappende versie. De kinderen keken echt verbaasd op hoe kort die stijlen bij elkaar liggen. Ik besloot dan dit nummer een kans te geven op mijn liveshow en iedereen riep: “Waw!”. Dit zette me aan het denken en deed me meer entertainment in mijn show lassen wat weer voor meer afwisseling zorgde. Vroeger speelde ik enkel akoestische bluessongs , trouw aan het origineel. Ik doe dat nu nog met veel plezier, zoiets in Robert Johnson stijl, maar mijn publiek is zo gevarieerd dat ik liever een mix breng van alle stijlen. Jimi Hendrix verklaarde ooit: “Blues Is Easy To Play, But Hard To Feel”. Dit deed me terugdenken aan de show die je speelde in AB in het voorprogramma van Joe Bonamassa. Jij betoverde je fans en de zaal at uit je hand, terwijl Bonamassa toen misschien te goed zijn best deed om te overtuigen, zodat alles nogal protserig overkwam. Ik ontmoette Joe deze zomer nog op een bluesfestival in Noorwegen en ik moet zeggen dat zijn show zeer goed was. Ik denk dat hij een fan van me is want in elk nieuwsblad in Noorwegen waarmee hij sprak, was hij vol lof over mij. En inderdaad, ik ben het eens met je, maar nu is hij echt in de goede richting gegroeid. Ik denk dat hij een volwassen artiest aan het worden is. Zijn gitaarspel is zo natuurlijk, alsof die gitaar een deel van zijn lichaam is. Weet je, toen ik begon te spelen op festivals zagen die oude, veelal zwarte bluesmuzikanten op ons jonge blanken neer en zeiden: “Blues is een gevoel, geen techniek”. Mijn antwoord daarop is: “Je krijgt veel gemakkelijker een goed gevoel als je techniek goed is”. Je mag dat draaien en keren zoals je wil, het komt steeds neer op één ding en dat is spelen. Als je daar zit smoelen te trekken en te proberen een noot uit het niets te halen, valt dat ook niet in de smaak van de mensen. Gevoel bij een artiest hangt samen met speelplezier. Ik merk dat dadelijk op, bij om het even welke stijl. Als ik begon moest ik bakken kritiek slikken. Er zat altijd iets fout, of ik speelde te hard, of te snel, of te veel noten, het was nooit goed. Nu dragen dezelfde mensen me op handen omdat ze merken dat ik enorm plezier beleef aan hetgeen wat ik doe. Daarom laat ik me ook nooit negatief uit over andere muziekstijlen. Als ik zie dat die jongens plezier hebben aan hetgeen ze mee bezig zijn, ben ik ook gelukkig. Speelplezier geeft een goede communicatie met het publiek. Weet je, ik recenseer zo veel concerten in heel verschillende stijlen, die dikwijls niet honderd procent mijn ding zijn, maar als ik zie dat de groep met overtuiging en speelplezier op het podium staat scoor je zo wie zo goede punten en daarnaast moet je dan toch een beetje in de huid kruipen van een fan. Ik hou van heel verschillende genres van muziek. Muziek dient voor mij niet als achtergrond, maar is een middel voor mij om in een bepaalde sfeer te raken of er energie uit te putten. Dat kan gaan van een entertainende popquiz, tot energieke Black Metal tot een relaxte jazzsound. Wanneer ik Robert Johnson opleg is dat dan weer heel leerrijk. Muziek heeft voor mij steeds een bepaald doel en ik wil er iets uitkrijgen. Daarom speel ik zoveel live, omdat ik nog steeds evolueer als gitarist. Zo heb ik een doel om naartoe te leven. Je hebt ook een kring van mensen rond je met wie je van in het begin samenwerkt, namen die steeds terugkomen zijn Kjetl Ulland en Kristin Berglund. Kjetil is voor mij zeer belangrijk omdat hij uit een heel andere muziekgenre komt dan ik, pop en rock. Hij heeft een heel andere kijk op muziek dan mij en een andere benadering. Moest ik werken met iemand die dezelfde referenties heeft dan ik, dan zou die meer luisteren naar hetgeen ik produceer en zou het geen uitdaging zijn. Krsitin Berglund daarentegen is een paar jaar geleden gestorven, een zeer triest verhaal. Ze was zo getalenteerd als zangeres, maar ook op gitaar. Maar op mijn nieuw album “Fretwork werk ik ook met mensen met wie ik nog nooit heb samengewerkt, zoals de vioolspeler Oyvind Staveland. Ik zocht ook naar nieuwe mensen omdat ik mijn cd een nieuwe klanktoets wilde geven. Het is al raak bij de rockende opener “Crazy Times”. Het vioolspel in combinatie met jouw gitaar klinkt geweldig en heeft iets