ROOTSTIME cd reviews

ARCHIEF - JANUARI 2006 - FEBRUARI 2006 - MAART 2006 - APRIL 2006 - MEI 2006

JUNI 2006 - JULI 2006 - AUGUSTUS 2006 - SEPTEMBER 2006 - OKTOBER 2006



 

PHANTOM BLUES BAND
OUT OF THE SHADOWS
Website: www.phantombluesband.com
Email: phantombluesband@phantombluesband.com
Label: Delta Groove
www.deltagrooveproductions.com
Rounder Europe
www.continental.nl
Distr.: Munich Records
www.munichrecords.com

The Phantom Blues Band is een soort bluesband waarvan hun meeste invloeden te vinden zijn bij maar één legende nl. Taj Mahal, want deze band heeft reeds tweemaal een Grammy Award gewonnen als 'Best Contemporary Blues Album' ("Senor Blues" in 1997 en "Shoutin’ In Key" in 2001) en in 2001 de W.C. Handy Award als 'Band Of The Year' en die allemaal met Taj Mahal, die hier op hun debuutalbum maar even te horen is op harmonica in het krachtige Sam & Dave-stijl gebrachte "I Only Have Love". Wat hier aan vooraf ging, zijn vele optredens op grote festivals in Europe, Japan en Australia als de backingsproep van Mahal. The Phantom Blues Band released hun eerste cd "Limited Edition" in 2003 en nu drie jaar later kunnen liefhebbers van onvervalste R & B hun oor best eens te luisteren leggen bij "Out Of The Shadows", het nieuwe debuut bij Delta Grove Records. The Phantom Blues Band bestaan voornamelijk uit succesvolle sessie muzikanten, producers, componisten, arrangeurs, ... allemaal leden die stuk voor stuk hun sporen ruimschoots verdiend hebben. Buiten keyboardist/vocalist Mike Finnigan (Jimi Hendrix, Stills and Nash, Dave Mason, Etta James, Dr. John, Carlos Santana) bestaat de band uit gitarist/vocalist Johnny Lee Schell (Bonnie Raitt, Taj Mahal, Ron Wood, John Fogerty), gitarist Denny Freemen (The Cobras, Angela Strehli, Jimmy Vaughan, Bob Dylan), bassist Larry Fulcher (Smokey Robinson, The Crusaders), drummer Tony Braunagel (Eric Burdon, Rickie Lee Jones, Bette Midler, Bonnie Raitt) en onze vrienden van de The Texacali Horns, saxophonist Joe Sublett (The Cobras, The Rolling Stones, Bonnie Raitt, Little Feat, B.B. King) en Darrell Leonard (Delaney and Bonnie, Dr. John, Little Feat, Glen Frey, Henry Mancini, The Rolling Stones, Solomon Burke). Iedere muzikant brengt in de band zijn soulvolle sound die hij door de jaren heeft weten te vergaren, gaande van Memphis Soul tot New Orleans Funk, van blues naar swing, en veel meer zelfs. Op het nieuwe album spelen ze hoofdzakelijk covers van artiesten als The Meters, Syl Johnson, Chuck Berry, Hank Ballard, Little Willie John, Don & Dewey, Lowell Fulson en Bobby "Blue" Bland, maar dan zo gebracht dat de meest swingende rhythm & blues echt hun handelsmerk is, de muziek die The Phantom Blues Band zo groot maakt. De band weet duidelijk de bluessound van de jaren '50-'60 terug te doen herleven en weet daardoor een zekere meerwaarde aan deze plaat te geven, mede ook door de aanwezigheid van drie vocalisten die afwisselend de nodige impulsen geven. De openende “Do the Dirt”, is een funky dance nummer dat dadelijk laat denken aan Memphis welbekende Rufus Thomas en aan New Orleans bluesman Walter “Wolfman” Washington, waarmee de toon van dit album meteen goed is ingezet. The Phantom Blues Band maakt muziek die kan worden omschreven als een energieke en meedogenloze mix van blues, funk, soul, R & B, gospel en jazz . Vijftien songs worden met passie gespeeld en met emotie gezongen met als uitschieters: de zeer soulvolle Little Willie John hit "Let Them Talk", het B.B.-getinte "Part Time Love", de Jesse Winchester's gospelsong "I'm Looking For A Miracle" en "Book Of Rules", een reggae hit uit de jaren '70 van de Jamaicaanse groep the Heptones. Goede stemgeluiden, baggervette blazers en een band die pompeus en superstrak speelt dit is The Phantom Blues Band. Het smaakvolle gitaarwerk van Denny Freeman zoals in het soulvolle Little Johnny Taylor's "Part-Time Love" en de uitmuntende blazerssectie schakelen moeiteloos van uitbundig naar ingetogen zoals de saxophone van Joe Sublett een King Curtis sound voortbrengt in "My Aching Back", en door het samenspel in dit nummer met Finnigan en Freeman zou Albert King zeker om genade roepen. "Out Of The Shadows" bevat soulvolle covers en laat horen dat deze band het nog altijd niet verleerd is. The Phantom Blues Band had er natuurlijk wereldberoemd mee moeten worden, maar recht bestaat niet in de muziekwereld. Ons respect en waardering verdient deze band zonder meer. Warm aanbevolen!


