THE NATIONAL - ROCK HERK 14 JULI 2007
Na de lokale talentvolle band Koan met m’n eigen zoon Jesse (“father’s pride, isn’t it”) was mijn persoonlijke top-of-the-bill The National, een collectief van 6 topmuzikanten, afkomstig uit Cincinatti, Ohio maar momenteel allemaal woonachtig te Brooklyn, New York. Daar resideren momenteel heel wat grote namen uit de muziekscene zoals Sufjan Stevens, Ryan Adams en Jesse Malin. Met de meer dan vriendelijke hulp van Jan De Mars van platenlabel Beggars Banquet (waarvoor nogmaals onze welgemeende dank) mochten wij vorige week zaterdag een exclusief interview hebben met Matt Berninger, de uiterst sympathieke zanger van The National. Hierna volgt de weergave van ons drie kwartier durende gesprek dat we met Matt hadden zowat anderhalf uur voor de groep de beste act van het hele festival op de Mainstage van Rock Herk bracht.
Matt, jullie touren al enkele weken doorheen Europa. Gisteren
waren jullie nog aan het werk op het Dour-festival, waar jullie één
van de meer dan 200 bands waren die er op 6 verschillende podia speelden. Hoe
was het?
Het was best leuk. Wij moesten om 4 uur spelen, wat toch wat vroeg is voor onze
muziek. We speelden in volle zon, terwijl onze muziek beter tot z’n recht
komt in het duister. We hadden toch ons plezier, ook al omdat we de dag konden
doorbrengen bij enkele vrienden van Clap Your Hands Say Yeah. We sprongen zelfs
even bij hen op het podium om één van hun nummers mee te zingen
en het podium even overhoop te gooien.
Iets
interessants gezien van de collega’s?
Vaak weet ik niet wie er nog speelt op dergelijke festivals. Ook hier weet ik
niet wie er nog op het podium staat. Maar gisteren heb ik wel voor het eerst
Bright Eyes gezien, die ik wel heel goed vind.
Op jullie website zeggen jullie dat het niet belangrijk is om te vermelden wie
wat speelt bij de groep.
Zeg
je dat misschien ook om de verwarring in stand te houden die er is omwille van
de 2 keer 2 broers die in de groep zitten?
Nee, hoor, hoewel dat ook wel leuk is. Wij vinden het belangrijker om het te
hebben over wat we met z’n allen samen creëren dan over wie wat speelt.
We maken de muziek ook allemaal samen, vertrekkend van een idee en dan draagt
iedereen zijn eigen steentje bij aan het geheel. Het kiemende zaadje wordt door
een groepslid aangebracht. Zo zijn op “Boxer” 60% van de songs ontstaan
vanuit een ideetje van Aaron Dessner dat hij op z’n kamer op gitaar heeft
gestart en daarna aan mij voorspeelde. De rest van de groep werkt het geheel
later uit tot een nieuwe song. Ik schrijf zelf meestal de teksten, alhoewel
er op “Boxer” drie nummers staan waarvoor mijn vriendin Gwen de
teksten heeft afgeleverd. Ze is een schrijfster en kan dat dus makkelijk doen.
Maar ze schrijft dan toch teksten waar jij achter staat en
die jij op het podium geloofwaardig kan brengen?
We brengen heel wat tijd samen door en in een periode van 6 maanden of 1 jaar
zoals voor “Boxer” ziet zij hoe ik soms gestresseerd en geobsedeerd
worstel om de juiste woorden te vinden. Dan brengt zij een idee aan waarop ik
voortborduur tot we de uiteindelijke tekst klaar hebben.
Jullie vorige CD “Alligator” was zeer succesrijk
en heeft jullie echt op het voorplan gebracht. Zelfs grote namen in de muziekscene
hebben zich zeer lovend over het album uitgelaten. Zo was er niemand minder
dan Bruce Springsteen die jullie vernoemde als een veelbelovende band voor de
toekomst. Toch vind ik de songs niet zo sterk verschillen van de vorige CD “Sad
Songs For Dirty Lovers”. Hoe verklaar je dat succes van “Alligator”?
Ja, we hebben niet echt veel veranderd. “Alligator” was een echte
hitplaat, hoewel ikzelf vind dat “Boxer” beter is. Toen “Alligator”
verscheen sloeg het echter ook niet meteen aan. Het was meer een groeiplaat.
