Dag
Frank. Welkom en Nederland en bedankt omdat je ons de kans hebt gegeven
voor dit interview in de aanloop naar je optreden vanavond in Porgy &
Bess te Terneuzen. Begin eens met te vertellen wanneer je muzikale carrière
is begonnen.
Wel, mijn carrière begon toen ik nog maar net 11 jaar was geworden in
1961. Ik zat in een groepje met enkele vrienden van school. De vader van
één van hen was een muzikant en muziekleraar die in het weekend in bandjes
speelde. Wij gingen dan mee en speelden een paar nummers tijdens hun pauzes.
Was dat toen ook
al in de muziekstijl die we nu van je kennen?
We noemden het toen rock’n’roll en we speelden ook wat klassiekers, muziekstandards
die iedereen wilde horen.
Waarom heb je eigenlijk
gekozen voor deze stijl van muziek: de op blues geënte rock?
Ik weet eigenlijk nog altijd niet echt hoe je onze muziek moet definiëren.
Voor mij is het nog altijd allemaal rock’n’roll. Men heeft er nadien namen
als roots, Americana, enzovoort aan gegeven maar uiteindelijk is het allemaal
rock’n’roll. Als je naar oude platen luistert zoals “Led Zeppelin III”
en allerhande akoestisch materiaal of naar de Beatles en de Stones moet
je toch steeds weer concluderen dat het allemaal over rock’n’roll gaat.
In het digitale tijdperk werden platenfirma’s één pot nat en ze moesten
verschillende stijlen muziek kunnen brengen zoals hip hop, rap, enz. Ik
heb eigenlijk nooit iets anders gedaan dan het schrijven van muziek die
in me opkwam en soms leunde dat wat meer bij de ene stijl aan dan bij
een andere. Bij een volgende plaat kon dat net zo goed omgekeerd worden.
Maar in Amerika wilde men altijd weer een label op je muziek plakken,
terwijl ik altijd uiteenlopende dingen gespeeld heb. Sinds mijn eerste
platenopname in 1965 tot nu toe heb ik eigenlijk continu progressie gemaakt,
deels omdat je beter leert spelen maar ook omdat je door je ervaringen
een bredere basis kan creëren voor goede songteksten en onderwerpen voor
songs.
Je hebt in je leven
ook met heel wat grote namen in de muziekgeschiedenis samen op het podium
of in de studio gestaan. Zo speelde je op enkele albums van Peter Frampton
en werkte je samen met Yvonne Elliman, J. Geils Band, Cheap Trick, Van
Halen, Tom Petty, Carly Simon, Michael Bolton, enzovoort. Was het je eigen
keuze om eerder in de schaduw van deze beroemde artiesten te werken en
niet zelf op het voorplan te treden?
Deels wel, maar ik vormde tegelijkertijd ook een eigen groepje, schreef
eigen nummers en slaagde er in om een eigen platencontract te versieren
bij Atlantic Records waar ik eigen platen mocht voor opnemen. De groep
noemde ‘Doc Holiday’ en eind jaren zeventig verschenen twee platen “Rings
Around The Moon” en “Street Of Dreams” die nu trouwens werden heruitgebracht,
zonder mijn toestemming overigens, want ik dacht dat die originele tapes
al lang vernietigd waren. Toen de groep ontbonden werd zou ik gitaar gaan
spelen in de ‘Camel’-band van Peter Frampton maar het toenmalige management
wilde niet dat er twee leadgitaristen in de band zaten. Dus viel ik daar
uit de boot en vormde ik dan maar een andere groep met een muzikant die
ik leerde kennen via George Harrison. Een geplande plaat voor het ‘London
Records’-label is er echter nooit gekomen omdat mijn partner in de groep
er voor koos om een solocarrière te beginnen, wat overigens nooit gebeurd
is.
Je vernoemde net
George Harrison. Kende je hem al langer en hoe ben je in contact met hem
gekomen? Verbleef hij in die periode in de USA?
Neen, ik bracht in die jaren veel tijd door in Engeland en heb hem daar
leren kennen. Hij was een echte grote persoonlijkheid die mij heel veel
heeft geholpen in mijn muzikale loopbaan.
Je hebt ook drie
platen opgenomen met Annie Golden, de zangeres van de groep ‘The Shirts’
(nvdr.: eind van de seventies bekend van de monsterhit “Tell Me Your Plans”)
onder de groepsnaam “Golden Carillo”.