BONNIE RAITT
BONNIE RAITT AND FRIENDS
'Decades Rock Live'
Website : www.bonnieraitt.com
Label : Capitol Records
www.capitolrecords.com
Distr.: EMI
www.emigroup.com

Bonnie Raitt is een getalenteerd vertolkster van rhythm & bluesnummers en begenadigd songwriter voorzien van een expressief, soulvol stemgeluid. Bovendien wordt roodharige Bonnie beschouwd als een van de meest virtuoze gitaarmadammen op deze planeet. Haar carrière spant reeds meer dan dertig jaar en zeventien albums de kroon, met ondertussen negen Grammy Awards en een plaatsje in de Rock & Roll Hall of Fame op haar palmares. Het duet met John Lee Hooker ("I'm in the Mood") en nummers als "Have a Heart" en "Something to Talk About" behoren tot het collectieve rockgeheugen. Raitt maakte in de jaren ’70 een aantal onovertroffen platen, waarop ze werd bijgestaan door leden van Little Feat. "Give It Up" en "Takin’My Time" zijn klassiekers. Ze viel toen ook op door haar repertoirekeuze. Na een paar minder opvallende albums brak ze in 1989 door met het album "Nick Of Time", waarvan het titelnummer van haar eigen hand is. Nadien maakte ze met wisselende tussenpozen nieuwe platen, die niet konden beklijven. Op het album "Souls Alike" van vorig jaar maakt Bonnie eindelijk weer indruk. Bijgestaan door producer Tchad Blake en muzikaal gesteund door o.a. Mitchell Froom, John Cleary en Ricky Fataar laat ze weer iets van haar oude glorie herleven. Bonnie is terug! Op dit album ligt de nadruk echter op de blues. Het ene moment zeer ingetogen, het volgende moment stevig rockend en niet veel later diep verankerd in de moerasblues uit het Zuiden van de Verenigde Staten. En zo was ook haar optreden tijdens het Belgium Rhythm 'n' Blues Festival te Peer in 2004. Voor Rootstime het hoogtepunt van dat jaar. Die sfeer kunnen we nu terug opsnuiven met het sublieme concert dat La Raitt gaf op een septemberavond 2005 in Trump Taj Mahal, Atlantic City, NJ. "Bonnie Raitt And Friends" wordt namelijk geleverd als cd met ‘bonus-dvd’, een dvd die met gemak superieur te noemen valt door de surround, een behandeling die de cd ontbeert, evenals een aantal nummers trouwens. Deze songs bestaan bepaald niet uit Raitt’s usual suspects als "Angel From Montgomery" en "Love Has No Pride" maar komen meer van "Souls Alike". Gelukkig voor ons ook staat Raitt bekend om haar ijzeren repertoirekeus -meestal andermans- die zij dan doorgaans naar haar hand met dikwijls bekokerde vinger zet, waarbij zij op deze avond wordt bijgestaan door achtereenvolgens Jon Cleary ("Unnecessarily Mercenary"), Alison Krauss ("You"), Keb’Mo ("Love Letter"), Ben Harper ("Two Lights In The Nighttime" & "Well, Well, Well") en Norah Jones ("I Don’t Want Anything To Change") die op het eind allen tesaam "Love Sneakin’Up On You" jubelen. Op deze live-cd/dvd, komen de kijkers het meest aan hun trekken met zeventien nummers, waaronder de reeds vermelde songs aangevuld met Alison Krauss in "Papa Come Quick", met Keb’ Mo’in "No Gettin’ Over You" en het zo prachtige "Tennessee Waltz" met Norah Jones. Toch kent "Bonnie Raitt And Friends" dezelfde makke als vrijwel alle andere studioplaten: er zijn altijd een paar nummers die er heel erg uitspringen en een paar nummers die gewoon wat minder zijn. Mijn persoonlijke prijsnummers zijn "You", een zalige soulvolle ballade waarin Bonnie's stem, gesteund door Alison Krauss, je weer tot op het bot weet te raken en het funky "Two Lights In The Nighttime" waar ze met Harper zelfs in duel gaat met de wah-wah-pedaal. Toch zijn de sterke nummers waar zij die verschillende vrienden op het podium uitnodigt en de songs waarin we haar heerlijke zwoele stem en die zalige slidegitaar horen, zo goed, dat ze het de aanschaf van het album waard zijn. Kortom: een uistekend album van een terecht gelauwerd artieste.