Het was meer door de mond-aan-mond reclame dat de CD zo succesrijk werd, want
in de media was er aanvankelijk niet zo veel aandacht voor het album. Op die
manier waren we dan ook méér dan een hype van het moment. We wilden
vroeger graag nog populairder zijn maar vooreerst willen we toch vooral lang
kunnen blijven doorgaan. En we hebben nooit nummers geschreven vanuit het oogpunt
hits te schrijven voor de hitparades maar kozen voor liedjes waar we zelf van
hielden.
In heel wat besprekingen wordt je stem vergeleken met die
van andere grote zangers zoals Nick Cave, Leonard Cohen, Stuart Staples van
Tindersticks, Ian Curtis van Joy Division. Vind je dat een terechte vergelijking?
En hou je zelf van deze zangers?
Ik kan de vergelijking met Nick Cave en Leonard Cohen absoluut begrijpen. Ik
ben al geruime tijd een grote fan van beide artiesten. Mijn stem bevindt zich
van nature eerder in de lagere registers en ik heb misschien door de jaren heen
zelfs een beetje leren zingen in de stijl van beide zangers. En het blijft natuurlijk
een uiterst flaterende vergelijking met deze topzangers.
Op de laatste CD “Boxer” staan ook een paar nummers
die mij doen denken aan Arcade Fire met de opzwepende beats en met orgel, violen
en harmony vocals. Ken je die groep?
Ik heb die vergelijking nog niet eerder gehoord. Maar we kennen ze wel. We hebben
zelfs een tijdje in hun voorprogramma opgetreden toen we enkele weken terug
samen op tournee waren. Maar dat was dan wel nadat we deze CD hadden opgenomen.
Maar het is niet zo dat jullie hen bijvoorbeeld goed vinden
en dat je dan de studio intrekt en zegt dat je een gelijkaardige song wil opnemen?
Ik denk eerder dat de vergelijking met Arcade Fire gebaseerd is op het feit
dat we net als zij afwijken van de traditionele instrumenten zoals gitaar, bas
en drums. We gebruikten ook blaasinstrumenten, piano, orgels en violen. “Funeral”
was overigens een uitstekende plaat van Arcade Fire en misschien zijn we onbewust
wel wat meegezogen en geïnspireerd door het originele geluid van die plaat
toen we aan “Boxer” begonnen te werken. Maar bewust iets maken in
een stijl die we goed vinden doen we niet. Vaak weten we zelf pas hoe een song
zal klinken als hij af is omdat we blijven corrigeren tijdens de opnames tot
we allemaal vinden dat het goed zit. Het was eigenlijk pas op het allerlaatste
moment dat we wisten hoe deze plaat in elkaar moest passen. We waren zelfs wat
ongerust omdat er niet zoveel nummers bij waren in de stijl van de songs die
de mensen goed vonden op “Alligator” zoals “Abel” en
“Mr. November”. Maar we wilden toch geen compromissen sluiten om
dergelijke songs te maken, enkel en alleen om wat zekerder te kunnen zijn van
succes. Iets geforceerd proberen te doen lukt toch nooit.
Wat mij is opgevallen is dat jullie alle platen tot op heden
met zowat dezelfde groep mensen hebben gemaakt. Padma Newsome zorgt steeds voor
de orkestratie, Peter Kadis is de producer van alle CD’s. Andere artiesten
willen juist eens met andere mensen werken aan een nieuwe plaat om nieuwe invalshoeken
te exploiteren. Waarom blijven jullie zo loyaal aan dezelfde groep van medewerkers?
Misschien zullen we in de toekomst ook wel eens met een ander type producer
werken. Bij ons geven we nooit de controle over de plaat uit handen aan een
producer. Peter Kadis zien we eerder als een bijkomend lid van de groep. We
zijn allemaal nogal sterke ego’s en de producer zal bij ons nooit de plaat
aansturen of de stijl bepalen. Peter weet dat wij nogal moeilijk en eigenzinnig
zijn en hij weet daar ook perfect mee om te gaan. We kennen elkaar door en door
en Peter zal ons nooit iets tegen onze zin laten doen.
Jullie hadden Sufjan Stevens die op “Boxer” als
gastartiest meespeelt in 2 nummers “Racing Like A Pro” en “Ada”.
Hoe zijn jullie bij hem terecht gekomen? Hij is alomtegenwoordig dezer dagen.
Hebben jullie hem uitgenodigd voor de opnames?