Ja, er lag een periode van ongeveer 20 jaar tussen het uitbrengen van
mijn twee platen voor Atlantic Records en de cd’s die eind jaren negentig
als “Golden Carillo” werden uitgebracht. In de jaren tachtig gingen we
door een heel rare periode waarin men helemaal niets moest hebben van
de muziek die ik altijd heb gespeeld. Het was al funk, disco en R&B
wat de klok sloeg en de platenlabels waren totaal ongeïnteresseerd in
wat wij deden. Ze wilden dan ook niet investeren in het opnemen en promoten
van onze muziek. Groepen als ‘Twisted Sister’ en de new wave-bands beheersten
de hitlijsten in die periode. Mijn muziek sloot toen nauwer aan bij wat
bands als ‘The Wallflowers’ later brachten. Maar voor dergelijke muziek
kwam de belangstelling pas in de jaren negentig.
Maar een Bruce
Springsteen was in die periode toch ook op het hoogtepunt van zijn carrière
met muziek die in het verlengde van jouw werk ligt.
Ja, maar hij was al groot en beroemd voor de eighties begonnen. Hij hoefde
al lang niet meer wakker te liggen om een job te krijgen of om optredens
te mogen doen en zo zijn boterham te verdienen. Ik ben wel altijd veel
blijven optreden en heb in die periode ook heel veel liedjes geschreven,
o.a. de nummers die nadien op de cd’s met Annie Golden werden opgenomen.
Waren die songs
in dezelfde stijl als de liedjes die we van jou kennen?
Neen, niet echt. Wij traden op als een duo in een akoestische set met
twee stemmen en één gitaar. Annie had meer affiniteit met de popmuziek
en de nummers die we brachten waren voor een dergelijke set-up gecomponeerd.
Onze stemmen pasten wonderwel mooi samen en we hebben heel veel optredens
kunnen doen.
Maar in 2004 trad
je dan als soloartiest in de schijnwerpers met je eerste plaat als ‘Frank
Carillo And The Bandoleros’: “Bad Out There” en je toerde een hele periode
doorheen Europa en Amerika met blueslegende John Hammond. De cd kreeg
heel lovende recensies en lanceerde je nieuwe carrière.
Ja, het was een heel gelukkige verrassing dat ons werk zo goed aansloeg.
In 2001 en 2002 deed ik vooral akoestische solo-optredens in New York
en mocht ik meerdere keren het voorprogramma verzorgen van John Hammond
in een club die ‘The Towne Crier’ heette. Ik had hem samen met zijn vrouw
bij mij thuis uitgenodigd met Kerstmis en hij bracht demo-opnamen mee
van een cd die hij aan het opnemen was met Tom Waits. Hij vroeg me wat
ik er van dacht en ik kon alleen maar zeggen dat het fantastisch was.
Toen vroeg hij me om elektrische gitaar te komen spelen bij de opname
van die cd en daar zat ik plots in de studio muziek te spelen met de legendes
Tom Waits, John Hammond en Augie Meyers.
Dat was eigenlijk
mijn volgende vraag; hoe heb je Augie Meyers leren kennen?
Wel, sinds die opnamen zijn
we vrienden geworden en blijven we heel regelmatig met elkaar in contact
staan. Augie werkte in die tijd intensief aan de albums van “Texas Tornados”
met Doug Sahm, Flaco Jimenez en Freddy Fender en kon zich niet vrij maken
voor de opnamen van mijn eerste cd “Bad Out There”. Maar op de tweede
plaat “Someday” speelt hij mee op vijf tracks en ook op de komende cd
die in maart 2010 zal uitkomen speelt hij mee op één song.
We moeten dus nog
een half jaar wachten op de nieuwe cd?
Ja. De reden daarvoor is dat ik eerst nog een cd zal uitbrengen die samen
met George Kooymans (nvdr.: van Golden Earring) werd opgenomen. Dat album
zal in januari 2010 verschijnen. En om te vermijden dat de aandacht van
het publiek gespreid moet worden verkiezen we om enkele maanden tussen
beide releases te laten. Maar ik zal vanavond al enkele nieuwe nummers
spelen, kwestie van eens uit te testen of het publiek ze weet te appreciëren.
Wat voor muziek
zullen we op die cd met George Kooymans te horen krijgen?