JJ CALE & ERIC CLAPTON
THE ROAD TO ESCONDIDO
Website: www.jjcale.com
www.ericclapton.com
Label: Reprise records
www.repriserecords.com
Distr.: Warner Music
www.warnermusic.com

 

"The Road To Escondido" verenigt twee grootheden uit de geschiedenis van de popmuziek: de oudjes J.J. Cale (67) en Eric Clapton (61). Twee heren die in het verleden ook al meer dan eens met elkaar te maken hadden, zo schreef J.J. Cale de Clapton-hits "Cocaine" en "After Midnight". We hebben lang moeten wachten op nieuw studiowerk van J.J. Cale, toch al niet een van de meest productieve artiesten. En waarom zou hij ook? Zijn reeds vernoemde klassiekers zorgen immers tot in lengte van dagen voor een goedgevulde portemonnee. Een nieuw levensteken is echter altijd welkom, zeker wanneer de nieuwe J.J. Cale klinkt zoals altijd: laidback en broeierig. Godzijdank heeft Cale er voor gekozen om samen met Eric Clapton op "The Road To Escondido" precies te laten horen, dat wat we van hun verwachten. Cale is nooit een grootheid geworden bij het massapubliek maar de fijnproevers weten hem zeker te waarderen. Die hebben allemaal "Naturally", "Grasshopper", "Shades", "Troubadour" en "Okie" wel in de kast staan en hoewel veel van zijn platen misschien wel inwisselbaar lijken te zijn, toch hebben ook allemaal hun eigen karakter. Het past allemaal bij Cale die aan commercie een broertje dood lijkt te hebben en vooral voor zichzelf speelt. Van hem is dan ook zeker het verhaal over het Crossroadsfestival de moeite waard waar Cale al drie minuten "After Midnight" aan het spelen was voordat Clapton het door had. Het geeft aan wat een genie Cale is. Cale's gitaarspel is meesterlijk, nergens opdringerig, maar altijd functioneel. Maar wat Cale natuurlijk echt bijzonder maakt, zijn zijn ijzersterke composities. J.J. Cale schreef ook verreweg de meeste songs op "The Road To Escondido" en drukt, toch wel wat onverwacht, zijn stempel op deze plaat. Een plaat met de laidback blues en country die we van J.J. Cale kennen, maar dan gespeeld door een flinke band met als bonus een meestergitarist. Natuurlijk is de muziek van Clapton met de jaren wat gezapiger geworden maar hij zit met deze plaat toch redelijk aan de goede kant van de streep. ‘Meegegroeid met zijn publiek’ zoals dat zo mooi heet. Niet helemaal gelijk aan de som der delen misschien, maar een goede plaat is "The Road To Escondido" zeker. Veertien songs waarvan elf geschreven door Cale, twee door Clapton en een door Brownie McGhee. Muziek waarvan de liefhebbers van blues en rock zullen watertanden. Gitaarspel en zang van Cale en Clapton zijn heerlijk ontspannen en klinken alsof de muzikanten al jarenlang samenwerken. Aan het album werkten maar liefst 25 muzikanten mee, waaronder de gitaristen Derek Trucks, Albert Lee en John Mayer, harmonicaspeler Taj Mahal, de percussionist Simon Climie en de onlangs overleden toetsenspeler Billy Preston. Opgenomen in Augustus 2005 zal deze plaat zo ongeveer de laatste noten bevatten van wijlen Billy Preston. Het album zou in eerste instantie een soloalbum van Clapton met productie van Cale worden, maar de composities op dit album zijn dus bijna allemaal van Cale, waardoor zijn stijl er dan ook vanaf druipt. Twee oudjes komen voorbij in de vorm van "Anyway The Wind Blows" en "Don’t Cry Sister", maar de hoogtepunten zijn meer de nummers: "Ride The River", "Danger", "Sporting Life Blues", "It’s Easy" en "Last Will And Testament". Kortweg: "The Road To Escondido" is een album dat laat horen wat de twee gitaarlegendes JJ Cale en Eric Clapton allemaal in huis hebben en dit voor het eerst samen op één album, waarin hun sublieme spel en muzikale fantasie de cd verheffen tot een luisterrijk evenement, dat niet onderdoet voor de laatste van J.J. Cale en alles wat Clapton de laatste jaren heeft gemaakt, want de heerlijkste en goedmoedigste laid-back klanken (vormgegeven als blues, country, shuffle, roots rock, southern rock of singer/songwriter) rollen op "The Road To Escondido" uit de geluidskasten.