Sufjan kende Bryce en Aaron sinds geruime tijd. Ze hebben vroeger nog samengespeeld
in zijn begeleidingsband tijdens zijn laatste grote tournee. Hij woont ook in
dezelfde buurt waar Bryce zijn appartement heeft in Brooklyn. Ze zitten regelmatig
samen en spelen samen wat muziek. Hij was in de buurt tijdens onze opnames en
op die 2 songs speelde hij vrijblijvend en ontspannen mee op piano. Op “Ada”
kan je zijn typische pianospelstijl die wij beoogden voor die song heel duidelijk
horen en ook op het einde van “Racing Like A Pro” zit er een typische
pianoriff van Sufjan. Maar we hebben niet met zijn agent zitten bellen om een
afspraakje in de studio te regelen. Het ging allemaal heel spontaan.
Opvallend aan je teksten is dat ze heel vaak herhalingen zijn van dezelfde catchy
zinnen. Waarom doe je dat?
Het heeft te maken met de manier waarop ik teksten schrijf. Ik lees veel boeken
en als ik dan een leuke zin heb gevonden houd ik die vast. Dikwijls hebben diezelfde
woorden ook verschillende betekenissen. Er is echt wel goed over nagedacht voor
ik een tekst uitkies. Soms steel ik wel eens dialogen uit films en gedraag ik
me als een ekster die links en rechts wel iets meepikt. Ik luister ook dikwijls
naar de muziek van de jongens en kijk dan waar bepaalde teksten zinvol kunnen
ingepast worden. Ik doe er dan ook langer dan 6 maanden over om de teksten voor
een album af te werken.
Op”Alligator” stonden naar mijn gevoel ook meer rocksongs. “Boxer”
heeft meer rustigere songs en ook een veel rijkere instrumentatie door de toevoeging
van blaasinstrumenten, violen, orgel en piano.
Gebeurde
dat bewust of eerder toevallig?
Alligator had ook wel rustigere nummers, maar er waren wel meer opzwepende popsongs.
Voor “Boxer” zijn we meer gaan werken met hypnotiserende, mediterende
muziek. Er zit meer cohesie in. De liedjes zijn geen recht-in-het-gezicht-songs
maar eerder subtiel opgebouwde nummers rond ritmes, figuren en feiten. Ze zijn
wat mysterieuzer van opbouw.
Volgen jullie op wat er in de persrecensies geschreven wordt
over een nieuwe CD? En kan het jullie wat schelen wat de zogeheten experten
ervan vinden?
We nemen meestal een “temperature-check” van wat er in de pers komt
over het album. En natuurlijk kan het ons wat schelen. Je wilt altijd dat de
kritieken positief zijn. Maar je weet het nooit op voorhand. Je bent zo geconcentreerd
met het maken van de CD bezig geweest en je vind het zelf wel goed. Maar toch
is het steeds weer alsof je je kind voor het eerst naar school stuurt. Je bent
altijd heel nieuwsgierig naar het eerste rapport. Tot op heden zijn we altijd
heel goed beoordeeld geworden door de media.
Is het dan ook geen uitdaging om het bij een volgend album
nog beter te moeten doen?
Neen. “Alligator” kreeg ook heel goede recensies. Maar als we aan
een nieuwe CD werken willen we altijd opnieuw op zoek gaan naar de magie in
de nummers en willen we dingen maken die we zelf goed vinden. Dat kan je dan
best doen zonder wakker te liggen van wat één of ander magazine
over de nieuwe CD zou kunnen zeggen. Bovendien worden in de recensies ook maar
de persoonlijke mening van één persoon weergegeven. We zullen
nooit proberen om songs te schrijven waarvan we zeker weten dat het publiek
ze goed zullen vinden. Vele groepen hebben dat gedaan maar falen vroeg of laat.
Ze scoren één hit en borduren steeds maar verder op dezelfde stijl.
Dat is een korte termijnstrategie en dat is vaak overduidelijk te horen in de
nummers.
Volg je de huidige muziekscene? Zijn er nieuwe bands waar
we volgens jou rekening mee moeten gaan houden in de nabije toekomst?
Wij luisteren de laatste tijd veel naar een Amerikaanse groep met de naam “Grizzly
Bear” en zelf ben ik vrij lang een grote fan van “Spoon” die
net een hele goede nieuwe CD uitgebracht hebben. Ik probeer echter niet teveel
over andere groepen te praten. Ik heb ook niet genoeg tijd om veel naar andere
muziek te luisteren omdat we zoveel onderweg zijn met de tournees.