Dat is eigenlijk niet zo simpel onder één noemer te vatten. We begonnen
in de beginjaren negentig als vrienden al met het samen componeren van
songs. Als hij dan in New York was maakten we er demo’s van die in de
lade verdwenen. Een paar jaar geleden zei George dat we nu toch eens eindelijk
werk moesten maken van een full-cd en we besloten terug te gaan luisteren
naar die oude demo’s. We schreven nog enkele nieuwe nummers en nu komt
de cd uit op het Universal-label. George heeft trouwens in de twee eerste
shows uit deze tournee in Nederland ook live mee op het podium gestaan
voor enkele nummers.
Uit het cd-boekje
van “Someday” lijkt het alsof Augie Meyers zijn partijen niet in dezelfde
studio heeft gespeeld als waar de Bandoleros aan het album hebben gewerkt.
Dat klopt. En ook voor zijn recentste bijdrage hebben we met ‘overdubs’
gewerkt. Hij had maar enkele dagen vrij om zijn bijdrage af te leveren
en met de moderne techniek konden we hem zijn werk in een studio in Texas
laten doen en het nadien inmixen bij de muziek die de band eerder al had
opgenomen. Het klinkt misschien wat raar maar het werkt zeer efficiënt
en het belangrijkste is dat we elkaar toch wel heel goed kennen als vrienden.
Woon je nog steeds
in New York?
Ik ben in Queens opgegroeid in het hartje van de ‘city that never sleeps’.
Maar ik had toch wel genoeg van al die drukte en ik ben elf jaar geleden
samen met mijn vrouwtje op zowat anderhalf uur rijden van de grootstad
op het rustige platteland gaan wonen.
Volg je de lokale
muziekscène nog wat van nabij?
Nauwelijks, op een paar uitzonderingen na. Wij treden zelf nog regelmatig
op in New York en daarbij zie je soms wel iemand met talent op de podia
verschijnen. Ik houd niet meer zo van de manier waarop de platen tegenwoordig
artificieel geproduceerd worden. Maar bands als Arcade Fire en The White
Stripes of een zanger als Ray Lamontagne kunnen op mijn sympathie rekenen.
Ik luister zelf echter vooral naar oude muziek omdat die nog authentiek
is. Bij sommige nieuwe platen denk ik vaak dat ze niet door de artiesten
zelf zijn gemaakt maar veeleer door een producer. Er wordt teveel geschaafd
en gesleuteld aan de muziek waardoor de originele klank dreigt verloren
te gaan.
Wij bespreken voor
Rootstime heel wat cd’s en zijn nochtans vaak onder de indruk van de prestaties
die sommige ‘independent artists’ afleveren. Daar ben ik
het volmondig mee eens. Ken je Malcolm Holcombe?
Ja, maar er zit wel een schroefje los bij die man. Dat
klopt, maar hij is wel ontzettend goed, dus als hij een beetje ‘crazy’
is doet dat niets af aan zijn verdienste als muzikant. Er zijn trouwens
nog een hele reeks schitterende singer-songwriters die prachtig werk afleveren.
Ik kan op dit moment echter niet direct namen bedenken. Het probleem is
echter dat ze niet meer op de radio te horen zijn, tenzij op ‘Americana
Radio’ of ‘Rootsradio’ maar daar bereik je enkel een beperkt publiek dat
in het genre geïnteresseerd is. Op de grote stations krijg je enkel nog
voorgeprogrammeerde eenheidsworst in je strot geramd. Wij stonden in de
Americana-charts gedurende 41 weken en op nummer 1 gedurende elf weken.
Maar daardoor verkoop je nauwelijks nog platen. Er wordt continu gedownload
en gekopieerd.
Daarom moet je
eigenlijk veel live optreden en tijdens die shows je cd’s verkopen aan
het aanwezige publiek. Je verkoopt zo wellicht meer dan via de platenwinkels.
Absoluut waar. De platenwinkels
moeten allemaal sluiten en in die enkele winkels die nog bestaan vindt
je dit soort cd’s al lang niet meer. Enkel de door grote labels gepromote
platen worden er massaal te koop aangeboden en al het overige goede werk
moet je op een andere manier zien vast te krijgen. Het is allemaal zeer
frustrerend voor de jonge artiesten.
Ik heb het trouwens allemaal zelf ook ondervonden toen ik op zoek was
naar oude folkrocknummers van Sandy Denny en Steeleye Span. De enige manier
om die songs nog vast te krijgen was door ze illegaal ‘online’ te downloaden.
Met ‘The Bandoleros’
(Eddie Seville op drums / Norman Del Tufo op percussie / Karl Allweier
op bas / broer Andrew Carillo op gitaren) heb je wel een unieke groep
van topmuzikanten rondom je verzameld. Zijn het professionele muzikanten
of hebben ze ook nog een andere job?
