FRANK CARILLO – PORGY & BESS, TERNEUZEN – 12/09/2009



Artiest info
Website  
MySpace  

PORGY & BESS, TERNEUZEN
12/09/2009

 

 

 

 

 

Dag Frank. Welkom en Nederland en bedankt omdat je ons de kans hebt gegeven voor dit interview in de aanloop naar je optreden vanavond in Porgy & Bess te Terneuzen. Begin eens met te vertellen wanneer je muzikale carrière is begonnen.
Wel, mijn carrière begon toen ik nog maar net 11 jaar was geworden in 1961. Ik zat in een groepje met enkele vrienden van school. De vader van één van hen was een muzikant en muziekleraar die in het weekend in bandjes speelde. Wij gingen dan mee en speelden een paar nummers tijdens hun pauzes.

Was dat toen ook al in de muziekstijl die we nu van je kennen?
We noemden het toen rock’n’roll en we speelden ook wat klassiekers, muziekstandards die iedereen wilde horen.

Waarom heb je eigenlijk gekozen voor deze stijl van muziek: de op blues geënte rock?
Ik weet eigenlijk nog altijd niet echt hoe je onze muziek moet definiëren. Voor mij is het nog altijd allemaal rock’n’roll. Men heeft er nadien namen als roots, Americana, enzovoort aan gegeven maar uiteindelijk is het allemaal rock’n’roll. Als je naar oude platen luistert zoals “Led Zeppelin III” en allerhande akoestisch materiaal of naar de Beatles en de Stones moet je toch steeds weer concluderen dat het allemaal over rock’n’roll gaat. In het digitale tijdperk werden platenfirma’s één pot nat en ze moesten verschillende stijlen muziek kunnen brengen zoals hip hop, rap, enz. Ik heb eigenlijk nooit iets anders gedaan dan het schrijven van muziek die in me opkwam en soms leunde dat wat meer bij de ene stijl aan dan bij een andere. Bij een volgende plaat kon dat net zo goed omgekeerd worden. Maar in Amerika wilde men altijd weer een label op je muziek plakken, terwijl ik altijd uiteenlopende dingen gespeeld heb. Sinds mijn eerste platenopname in 1965 tot nu toe heb ik eigenlijk continu progressie gemaakt, deels omdat je beter leert spelen maar ook omdat je door je ervaringen een bredere basis kan creëren voor goede songteksten en onderwerpen voor songs.

Je hebt in je leven ook met heel wat grote namen in de muziekgeschiedenis samen op het podium of in de studio gestaan. Zo speelde je op enkele albums van Peter Frampton en werkte je samen met Yvonne Elliman, J. Geils Band, Cheap Trick, Van Halen, Tom Petty, Carly Simon, Michael Bolton, enzovoort. Was het je eigen keuze om eerder in de schaduw van deze beroemde artiesten te werken en niet zelf op het voorplan te treden?
Deels wel, maar ik vormde tegelijkertijd ook een eigen groepje, schreef eigen nummers en slaagde er in om een eigen platencontract te versieren bij Atlantic Records waar ik eigen platen mocht voor opnemen. De groep noemde ‘Doc Holiday’ en eind jaren zeventig verschenen twee platen “Rings Around The Moon” en “Street Of Dreams” die nu trouwens werden heruitgebracht, zonder mijn toestemming overigens, want ik dacht dat die originele tapes al lang vernietigd waren. Toen de groep ontbonden werd zou ik gitaar gaan spelen in de ‘Camel’-band van Peter Frampton maar het toenmalige management wilde niet dat er twee leadgitaristen in de band zaten. Dus viel ik daar uit de boot en vormde ik dan maar een andere groep met een muzikant die ik leerde kennen via George Harrison. Een geplande plaat voor het ‘London Records’-label is er echter nooit gekomen omdat mijn partner in de groep er voor koos om een solocarrière te beginnen, wat overigens nooit gebeurd is.

Je vernoemde net George Harrison. Kende je hem al langer en hoe ben je in contact met hem gekomen? Verbleef hij in die periode in de USA?
Neen, ik bracht in die jaren veel tijd door in Engeland en heb hem daar leren kennen. Hij was een echte grote persoonlijkheid die mij heel veel heeft geholpen in mijn muzikale loopbaan.

