Ray,
namens Rootstime heten we je hartelijk welkom in België. Is het de eerste
maal dat je in ons land speelt?
Ja, inderdaad, ik heb België nooit aangedaan, hoewel ik dikwijls kort
in de buurt zat. In 1982 woonde ik zelfs een tijd in Parijs.
Je bent van geboorte
Canadees, maar groeide op in Amerika. Was je nog jong toen je met je ouders
verhuisde?
Ik was twaalf jaar toen mijn familie verhuisde, maar speelde toen nog
geen muziek. Ik werd pas door de muziekmicrobe gebeten in Boston. In het
begin was dat passief en luisterde ik veel naar de lokale radiostations,
maar ik hoorde daar zo een mix van verschillende stijlen dat ik zelf iets
wou doen. Ik leerde gitaar en piano spelen en begon rond te trekken met
mijn songs. Pas later, toen ik al twintig was leerde ik mondharmonica
spelen.
Ik las ergens dat
je over een pilootlicentie beschikt. Een andere passie of is dit verleden
tijd?
In de jaren negentig vloog ik beroepsmatig als bospiloot in Canada, maar
dit was een zeer gevaarlijke job. De vluchten gebeurden altijd op zeer
lage hoogte met eenmotorige toestellen die zwaar beladen waren en toen
ik op een keer bijna verongelukte besloot ik ermee te kappen. Ik voel
me veel veiliger op mijn stoel achter mijn gitaar.
Als ik je een bijnaam
zou geven zou ik “The Wanderer” kiezen (kijkt verbaasd). Je kan je leven
toch redelijk nomadisch noemen. Je woonde in New Orleans, Colorado, Arkansas,
Alaska, Boston, Seattle, Paris, France, Montreal en Austin Texas. Ben
je zo een rusteloos type?
(Lacht) Wel, ik zou het zelf niet weten waarom ik zo een nomadisch bestaan
had. Was het een zoektocht naar iets, vluchtgedrag of nieuwsgierigheid,
ik begrijp het ook niet. Wat ik wel weet is dat ik zoveel mogelijk dingen
wil meemaken en zien in dit leven en dat ik graag als eens van omgeving
verander op ontdekking naar iets nieuws. Die kansen krijg ik gelukkig
en voor een groot deel dank zij het beroep dat ik uitoefen. Ik heb heel
veel gezien in mijn leven door van stad naar stad te trekken. Ergens moet
je wel een “Loner” zijn en jezelf goed voelen op je eentje, anders begin
je daar niet aan. Nu dat ik een dagje ouder wordt overweeg ik wel om me
ergens te settelen. Ik woon momenteel in Austin en denk wel dat ik daar
zal blijven om van daaruit te toeren.
Elke stad heeft
zijn specifieke karaktertrekken. Welke stad heeft de diepste indruk op
je gemaakt?
Zonder twijfel is dat New Orleans. Deze stad is een fantastische plaats
met een met niets te vergelijken sfeer die me veel leerde over het leven,
over muziek en hoe de zaken rustiger aan te pakken. Hier toonden ze me
welke noten ik moest spelen en nog belangrijker, welke ik moest weglaten
en wanneer ik ze moest spelen. In New Orleans spelen ze de noten aan de
achterkant van de beat. Je kan iedere noot perfect spelen op de voorbestemde
plaats, maar vergelijk het met de ronding van een speldenkop: je kan er
overal op spelen en toch op de kop blijven. Het is wel een heel subtiele
zaak om zo te spelen. Het is juist of je iets te laat bent, maar toch
niet.
Je weet je ook
te omringen met uitmuntende percussionisten zoals Geoff Arsenault en Rick
Richards, die doordrongen zijn van hetzelfde gevoel.
Ik speel zelf een percussieve gitaarstijl en ik heb de juiste mensen gevonden
die dezelfde ritmes die ik aanvoel kunnen uitvoeren, wat natuurlijk fantastisch
is.
Je trad op of opende
voor verschillende blueslegendes zoals BB King, JJ Cale, Robert Cray en
Muddy Waters. Wie van hen maakte de grootste indruk op je?
Elkeen van die mensen laat wel een bepaalde indruk na of beïnvloed je
op één of andere manier, maar ik denk dat de show met Muddy Waters en
het gesprek dat ik met hem voerde wel tot mijn mooiste herinnering ooit
behoord.
Hadden deze grootheden
een weerslag op je huidige gitaarspeelstijl?
Mijn gitaarstijl is eigenlijk een samenraapsel van zoveel plaatsen en
evenveel mensen die ik ontmoette op mijn zwerftochten van stad naar stad.