Alleen mijn broer is geen vast lid van de groep. Hij speelt in de begeleidingsgroep
van Joan Osborne en als zij op tournee gaat moet hij daarbij aanwezig
zijn. De andere jongens zijn full-time met ‘The Bandoleros’ onderweg.
Treden jullie vaak
op gedurende een jaar?
Nog niet zo veel als we zouden willen. Tussen de optredens door schrijf
ik ook nog heel wat muziek voor films. Zo verscheen onlangs de soundtrack
voor de film “Company Retreat” van Campbell Scott. En ik schrijf ook nog
muziek voor “True Blood”, een populaire tv-serie over jonge vampiers in
Louisiana. Daarnaast zal ik binnenkort opnieuw in Europa zijn om de cd
met George Kooymans te promoten via enkele optredens. Onze drummer Eddie
speelt ook nog in een eigen band waar hij de songs schrijft en Karl geeft
ook les in basgitaar spelen. Maar als we op tournee willen gaan laten
ze meteen alles vallen en staan we allemaal paraat voor de optredens van
deze groep.
Als ik naar je
cd’s luister maak ik vaak de vergelijking met de muziek van Elliott Murphy
en je hese bluesstem lijkt in de ballads op die van Willy De Ville. Toch
wordt je in de pers meestal vergeleken met John Hiatt en Bruce Springsteen.
Wat vind je daar zelf eigenlijk van?
De vergelijking met Springsteen houdt geen steek. Het is niet omdat je
een hese stem hebt dat je klinkt als Springsteen. En Elliott Murphy zou
ik zelfs niet herkennen als ik hem op straat zou overrijden met mijn wagen.
Ik weet dat hij heel goed is maar ik kan geen enkele titel van één van
zijn songs noemen. Men vergelijkt me soms ook met John Mellencamp maar
ik denk dat al die vergelijkingen er meer zijn omwille van de muziekstijl.
Al die artiesten zijn ook gekend als tekstschrijvers. Ze proberen telkens
weer een goed verhaal te brengen en dat is iets wat ik ook altijd voorop
stel. Maar voor het overige ben ik toch vooral Frank Carillo, hoor.
In je muziek hoor
ik ook dat de beïnvloeding van de oudere muziek niet weg te denken is.
Je nummers zijn wel degelijk nieuwe songs maar even zo goed klassieke
rocksongs. De elementen van de ‘classics’ zijn overduidelijk in je eigen
composities terug te horen.
Exactly. Ik zou het niet beter kunnen omschrijven. Bedankt daarvoor. Ik
ben door zoveel dingen uit het verleden beïnvloed dat het eigenlijk onmogelijk
zou zijn om nog iets totaal nieuws te brengen. Onbewust verwerk je die
zaken in je eigen composities. Ik heb geen groot ‘masterplan’ om beroemd
te worden. Ik deed dat vroeger wel eens toen ik bij een grote platenmaatschappij
zat omdat zij dat ook van je verwachtten. De eigenaar, de manager, de
advocaat, de promojongens …ze hadden allemaal wel hun mening over wat
ik zou moeten doen om beroemd te worden. Maar ik had al snel besloten
om het af te trappen en mijn eigen ding te doen. Beroemd worden is nooit
een doel voor mij geweest. Ik wil vooral mezelf blijven en me amuseren
met optreden en opnemen. Ik heb ook nooit willen inspelen op de muziektrends
van het ogenblik. Succes is vooral afhankelijk van timing: je moet er
op het juiste moment staan met iets wat op dat ogenblik aanslaat. Maar
bewust ben ik daar nooit op ingegaan. Hadden ‘The Bandoleros’ in 1995
deze cd’s uitgebracht dan hadden we nu miljoenen platen verkocht. Maar
toen we in 2004 onze eerste cd uitbrachten hadden de platenmaatschappijen
besloten om van het Empire State Building te duiken. De verkoop van cd’s
lag plat op de buik en het ziet er naar uit dat daar nooit meer verandering
in zal komen.
Toch zien we bij
Rootstime dat de folk, country en bluesmuziek op grote belangstelling
kan blijven rekenen van een breed publiek.
En dat zal nooit veranderen. De interesse van de massa voor goede muziek
zal blijven bestaan ondanks de immense afwezigheid ervan in de radiowereld.