Je hebt ook drie platen opgenomen met Annie Golden, de zangeres van de groep ‘The Shirts’ (nvdr.: eind van de seventies bekend van de monsterhit “Tell Me Your Plans”) onder de groepsnaam “Golden Carillo”.
Ja, er lag een periode van ongeveer 20 jaar tussen het uitbrengen van mijn twee platen voor Atlantic Records en de cd’s die eind jaren negentig als “Golden Carillo” werden uitgebracht. In de jaren tachtig gingen we door een heel rare periode waarin men helemaal niets moest hebben van de muziek die ik altijd heb gespeeld. Het was al funk, disco en R&B wat de klok sloeg en de platenlabels waren totaal ongeïnteresseerd in wat wij deden. Ze wilden dan ook niet investeren in het opnemen en promoten van onze muziek. Groepen als ‘Twisted Sister’ en de new wave-bands beheersten de hitlijsten in die periode. Mijn muziek sloot toen nauwer aan bij wat bands als ‘The Wallflowers’ later brachten. Maar voor dergelijke muziek kwam de belangstelling pas in de jaren negentig.

Maar een Bruce Springsteen was in die periode toch ook op het hoogtepunt van zijn carrière met muziek die in het verlengde van jouw werk ligt.
Ja, maar hij was al groot en beroemd voor de eighties begonnen. Hij hoefde al lang niet meer wakker te liggen om een job te krijgen of om optredens te mogen doen en zo zijn boterham te verdienen. Ik ben wel altijd veel blijven optreden en heb in die periode ook heel veel liedjes geschreven, o.a. de nummers die nadien op de cd’s met Annie Golden werden opgenomen.

Waren die songs in dezelfde stijl als de liedjes die we van jou kennen?
Neen, niet echt. Wij traden op als een duo in een akoestische set met twee stemmen en één gitaar. Annie had meer affiniteit met de popmuziek en de nummers die we brachten waren voor een dergelijke set-up gecomponeerd. Onze stemmen pasten wonderwel mooi samen en we hebben heel veel optredens kunnen doen.

Maar in 2004 trad je dan als soloartiest in de schijnwerpers met je eerste plaat als ‘Frank Carillo And The Bandoleros’: “Bad Out There” en je toerde een hele periode doorheen Europa en Amerika met blueslegende John Hammond. De cd kreeg heel lovende recensies en lanceerde je nieuwe carrière.
Ja, het was een heel gelukkige verrassing dat ons werk zo goed aansloeg. In 2001 en 2002 deed ik vooral akoestische solo-optredens in New York en mocht ik meerdere keren het voorprogramma verzorgen van John Hammond in een club die ‘The Towne Crier’ heette. Ik had hem samen met zijn vrouw bij mij thuis uitgenodigd met Kerstmis en hij bracht demo-opnamen mee van een cd die hij aan het opnemen was met Tom Waits. Hij vroeg me wat ik er van dacht en ik kon alleen maar zeggen dat het fantastisch was. Toen vroeg hij me om elektrische gitaar te komen spelen bij de opname van die cd en daar zat ik plots in de studio muziek te spelen met de legendes Tom Waits, John Hammond en Augie Meyers.

Dat was eigenlijk mijn volgende vraag; hoe heb je Augie Meyers leren kennen?

Wel, sinds die opnamen zijn we vrienden geworden en blijven we heel regelmatig met elkaar in contact staan. Augie werkte in die tijd intensief aan de albums van “Texas Tornados” met Doug Sahm, Flaco Jimenez en Freddy Fender en kon zich niet vrij maken voor de opnamen van mijn eerste cd “Bad Out There”. Maar op de tweede plaat “Someday” speelt hij mee op vijf tracks en ook op de komende cd die in maart 2010 zal uitkomen speelt hij mee op één song.

We moeten dus nog een half jaar wachten op de nieuwe cd?
Ja. De reden daarvoor is dat ik eerst nog een cd zal uitbrengen die samen met George Kooymans (nvdr.: van Golden Earring) werd opgenomen. Dat album zal in januari 2010 verschijnen. En om te vermijden dat de aandacht van het publiek gespreid moet worden verkiezen we om enkele maanden tussen beide releases te laten. Maar ik zal vanavond al enkele nieuwe nummers spelen, kwestie van eens uit te testen of het publiek ze weet te appreciëren.