Ik ga zeker niet iemands stijl kopiëren, maar iedereen wordt beïnvloed
op die manier, anders moet je je oren dichtstoppen. Ik leerde veel van
John Hurt en Lightning Hopkins. Tot mijn dertigste speelde ik gitaar met
een plectrum, maar toen besefte ik hoeveel meer je kan doen met je duim
en je wijsvinger. Je kan er zo een vol geluid mee creëren alsof er een
ganse band aan het spelen is. Ik word dan basspeler, leadgitaar, mondharmonica
en zanger tegelijkertijd en je kan met die speelstijl heel mooie accenten
leggen.
Iedereen beschrijft
je als een bluesmuzikant, maar is blues niet meer een manier van performen
dan van specifieke stijl?
Natuurlijk. Ik ben degene niet die me onder de categorie blues rangschikt,
dat doen andere mensen. In mijn muziek kun je zoveel muziekstijlen terugvinden.
Eigenlijk is mijn muziek heel simpel. Neem de akkoorden van gitaarboek
nummer één, bladzijde één en je bent er. Mijn muziek is geïmpregneerd
door de blues en roots en klinkt swampy en bluesy, maar is zeker geen
traditionele blues. Kijk, ik ben maar een songwriter die probeert zijn
ding te doen in deze gekke wereld.
Op je nieuwe cd
“Goin’ By Feel” haal je Gurf Morlix erbij als coproducer. Hoe leerde je
Gurf kennen, die Rootstime trouwens hier op dezelfde locatie interviewde?
Ik ontmoette Gurf op een folkfestival in Canada. Iemand had hem mijn vorige
album “Roll It Down” gegeven en hij kwam me ermee gelukwensen. We werden
heel goede vrienden, speelden samen muziek en gingen uit vissen.
Veel artiesten
houden trouwens van vissen. Tony Joe White vertelde ons in een interview
dat hij drie huizen heeft, elk gelegen aan een rivier, zodat hij kan gaan
vissen. Tony is een heel vriendelijke man trouwens.
Tony is één van mijn allergrootste favorieten, maar dat hij ook een visser
is wist ik niet. Ik heb hem nooit ontmoet, maar Ray Willy Hubbard vertelde
me dat hij zo een lieve man is. Het doet me plezier daarvan bevestiging
te krijgen.
Je won in 1999
een Juno Award met je album “Gust Of Wind”. Vandaag geniet je steun van
het Canadese “Council Of Arts”. Dat is een hele eer die je te beurt valt.
Die Juno Award was inderdaad een hele eer, maar al de Canadese artiesten
krijgen steun van die “Council Of Arts”. Dat is een heel goede zaak en
ik ben hen daar heel dankbaar voor. In de States bestaat zoiets niet.
“Goin’ By Feel”
is een ware smeltkroes van muziekstijlen. Het is het beste bewijs hoe
dicht je verschillende stijlen bij elkaar kan brengen. Vind je het interessanter
je muzikale horizonten te verbreden?
Ik probeer mijn eigen stijl aan de man te brengen en mijn eigen sound
ter creëren. Ik ben het beu me te verzetten tegen de mensen die me onder
de noemer blues categoriseren. Als je een grote naam bent in de muziekwereld
zoals een Ry Cooder of Eric Clapton, vraagt niemand achter hun stijl.
Die worden gewaardeerd voor de muziek waar ze zelf voor staan. Blues maakt
ook een groot deel uit van hun achtergrond, maar niemand haalt het ook
maar in zijn hoofd om zulke namen onder die noemer te plaatsen. Dat recht
heb ik ook.
Je bent een uitzonderlijke
verhalenverteller in je songs. Zijn deze verhalen gebaseerd op feiten
die jezelf beleefde?
Dat is mijn geheim. Dat mag de luisteraar zelf uitmaken of zelf fantaseren.
Er zit waarheid en fictie in elk lied. Je hebt soms fictie nodig om de
dingen te laten rijmen, maar de kern van het verhaal is meestal gebaseerd
op een waar gebeurd feit.
Er zitten een hoop
drama en trieste verhalen in je nieuwe cd : “Crow John, What Kathy Did,
Sabine River, Cemetery Road, Carry The Fallen…”
Weet je, hoe meer ik evolueer als schrijver, hoe meer ik gefascineerd
geraak door de duistere kant van de mens. “Cemetery Road” is een verhaal
over de verhouding tussen kinderen en hun ouders en “Carry The Fallen”
kan handelen over om het even welke oorlog. “Crow John” kan op iedereen
van toepassing zijn en “What Kathy Did” is zoals een detective die een
geheim moet bewaren, maar zijn verhaal aan iemand betrouwbaar kwijt wil.
Ik weet zelf niet wat Kathy heeft gedaan.
Je hebt die nuance
van geheimzinnigheid mooi ondersteunt door je donkere, fluisterende zang
en een bezwerende, zwaar klinkende gitaar.
Ja, ik heb speciaal dikke bassnaren van 0,62 gemonteerd om zo’n zware
sound te krijgen en die geven de juiste toon.
