TED RUSSELL KAMP - BLUE HIGHWAYS UTRECHT 21 APRIL 2007
Ted Russell Kamp werd geboren in New York en woont nu in Los Angeles. Hij is een begenadigd singer-songwriter en producer maar is voornamelijk bekend als bassist bij Shooter Jennings, de zoon van Waylon Jennings in diens rockband The 357’s. Voordien speelde hij in een groepje genaamd Ponticello. Toch heeft Ted zelf reeds 4 meer dan verdienstelijke solo-albums uitgebracht, waarvan het eerste uit 1996 een instrumentale jazz-album was, gevolgd door 3 CD’s met Americana, countryrock en rootsmuziek : NorthSouth (2005), Nashville Fine Line (2006) en Divisadero (begin 2007). Hij is een echte multi-instrumentalist en heeft zowat alle geluiden op de nieuwe CD voor zijn rekening genomen. Tijdens Blue Highways in Utrecht speelde hij samen met Shooter Jennings, maar wij wisten het zo te regelen dat de sympathieke Amerikaan zo maar 3 leden van de Rootstime-redactie op zijn hotelkamer uitnodigde voor een gezellige en zeer spontane babbel, hierna officieel interview geheten.
Ted, je bent voor velen nog een nobele onbekende. Kan je je muziek zelf even kort voorstellen?
Ik breng vooral Americana en countryrock met invloeden van honky tonk, funk, blue eyed soul en seventies LA-muziek in de stijl van Jackson Browne en Linda Ronstadt.
Ik werk heel veel samen met Shooter Jennings en ben nu met hem voor het eerst op tournee doorheen Europa. Hij heeft een song van mij op zijn eerste CD staan en hij brengt een duet met mij op de nieuwste CD “Divisadero” die het overigens uitstekend doet in de Americana-hitlijsten in de States.
Hoe heb je dat album eigenlijk gemaakt? Werd het geschreven op tournee?
Meestal had ik wel een ruwe schets van de songs die ik wilde maken in gedachten. Ik schreef ze meestal ergens op tournee, op hotelkamers en in de bus en bewerkte ze tot een demo op de draagbare PC of op taperecorder. De overdubs werden nadien toegevoegd. Meestal schrijf ik de songs echt neer op papier. Ik heb vaak wel een muzieklijn in gedachten waar ik dan later de teksten bij schrijf zoals ik ze graag hebben wil.
Ik zag op je website dat de pers zeer lovend is over je nieuwe album “Divisadero”. Wat is je eigen mening over de plaat? Is het je beste CD of denk je dat je nog beter kunt in de toekomst?
Ik denk zeker dat ik nog beter kan. Dat is één van de voordelen van ouder worden en meer ervaring krijgen. Hopelijk zal elke volgende CD beter worden dan de vorige. Ik heb nu 3 soloalbums uit en ik hou van alledrie. Het eerste album was mijn eerste kennismaking met songs schrijven en opnemen. De twee volgende zijn onderweg gemaakt tijdens de tournee met Shooter. Ik had 30 nummers klaar en heb er 22 geselecteerd om ze netjes over de 2 laatste CD’s te verdelen.
Je vertelde dat je vroeger in een band Ponticello speelde. Wat voor muziek was dat?
Het was allemaal wat meer eclectisch, een soort van gypsy jazz. Dan deden we weer een rocknummer en daarna wat countryrock en dan weer underground. We hebben veel geleerd maar het was allemaal een beetje te veel verschillende stijlen. We hadden onze vaste stijl nog niet gevonden. We hadden wel een zeer goede muzikant die elektrische mandoline en elektrische viool speelde. Ik zong en speelde basgitaar en dan hadden we nog een goede drummer.
In the 357’s ben je bassist. Zij hebben normaal gezien de reputatie van de stille man in de groep te zijn, de observator. Ben jij dat ook?
Toch wel, we hebben allemaal veel ervaring opgedaan en je zal zien dat we allemaal onze rol spelen als we straks optreden met Shooter. Leroy, onze gitarist was reeds eerder in mijn groep en via via zijn we uiteindelijk beiden bij Shooter Jennings beland.
Ga je in de set van vanavond ook eigen nummers kunnen brengen?
Neen, als we met Shooter spelen komt enkel zijn muziek aan bod. We spelen wel “Steady At the Wheel” uit Shooter Jennings’ album “Put the O back in Country” waarmee we gedurende een maand nummer 1 stonden in de country charts in Texas. Dat is een nummer dat ik voor hem geschreven heb.
Op “Divisadero” breng je 2 duetten, ééntje met Jessi Colter en één met Shooter Jennings, haar zoon, want zij was de vrouw van Waylon Jennings. Hoe was die ervaring en hoe ben je eigenlijk in contact gekomen met de familie Jennings? Kende je bijvoorbeeld ook Waylon Jennings die in 2002 stierf?
Neen, ik heb Shooter pas 2 jaar na het overlijden van Waylon leren kennen. Ik wist eerder wel wie hij was want de Americana-scene in Los Angeles is niet zo groot.
Iedereen heeft er wel eens met iedereen gespeeld of in iemands voorprogramma.
Shooter was niet zo blij met zijn toenmalige bassist en Leroy had hem gezegd dat hij eens naar mij moest komen kijken. Hij heeft me direct aangenomen als nieuwe bassist van the 357’s. Jessi Colter heb ik via Shooter leren kennen. Zij kwam soms wel eens naar zijn shows kijken. Ze woont in Phoenix en toen we daar optraden heb ik haar voor het eerst ontmoet. Ik heb eigenlijk eerst bas op haar elpee gespeeld toen ze die 3 jaar geleden opnam. Toen ik mijn album opnam dacht ik meteen aan haar voor dat nummer “Looking For Someone”.