Wat voor muziek zullen we op die cd met George Kooymans te horen krijgen?
Dat is eigenlijk niet zo simpel onder één noemer te vatten. We begonnen in de beginjaren negentig als vrienden al met het samen componeren van songs. Als hij dan in New York was maakten we er demo’s van die in de lade verdwenen. Een paar jaar geleden zei George dat we nu toch eens eindelijk werk moesten maken van een full-cd en we besloten terug te gaan luisteren naar die oude demo’s. We schreven nog enkele nieuwe nummers en nu komt de cd uit op het Universal-label. George heeft trouwens in de twee eerste shows uit deze tournee in Nederland ook live mee op het podium gestaan voor enkele nummers.

Uit het cd-boekje van “Someday” lijkt het alsof Augie Meyers zijn partijen niet in dezelfde studio heeft gespeeld als waar de Bandoleros aan het album hebben gewerkt.
Dat klopt. En ook voor zijn recentste bijdrage hebben we met ‘overdubs’ gewerkt. Hij had maar enkele dagen vrij om zijn bijdrage af te leveren en met de moderne techniek konden we hem zijn werk in een studio in Texas laten doen en het nadien inmixen bij de muziek die de band eerder al had opgenomen. Het klinkt misschien wat raar maar het werkt zeer efficiënt en het belangrijkste is dat we elkaar toch wel heel goed kennen als vrienden.

Woon je nog steeds in New York?
Ik ben in Queens opgegroeid in het hartje van de ‘city that never sleeps’. Maar ik had toch wel genoeg van al die drukte en ik ben elf jaar geleden samen met mijn vrouwtje op zowat anderhalf uur rijden van de grootstad op het rustige platteland gaan wonen.

Volg je de lokale muziekscène nog wat van nabij?
Nauwelijks, op een paar uitzonderingen na. Wij treden zelf nog regelmatig op in New York en daarbij zie je soms wel iemand met talent op de podia verschijnen. Ik houd niet meer zo van de manier waarop de platen tegenwoordig artificieel geproduceerd worden. Maar bands als Arcade Fire en The White Stripes of een zanger als Ray Lamontagne kunnen op mijn sympathie rekenen. Ik luister zelf echter vooral naar oude muziek omdat die nog authentiek is. Bij sommige nieuwe platen denk ik vaak dat ze niet door de artiesten zelf zijn gemaakt maar veeleer door een producer. Er wordt teveel geschaafd en gesleuteld aan de muziek waardoor de originele klank dreigt verloren te gaan.

Wij bespreken voor Rootstime heel wat cd’s en zijn nochtans vaak onder de indruk van de prestaties die sommige ‘independent artists’ afleveren. Daar ben ik het volmondig mee eens. Ken je Malcolm Holcombe?
Ja, maar er zit wel een schroefje los bij die man.
Dat klopt, maar hij is wel ontzettend goed, dus als hij een beetje ‘crazy’ is doet dat niets af aan zijn verdienste als muzikant. Er zijn trouwens nog een hele reeks schitterende singer-songwriters die prachtig werk afleveren. Ik kan op dit moment echter niet direct namen bedenken. Het probleem is echter dat ze niet meer op de radio te horen zijn, tenzij op ‘Americana Radio’ of ‘Rootsradio’ maar daar bereik je enkel een beperkt publiek dat in het genre geïnteresseerd is. Op de grote stations krijg je enkel nog voorgeprogrammeerde eenheidsworst in je strot geramd. Wij stonden in de Americana-charts gedurende 41 weken en op nummer 1 gedurende elf weken. Maar daardoor verkoop je nauwelijks nog platen. Er wordt continu gedownload en gekopieerd.

Daarom moet je eigenlijk veel live optreden en tijdens die shows je cd’s verkopen aan het aanwezige publiek. Je verkoopt zo wellicht meer dan via de platenwinkels.

Absoluut waar. De platenwinkels moeten allemaal sluiten en in die enkele winkels die nog bestaan vindt je dit soort cd’s al lang niet meer. Enkel de door grote labels gepromote platen worden er massaal te koop aangeboden en al het overige goede werk moet je op een andere manier zien vast te krijgen. Het is allemaal zeer frustrerend voor de jonge artiesten.
Ik heb het trouwens allemaal zelf ook ondervonden toen ik op zoek was naar oude folkrocknummers van Sandy Denny en Steeleye Span. De enige manier om die songs nog vast te krijgen was door ze illegaal ‘online’ te downloaden.