Het meest ontroerende
lied van de nieuwe plaat vind ik “Cemetery Road” en geeft me qua sound
een echte Daniel Lanois feel.
Ik schreef dat lied in één ruk op een hotelkamer. Het was een ingeving
van het moment. Dat gebeurt dikwijls dat je plots een idee krijgt dat
je dan onmiddellijk moet uitwerken of anders is het voorgoed verdwenen.
Ik had vroeger altijd een minirecorder bij met kleinen cassettes, maar
dat was hopeloos. Ik heb er misschien wel vijftig liggen die ik nog nooit
heb beluisterd. Het kwam er gewoon niet van. Ik had me voorgenomen om
er eindelijk werk van te maken, maar veel cassettes zijn zo versleten
dat ze breken. Nu zorg ik dat ik steeds pen en papier op zak heb en dat
werkt. Die geschreven flarden tekst neem ik wel door. Nu dat er digitale
recorders bestaan overweeg ik wel weer over te stappen naar opnameapparatuur.
Die zijn veel betrouwbaarder. Ik heb ook altijd een digitaal opnametoestelletje
voor mijn akoestische gitaar bij, want wij artiesten brengen zoveel tijd
door met wachten dat het zonde zou zijn om de ideeën die je dan door het
hoofd vliegen niet te registreren.
“My Daddy Is French,
My Mother Creole”, bestaat er een betere beschrijving over New Orleans?
Hoe herstelt New Orleans van Katrina?
Wel, de laagste gedeeltes van de stad zijn totaal verwoest en zullen niet
meer gerestaureerd of bewoond worden, maar al de gaten in de dijken zijn
nu gedicht en er wordt zeer hard gewerkt om alles weer in de oorspronkelijke
staat te herstellen. Ik heb vrienden die gevlucht waren en nu opnieuw
in hun wederopgebouwd huis wonen, maar iedereen blijft toch waakzaam.
Als je zoiets meemaakt ben je er natuurlijk niet gerust meer in. In mijn
song “The Big Easy” laat ik de stad New Orleans voor zichzelf spreken.
“So Long Blues”
heeft die warme reggaefeel. Wat is jou geheim je eigen blues te bestrijden?
Ik probeer steeds mezelf eraan te herinneren dat ik op één dag dood zal
zijn en dat dit alles hier een einde zal krijgen. Ondanks dat het leven
nooit perfect is zal ik steeds blijven proberen te genieten en er het
beste van te maken. Ik ben zo gelukkig achter mijn gitaar of als ik lekker
kan vliegvissen. Het leven is een echte kortfilm hoor, geniet van elk
moment. Ik en u praten nu met elkaar, maar eigenlijk is dat al verleden
tijd. Het is alleen nu dat telt. Onlangs stierf er een vriend muzikant
van mij in Austin. Hij was pas zestig. Zulke gebeurtenissen doen je nadenken
en dan zeg je bij jezelf, tja, als hij kan sterven, wanneer is het mijn
beurt. Niemand is hier veilig.
“Shy Star” is één
van mijn favoriete nummers op de plaat, met die prachtige akoestische,
atmosferische feel.
Nochtans had ik een heel andere versie van dit nummer op de plaat voorzien,
met Gurf Morlix op bas en Rick Richards achter de drums, maar Producer
Rob Heaney wilde er iets heel anders mee doen, iets veel subtieler met
een dikke akoestische gitaar, zoals je het nu op de plaat hoort. Ik heb
toen ingebonden, maar als ik het nu hoor moet ik hem gelijk geven.
Gaat het nummer
echt over de gemiste kansen van mensen door het niet durven naar buiten
treden met hun talenten?
Ja, ik vind dat zulk een zonde van al die gemiste kansen. Mijn zus bijvoorbeeld
is zeer verlegen en terughoudend. Schuwheid heeft twee nefaste zijden:
eerstens mis je er zelf een hoop kansen door en ten tweede is het zeer
moeilijk voor de mensen in je omgeving omdat je eigenlijk diep in je binnenste
bang bent. In angst leven is het verschrikkelijkste wat er bestaat, want
je durft op de duur niets meer en kwetst er mensen door.
Ray, je hebt al
veel bereikt in je leven, maar wat wens je jezelf nog toe?
Niet veel eigenlijk. Ik ben al tevreden als ik muziek kan blijven spelen
tot aan mijn dood en niet verplicht moet stoppen om gezondheidsredenen.
Desnoods wil ik op het podium sterven.
Dat is de juiste instelling
van een muzikant in hart en nieren. Ray, mag ik je bedanken dat je ondanks
je zeer drukke tourschema je toch nog de moeite getroost om dit gesprek
met Rootstime te voeren. We kijken al uit naar je show vanavond en wensen
je het allerbeste.
Blowfish
Meer
foto's: Blowfish
|