1. Danger
2. Heads In Georgia
3. Missing Person
4. When This War Is Over
5. Sporting Life Blues
6. Dead End Road
7. It's Easy
8. Hard To Thrill
9. Anyway The Wind Blows
10. Three Little Girls
11. Don't Cry Sister
12. Last Will And Testament
13. Who Am I Telling You
14. Ride The River


 

THE CELOPHANE FLOWER
IN THEIR BEST ALBUM SO FAR
website : www.celophaneflower.com
www.myspace.com/thecelophaneflower
E-mail: info@celophaneflower.com
Label : Flower Productions

The Celophane Flower is ontstaan in 1992 in het koude Zweden uit een groepje met de naam Abscess. Stichtende leden Jim Bragde en P.E. Svensson sloten toen een verbond met zanger/gitarist Andy Hansson en in 2002 werd de huidige bezetting voltooid met gitarist en drummer Dave Wickström. Als je op hun website surft zal je snel merken dat deze 4 heren zichzelf totaal niet au-serieux nemen (o.a. fotoshop-werk met Bill Clinton, op de MTV-Awards en vermomd als Russisch patriarch). Ook hun albumtitel getuigt van enige cynische bescheidenheid; hun allereerste CD uit 1994 noemde overigens ook al "Greatest". Wat kan je nadien nog beter doen. In hun muziek hoor je een mix van folk, pop, alternative country en stemmige indie-rock. De nummers zijn meeslepend, zeer mooi instrumentaal opgebouwd en voorzien van uitstekende zangpartijen. Bragde en Hansson nemen om beurten de honneurs waar om de nummers te schrijven en te zingen en toch zijn ze allen in dezelfde soundstruktuur, rijk aan eclectische geluidjes en sfeervolle zang. In een 5-tal nummers is er ook een engelachtig vrouwenstemmetje op de achtergrond aanwezig, toebehorend aan Jenny Bohmann of Asa Skytt. Een aantal referenties die bij beluistering bij me opkomen zijn Luna (in haast alle songs), Mazzy Star (in "The Sadness In Your Eyes" en in "Best in Life"), Daniel Lanois (in het nummer "This Is The End) en Donna the Buffalo (in het country-getinte radiovriendelijke nummer "2:AM"). De song "Wishing You Well" is een instant klassieker die simpelweg vraagt om vaak gecoverd te worden door een aantal klassezangers. "Now That I Found Myself" is dan weer een nummer waarin het hele arsenaal aan instrumenten (cello, viool, banjo, dwarsfluit en ja zelfs doedelzak) wordt bovengehaald. De melodieën van The Celophane Flower worden makkelijk geabsorbeerd in het geheugen vanaf de eerste beluistering en beschikken over voldoende power om je met een fijn en warm gevoel achter te laten. Er is geen ruimte voor verveling en dat is absoluut verheugend. "Their Best Album So Far": ik ken de vorige CD's niet en kan hierover dus geen oordeel vellen, maar "The Best Album" van deze maand is toch een score die ik durf te geven aan The Celophane Flower.
(valsam)