De echte liefhebbers zullen anderzijds altijd meer moeite moeten gaan
doen om nog met deze muziek in contact te komen of om cd’s in dit genre
te bemachtigen. De artiesten zullen ook nog vaker onderweg moeten zijn
om op te treden en daar hun cd’s te verkopen. En ik kan uit eigen ervaringen
getuigen dat dit zeer zwaar weegt op het leven van een ouder wordende
muzikant. De optredens zelf blijven enorm leuk om te doen, maar het reizen,
het vliegen, hotelkamers in en uit, wachten op luchthavens en voorafgaand
aan de shows is ontzettend vermoeiend en belastend. De meeste fans vinden
ook dat de muziek gratis ter beschikking moet staan, mede door het gemak
waarmee gekopieerd kan worden van internet. Vorig jaar speelden we voor
400 man in Duitsland en ze zongen allemaal luidkeels mee met enkele songs.
Wij wisten maar al te goed dat ze die teksten niet van gekochte cd’s hadden
geleerd.
De toekomst ligt
misschien helemaal open voor de ‘independents”?
De platenmaatschappijen liggen op sterven na dood en de reguliere platenverkoop
bestaat niet meer. Maar ook de radiostations hebben zichzelf in de problemen
gebracht doordat ze enkel nog met ‘formats’ werken. Vorig jaar was ik
in San Antonio, Texas om Augie Meyers te bezoeken en in de wagen luisterde
ik naar een lokaal radiostation. Tot mijn grote verbazing hoorde ik er
dezelfde jingles en dezelfde platen (zelfs in dezelfde volgorde gespeeld)
als op het New Yorkse radiostation. Op die manier wordt de gezonde nieuwsgierigheid
van de muziekliefhebber om wat origineels en nieuws te horen in de kiem
gedood.
Vorig jaar viel
je ook enkele keren in de prijzen. Je kreeg een ‘Lifetime Achievement
Award’ van de ‘Long Island Music Hall Of Fame’, ook een nominatie als
‘2008 Roots Rock Artist Of The Year’ van de ‘Roots Music Association of
America’ en de ‘Hollywood Music Award’ als ‘Blues Artist Of The Year 2008’.
Wat vind je zelf van al die erkenning en appreciatie?
Zeggen dat ik daardoor verrast was zou een ‘understatement’ zijn. Het
is natuurlijk prachtig als je dergelijke blijken van erkenning mag ontvangen.
Mijn manager kreeg toen meteen een telefoontje van Atlantic Records die
zeiden dat ze mijn twee oude platen uit de seventies opnieuw wereldwijd
zouden uitbrengen. De gieren zwerven rond het aas en proberen mee te profiteren
van het feit dat mijn werk van de voorbije 40 jaar geapprecieerd werd
via die awards en mij wat meer in de belangstelling plaatste. Zij pikken
er graag hun graantje van mee en het zal voor mij helemaal niets opbrengen.
Hallucinant, toch.
De nieuwe plaat
is dus al klaar en wij moeten wachten tot maart 2010 om ze te kunnen kopen.
Is Europa zoveel belangrijker voor jou dan Amerika?
Absoluut. In Amerika kan je maar even in de belangstelling staan. Die
maatschappij leeft veel sneller dan in Europa en men consumeert er alles
in sneltreinvaart. In Amerika moet je als artiest ook jong zijn, terwijl
men in Europa net veel respect en waardering opbrengt voor artiesten met
meerdere jaren ervaring in het vak. Hier geven de mensen ook meer om de
muziek en de teksten. Hier worden ook subsidies gegeven aan clubs die
muziek als kunstvorm op de agenda plaatsen. In Amerika is dat totaal onbestaand.
Zonder kunst is er echter geen beschaving. Amerika is ook zo groot waardoor
het bijna onmogelijk is om door te breken zonder de support van een groot
label dat instaat voor de promotie en distributie.
Staan er op de
nieuwe plaat alleen eigen composities? Je neemt tot dusver geen covers
op in je platenrepertoire.
Er staan alleen eigen nummers op. Er is wel een oude song bij, maar dan
één die ik zelf vele jaren geleden in 1971 heb geschreven voor Johnny
Hallyday. Het nummer heet “La Solitude” en ik heb het voor deze nieuwe
cd vertaald naar “Whiskey Lady”. Johnny, ik heb daarvoor nog altijd wat
royalties van je tegoed, mocht je dit horen.
Frank, van harte bedankt
voor je openheid tijdens dit interview en we wensen je een geweldige show
toe.
(valsam)
|