Met ‘The Bandoleros’ (Eddie Seville op drums / Norman Del Tufo op percussie / Karl Allweier op bas / broer Andrew Carillo op gitaren) heb je wel een unieke groep van topmuzikanten rondom je verzameld. Zijn het professionele muzikanten of hebben ze ook nog een andere job?
Alleen mijn broer is geen vast lid van de groep. Hij speelt in de begeleidingsgroep van Joan Osborne en als zij op tournee gaat moet hij daarbij aanwezig zijn. De andere jongens zijn full-time met ‘The Bandoleros’ onderweg.

Treden jullie vaak op gedurende een jaar?
Nog niet zo veel als we zouden willen. Tussen de optredens door schrijf ik ook nog heel wat muziek voor films. Zo verscheen onlangs de soundtrack voor de film “Company Retreat” van Campbell Scott. En ik schrijf ook nog muziek voor “True Blood”, een populaire tv-serie over jonge vampiers in Louisiana. Daarnaast zal ik binnenkort opnieuw in Europa zijn om de cd met George Kooymans te promoten via enkele optredens. Onze drummer Eddie speelt ook nog in een eigen band waar hij de songs schrijft en Karl geeft ook les in basgitaar spelen. Maar als we op tournee willen gaan laten ze meteen alles vallen en staan we allemaal paraat voor de optredens van deze groep.

Als ik naar je cd’s luister maak ik vaak de vergelijking met de muziek van Elliott Murphy en je hese bluesstem lijkt in de ballads op die van Willy De Ville. Toch wordt je in de pers meestal vergeleken met John Hiatt en Bruce Springsteen. Wat vind je daar zelf eigenlijk van?
De vergelijking met Springsteen houdt geen steek. Het is niet omdat je een hese stem hebt dat je klinkt als Springsteen. En Elliott Murphy zou ik zelfs niet herkennen als ik hem op straat zou overrijden met mijn wagen. Ik weet dat hij heel goed is maar ik kan geen enkele titel van één van zijn songs noemen. Men vergelijkt me soms ook met John Mellencamp maar ik denk dat al die vergelijkingen er meer zijn omwille van de muziekstijl. Al die artiesten zijn ook gekend als tekstschrijvers. Ze proberen telkens weer een goed verhaal te brengen en dat is iets wat ik ook altijd voorop stel. Maar voor het overige ben ik toch vooral Frank Carillo, hoor.

In je muziek hoor ik ook dat de beïnvloeding van de oudere muziek niet weg te denken is. Je nummers zijn wel degelijk nieuwe songs maar even zo goed klassieke rocksongs. De elementen van de ‘classics’ zijn overduidelijk in je eigen composities terug te horen.
Exactly. Ik zou het niet beter kunnen omschrijven. Bedankt daarvoor. Ik ben door zoveel dingen uit het verleden beïnvloed dat het eigenlijk onmogelijk zou zijn om nog iets totaal nieuws te brengen. Onbewust verwerk je die zaken in je eigen composities. Ik heb geen groot ‘masterplan’ om beroemd te worden. Ik deed dat vroeger wel eens toen ik bij een grote platenmaatschappij zat omdat zij dat ook van je verwachtten. De eigenaar, de manager, de advocaat, de promojongens …ze hadden allemaal wel hun mening over wat ik zou moeten doen om beroemd te worden. Maar ik had al snel besloten om het af te trappen en mijn eigen ding te doen. Beroemd worden is nooit een doel voor mij geweest. Ik wil vooral mezelf blijven en me amuseren met optreden en opnemen. Ik heb ook nooit willen inspelen op de muziektrends van het ogenblik. Succes is vooral afhankelijk van timing: je moet er op het juiste moment staan met iets wat op dat ogenblik aanslaat. Maar bewust ben ik daar nooit op ingegaan. Hadden ‘The Bandoleros’ in 1995 deze cd’s uitgebracht dan hadden we nu miljoenen platen verkocht. Maar toen we in 2004 onze eerste cd uitbrachten hadden de platenmaatschappijen besloten om van het Empire State Building te duiken. De verkoop van cd’s lag plat op de buik en het ziet er naar uit dat daar nooit meer verandering in zal komen.