Begin mei begonnen jullie aan een Europese tournee. Morgen
sluiten jullie deze af met een optreden op het Latitude-festival in Southwold,
Suffolk, Engeland. Daarna volgt een verdiende onderbreking van 3 weken en daarna
beginnen jullie aan een Amerikaanse en Canadese tournee van 6 weken. In november
en december volgt dan opnieuw een tournee doorheen Europa, waarbij we jullie
op 12 november graag terug verwelkomen in België voor een optreden in de
Ancienne Belgique. Hoe slagen jullie erin om die shows steeds weer levendig
en enthousiast te maken. Waar halen jullie de motivatie om steeds weer opnieuw
en opnieuw jullie geweldige show op het podium te brengen?
We hebben nooit veel moeite gehad om energie en emotie in onze shows te steken.
We voelen ons nooit helemaal gerust voor we op het podium komen. Het is nog
steeds beangstigend om eraan te beginnen voor een nieuwe groep van mensen die
vreemden zijn voor ons en waarvan we de reacties nooit op voorhand in kunnen
schatten. Dat is steeds opnieuw motiverend en geeft ons de nodige energie. Het
is ons echter niet alleen om de feedback van het publiek te doen. We willen
ons zelf ook steeds opnieuw uitfreaken, ook in onze hoofden, we zijn allemaal
nogal chaotisch. We drinken ons ook vaak moed in voor de shows, dat helpt altijd.
Werken jullie ondertussen al aan iets nieuws?
Neen, dat is te ingewikkeld als je zo lang onderweg bent en zo’n gehaast
leventje leidt op tournee. Alle dagen lijken nogal op elkaar en je doet in een
tourbus, een bar, een hotelkamer of in een keet zoals deze ook geen nieuwe ervaringen
op waaruit je inspiratie voor songs zou kunnen halen. We schrijven ook nooit
nummers terwijl we op tournee zijn. We moeten altijd eerst onze hoofden kunnen
leegmaken en relaxed zijn om creatief aan nieuwe songs te kunnen werken. Voor
we aan “Boxer” begonnen hebben we een hele tijd niets gedaan en
ik ben ook nog een tijdje terug aan het werk gegaan als freelance designer in
New York om de gedachten even te verzetten, weg van de muziek. Je praat over
heel andere dingen dan muziek en je verdiept je ook opnieuw in je relaties en
doet nieuwe ervaringen op die aan de basis van nieuwe songteksten kunnen liggen.
Ik zie vaak bij gevestigde namen die enkel professioneel met muziek bezig zijn
dat hun songs en hun teksten steeds verder van de werkelijkheid van elke dag
verwijderd zijn omdat ze de binding met het dagelijkse leven niet meer zelf
ervaren in de irreële wereld waarin ze leven. Ik wil over de echte relaties,
de liefde en het leven blijven schrijven.
Probeer je bewust van politieke thema’s af te blijven? Sommige artiesten
willen absoluut hun mening over de politiek verkondigen in hun nummers.
Ik probeer politiek zoveel mogelijk te vermijden, maar soms kan je er echt niet
om heen. Ik probeer geen politieke nummers te schrijven maar af en toe zit er
wel een politieke trekje in de teksten. Voor dit album hebben we bewust afstand
genomen van de oorlog, van Bush, enz. Dat is zo verschrikkelijk dat je eraan
probeert te ontsnappen. Iedereen ziet toch wat voor een rotzooi onze huidige
regering in Amerika ervan gemaakt heeft en dat de wereld er alleen maar slechter
is van geworden. Ik denk dat onze luisteraars en fans dezelfde mening zijn toegedaan.
Bovendien voel ik me ook niet geroepen om me de rol van “Het Grote Geweten”
toe te eigenen. In The National zijn we allemaal heel liberaal, er zijn geen
republikeinen in onze groep.
We gaan je nu rustig naar de show van vanavond laten toeleven,
Matt. Van harte bedankt voor deze fijne babbel en als echte Nationalists zien
we hoopvol uit naar een fantastisch optreden vanavond op Rock Herk. We zullen
er ook bij zijn op 12 November in de AB in Brussel.
(valsam)
The National :
Vocals : Matt Berninger
Guitar : Aaron Dessner
Guitar : Bryce Dessner
Drums : Bryan Devendorf
Bass : Scott Devendorf
Organ/Violin : Padma Newsome
Discografie :
- The National (2001)
- Sad Songs For Dirty Lovers (2002)
- Cherry Tree (2004) - EP
- Alligator (2005)
- Boxer (2007) – recensie :
zie CD-reviews juli 2007
Websites :
www.americanmary.com
www.myspace.com/thenational