Oosters, zoals Led Zeppellin’s “Kasjmir”. Ik had die song geschreven en ze was gebaseerd op een percussieve gitaarrif. Toen we de studio introkken voor opnames was ik nog steeds niet zeker hoe we het zouden laten klinken, maar ik wilde er wel meer een rocksong van maken. Ik riep dan Kjetil Ulland erbij en die raadde me aan er een viola arrangement bij op te zetten, omdat die zwaarder klinkt dan een viool. Zo gebeurde en ik stond zelf perplex van ons resultaat. Ik mag in mijn handen kloppen dat Kjetil op mijn cd speelde, want normaal speelt hij niet bij andere groepen. Zijn vioolspel is zo uniek dat je het er overal uithaalt. Toen deNoorse persagentschappen me de vraag stelden of de plaat met toevoeging van een viool meer Iers of Keltisch zou klinken, moest ik hen het antwoord verschuldigd blijven omdat Kjetil’s spel en touch zo uniek is. Hij heeft echt een eigen stijl die heel herkenbaar is. De Ik ben het daar voor honderd procent mee eens. Ik hou van de variatie in het album. Ik hou van blues maar dan meer van de vernieuwers in het genre zoals een Alvin Youngblood Hart of Otis Taylor. Ik vind dat je ook vernieuwend bent als je blues speelt. Ik ga me niet bestempelen als een totale bluesartiest. Natuurlijk heb ik mateloze bewondering voor een gitarist als Stevie Ray Vaughan, maar ik voel me meer aangetrokken tot de akoestische gitaristen zoals Alvin Youngblood Hart en Corey Harris. Voor mij was dat, waw, eindelijk ook jonge zwarte mensen die deze muziek spelen en met een nieuwe touch, zoals Alvin’s cd “Big Mama’s Door”. De bluesscene heeft nood aan jonge en talentrijke mensen die nieuwe paden verkennen. Op je eerste cd’s was je steeds op zoek naar vernieuwing in bluesgetinte songs. Ik vind dat je nu echt verschil maakt met je gitaarspel zelf. Daar heb je gelijk in. Het titelnummer “Fretwork” is daar een mooi voorbeeld van, terwijl “Traveling Road” een meer rustig nummer is. Je hebt nu wel een prachtige mix van verschillende stijlen die je in je live-set kan inbouwen. We konden dit al horen op je optreden in AB. Dank je, fijn dat je dat opmerkte. Ik heb nu de hardere songs die ik kan mengen met de dynamische of de rustige liedjes of een rechttoe, rechtaan song zoals “Traveling Road”. Ook de drie instrumentale nummers op je nieuwe album zijn fantastisch, “Fretwork, Mountain Boogie, Paris”…Nooit gedacht om filmmuziek te schrijven? Onlangs heb ik contact gelegd met een agentschap die mijn instrumentale muziek, ook uit mijn beginperiode, gaat voorleggen aan maatschappijen die zich bezig houden met filmmuziek. Ik hou enorm van de atmosfeer die instrumentale nummers uitstralen. Ik was aangenaam verrast door de cover van “Zebra” van John Butler. Dit is het perfecte ambiancenummer en ik vind dat jullie wel wat raakpunten hebben, beiden spelend in dat eenmansband concept. Weet je, ik kende John Butler al vele jaren voordat hij populair was. Zijn manager contacteerde me om samen een tournee te doen door Australië. Helaas kon ik toen geen tijd vrijmaken, omdat ik een volledige tour in Noorwegen had vol geboekt. Het was pas nu in Europa dat ik weer aan hem herinnerd werd door het lezen van muziekmagazines. Hij is geweldig populair in Frankrijk. Toen ik “Zebra” opnam was ik me er ook niet van bewust dat het een hit was in de underground scene hier in Europa. Hij speelt wel een meer reggae klinkende versie van het nummer, terwijl dat ik het ombouwde tot een rocksong. Eigenlijk heb je die coversongs niet nodig om een goede show op poten te zetten? Zeker niet en ieder land heeft zo zijn favorieten. Zo zijn ze in Frankrijk gek van “Trains” en “Stringmachine”, maar er zijn andere mensen die wild zijn van “Some Day, Travelling Road” of het Noorse folklied “Mountain Boogie”. Maar toch hebben die coversongs hun plaats in mijn shows en zijn ze heel prettig om te spelen, zoals “Ace Of Spades” en dit is één van de redenen waarom dit zo graag doe, dat is omdat ik er zoveel plezier aan beleef. We hebben genoten van dat speelplezier op je show in de ABclub in Brussel, Bjorn, evenals van dit zeer aangename gesprek. Mag ik je namens Rootstime nog veel succes toewensen in je verder carrière en je bedanken voor deze fijne babbel. Blowfish
|