Toch zien we bij Rootstime dat de folk, country en bluesmuziek op grote belangstelling kan blijven rekenen van een breed publiek.
En dat zal nooit veranderen. De interesse van de massa voor goede muziek zal blijven bestaan ondanks de immense afwezigheid ervan in de radiowereld. De echte liefhebbers zullen anderzijds altijd meer moeite moeten gaan doen om nog met deze muziek in contact te komen of om cd’s in dit genre te bemachtigen. De artiesten zullen ook nog vaker onderweg moeten zijn om op te treden en daar hun cd’s te verkopen. En ik kan uit eigen ervaringen getuigen dat dit zeer zwaar weegt op het leven van een ouder wordende muzikant. De optredens zelf blijven enorm leuk om te doen, maar het reizen, het vliegen, hotelkamers in en uit, wachten op luchthavens en voorafgaand aan de shows is ontzettend vermoeiend en belastend. De meeste fans vinden ook dat de muziek gratis ter beschikking moet staan, mede door het gemak waarmee gekopieerd kan worden van internet. Vorig jaar speelden we voor 400 man in Duitsland en ze zongen allemaal luidkeels mee met enkele songs. Wij wisten maar al te goed dat ze die teksten niet van gekochte cd’s hadden geleerd.

De toekomst ligt misschien helemaal open voor de ‘independents”?
De platenmaatschappijen liggen op sterven na dood en de reguliere platenverkoop bestaat niet meer. Maar ook de radiostations hebben zichzelf in de problemen gebracht doordat ze enkel nog met ‘formats’ werken. Vorig jaar was ik in San Antonio, Texas om Augie Meyers te bezoeken en in de wagen luisterde ik naar een lokaal radiostation. Tot mijn grote verbazing hoorde ik er dezelfde jingles en dezelfde platen (zelfs in dezelfde volgorde gespeeld) als op het New Yorkse radiostation. Op die manier wordt de gezonde nieuwsgierigheid van de muziekliefhebber om wat origineels en nieuws te horen in de kiem gedood.

Vorig jaar viel je ook enkele keren in de prijzen. Je kreeg een ‘Lifetime Achievement Award’ van de ‘Long Island Music Hall Of Fame’, ook een nominatie als ‘2008 Roots Rock Artist Of The Year’ van de ‘Roots Music Association of America’ en de ‘Hollywood Music Award’ als ‘Blues Artist Of The Year 2008’. Wat vind je zelf van al die erkenning en appreciatie?
Zeggen dat ik daardoor verrast was zou een ‘understatement’ zijn. Het is natuurlijk prachtig als je dergelijke blijken van erkenning mag ontvangen. Mijn manager kreeg toen meteen een telefoontje van Atlantic Records die zeiden dat ze mijn twee oude platen uit de seventies opnieuw wereldwijd zouden uitbrengen. De gieren zwerven rond het aas en proberen mee te profiteren van het feit dat mijn werk van de voorbije 40 jaar geapprecieerd werd via die awards en mij wat meer in de belangstelling plaatste. Zij pikken er graag hun graantje van mee en het zal voor mij helemaal niets opbrengen. Hallucinant, toch.

De nieuwe plaat is dus al klaar en wij moeten wachten tot maart 2010 om ze te kunnen kopen. Is Europa zoveel belangrijker voor jou dan Amerika?
Absoluut. In Amerika kan je maar even in de belangstelling staan. Die maatschappij leeft veel sneller dan in Europa en men consumeert er alles in sneltreinvaart. In Amerika moet je als artiest ook jong zijn, terwijl men in Europa net veel respect en waardering opbrengt voor artiesten met meerdere jaren ervaring in het vak. Hier geven de mensen ook meer om de muziek en de teksten. Hier worden ook subsidies gegeven aan clubs die muziek als kunstvorm op de agenda plaatsen. In Amerika is dat totaal onbestaand. Zonder kunst is er echter geen beschaving. Amerika is ook zo groot waardoor het bijna onmogelijk is om door te breken zonder de support van een groot label dat instaat voor de promotie en distributie.

Staan er op de nieuwe plaat alleen eigen composities? Je neemt tot dusver geen covers op in je platenrepertoire.
Er staan alleen eigen nummers op. Er is wel een oude song bij, maar dan één die ik zelf vele jaren geleden in 1971 heb geschreven voor Johnny Hallyday. Het nummer heet “La Solitude” en ik heb het voor deze nieuwe cd vertaald naar “Whiskey Lady”. Johnny, ik heb daarvoor nog altijd wat royalties van je tegoed, mocht je dit horen.

Frank, van harte bedankt voor je openheid tijdens dit interview en we wensen je een geweldige show toe.

(valsam)