Je hebt ook Gina Villalobos weten te overhalen om background vocals op je CD te zingen. Hoe heb je haar leren kennen?
We zijn al lang vrienden maar ik wilde van mijn platen een soort documentaire maken over wat mij in het voorbije jaar is overkomen, met wie ik optrek, wie mijn vrienden zijn en welke muziek me heeft geraakt in het voorbije jaar. Gina en ikzelf praten heel vaak met elkaar via onze GSM’s als we tournee zijn.
De volgende CD zal dus weer helemaal anders zijn?
Ja, er zijn weer plannen klaar voor de volgende plaat. Mark Stewart van “The Bastard Sons of Johnny Cash” is een goede vriend geworden. We hebben heel wat samen opgetreden en er zijn enkele andere nieuwe muzikanten die met me wilden samenwerken. Het wordt dus zeker weer een goede plaat.
In de pers wordt je vaak vergeleken met Nick, Lowe, John Hiatt, Steve Earl en Gram Parsons. Je kon véél slechter af zijn. Maar herken je dat ook bij jezelf?
Ik heb zeker zelf verschillende invloeden gehad door de jaren heen en ik probeer om ze te combineren tot een eigen sound. Deze kerels delen met mij zeker de passie voor het songschrijven, waarvoor ik hen ook bewonder. Als iemand mijn muziek met hen vergelijkt vertelt dat mij ook welke muziek zij zelf graag horen. Sommigen zullen mij vergelijken met Nick Lowe en Dave Edmunds, die britse punkrockmuziek mixen met Amerikaanse rootsmuziek. Ze hebben ook allemaal dat fantastische gevoel voor humor. En ook dat verlangen zoals bij Jackson Browne en Gram Parsons dat sommigen bij mij zullen herkennen. Ook bij Steve Earl is er een vorm van sarcasme die in zijn songs naar boven komt. Ik ben ook niet de beste zanger ter wereld, maar ik heb altijd bewondering gehad voor de Kris Kristoffersons en Bob Dylans in de wereld die ook niet zo’n geweldige zangers zijn maar wel uitstekende storytellers en over een magische persoonlijkheid beschikken. Die magie is er ook bij Richie Havens of Joan Baez. Onlangs herontdekte ik in Parijs Edith Piaf. Als je zo’n stem hebt maakt het niet uit wat je zingt. Als je je mond opent komt het hart er vanzelf uit. Ik probeer meer specifieke en meer persoonlijke verhalen in mijn liedjes te brengen. Als het er dan een beetje fout gezongen uitkomt maar wel alsof ik het meen is het voor mij goed genoeg.
Je speelt ook een heleboel instrumenten. Hoe heb je dat geleerd. Door op je eigen te oefenen of heb je opleidingen gevolgd?
Ik begon op trompet toen ik 8 jaar was. Dan volgde basgitaar en rockmuziek. En toen meer gitaar, piano, enzovoort. Ik heb een goede jazztraining gehad en heb daar akkoorden en noten leren schrijven en lezen. Dan is accordeon, hammondorgel, bouzouki, banjo, mandoline en alle instrumenten die gitaar-gerelateerd zijn. En dan is ook het koperwerk gebleven, ik speel nog steeds trompet, sax, enzovoort.
Speel je die instrumenten dan ook allemaal zelf op je CD’s?
Meestal doe ik de basistracks. Ik ben wel geen virtuoos op al die instrumenten.
Soms hoor ik in gedachten al welk instrument of stem ik nodig heb voor die song.
Toen je Jessi Colter vroeg was ze niet bezorgd over het generatieverschil?
Nee, helemaal niet. Iedereen speelt zijn eigen muziek en als we samen spelen is het geheel veel beter. Er zijn ontzettend veel goede muzikanten, zoals je ook op dit festival kan merken. We komen elkaar regelmatig tegen en dat werkt vaak inspirerend om hard te werken aan nieuwe songs. Vorige week was ik nog in Parijs en we deden er een jamsessie in een jazzclub met lokale muzikanten. We verstonden elkaar niet maar de muziek zat wel meteen goed. De taal van musici is universeel. Ik sprak wat “slang” en toen we begonnen te spelen was het publiek meteen mee.
Divisadero betekent : “the street that used to be the border between San Francisco and ‘the country’”. Wat bedoel je daarmee.
Divisadero is de hoofdstraat in San Francisco, een stad die alsmaar groter en groter is geworden. Oorspronkelijk was het de laatste straat in de stad. Als je die straat afrijdt kom je automatisch in het ruwe landschap tussen de boerderijen terecht. Op 100 jaar tijd is de stad compleet veranderd van platteland tot wereldstad. Ikzelf ben gedurende de laatste jaren ook heel sterk veranderd. Die symboliek heb ik met de keuze van die titel voor mijn album willen aangeven.
Wat zijn je plannen op korte en langere termijn?
Vrij eenvoudig. Ik wil met Shooter blijven spelen en daarnaast mijn eigen platen blijven maken. Shooter wil zijn muziek eerlijk houden en een relatie hebben met zijn vaste muzikanten. Mijn muziek is toch wat anders. Het is heel inspirerend om te zien dat mijn muziek door steeds meer mensen wordt geapprecieerd. Heel veel mensen zoals jullie zijn geïnteresseerd in mijn muziek en dat is voor mij een hele eer. Ik ben ook heel blij om deel te kunnen uitmaken van de Jennings-familie. We moeten onze agenda’s wat meer op elkaar gaan afstellen. Ik wil ook graag terugkomen naar Europa met mijn eigen muziek.
Laat ons maar weten wanneer je opnieuw naar Europa komt. We zullen van de partij zijn.
(valsam)