ERJA LYYTINEN
DREAMLAND BLUES
Website: www.erjalyytinen.com
Contact: jadler80@yahoo.com
Label : Ruf Records
www.rufrecords.de
Distr.: Munich Records
www.munichrecords.com

 

Terwijl anderen vanavond gezellig gaan genieten van Belgisch nummer 1 stand up comedian Geert Hoste zit ik hier in het aangename gezelschap van Erja Lyytinen. Nu ja, niet letterlijk maar haar nieuwste cd bezorgd me toch wel aangename momenten. Dankzij Pilgrimage is deze Scandinavische dame ondertussen zowat bekend over de hele wereld. Iedereen die Rootstime een beetje regelmatig leest zal zich nog wel herinneren dat ik dat project tot de betere van 2006 klasseerde. En nu is er opnieuw een solo cd van de dame uit het drietal van dat project en wel onder het toeziend oog van Ian Parker als producer. Al van bij het eerste nummer ‘Skinny girl’ word je bij je strot gegrepen en dat zal zo blijven duren tot nummer 12. En eventjes kan Geert Hoste mij gestolen worden terwijl ik wegdroom bij het knappe slidewerk en de timide stem van Erja. Acht van de songs komen uit de pen van La Erja en voor de andere vier werd beroep gedaan op Ian Parker, ritmegitarist Davide Floreno en E. James. Al bij nummer 3 ‘Best For You’ mag je even relaxen en bekomen maar daarna komt Lady Erja weer tevoorschijn met haar stukje metaal genaamd bottleneck. En op momenten beroerd ze haar snaren hiermee teder zoals in het nummer ‘Mississippi Callin’’ van Ian Parker. Meer soul vind je dan weer teug in het nummer ‘I Need Love (To Get Over you)’ met een mooie bridge in het midden. Deze cd is opgenomen in 4 dagen en ook dat krijgt mijn bewondering, zeker als je nummers hoort zoals ‘Good Lovin’ Man’ en het titelnummer ‘Dreamland Blues’. Of wat dacht je van ‘Voyager’s Rest’, genaamd naar de opnamestudio en geschreven tijdens die 4 dagen. De cd wordt afgesloten met bonus track ‘Lady’, een nummer dat helemaal niet gelogen is. Erja Lyytinen is met deze cd zeker weer een grote stap dichter bij de grote dames van de blues. Hopelijk komt ze volgend jaar weer naar België om deze cd live te promoten. Ik zal zeker aanwezig zijn al zet je alle stand up comedians op een rij. Langzaam maar zeker verovert La Erja een plekje in mijn hart.
Blueswalker


THAD BECKMAN
BLUES GONE BY
website: www.thadbeckman.com
label: ThadZooks Records
info: thad@thadbeckman.com
Bookings for Benelux: Theo Looijmans
blues.roots@chello.nl
www.cdbaby.com/cd/beckman3



Een van mijn favoriete bezigheden is het uitpluizen van lijstjes die verschijnen op allerlei forums, websites, e-magazines waarin muziekliefhebbers hun voorkeur voor artiesten laten blijken. Een van die namen die de laatste tijd regelmatig aan bod komen is die van Thad Beckman. De singer/songwriter en voortreffelijk gitaar en dobro-picker uit Portland, Oregon, is al een twintig jaren aktief in het blues en folkwereldje. In het verleden stond Beckman voornamelijk bekend als "exeptional talent" die tijdens zijn verblijf in North California meermaals in de loondienst stond van ondermeer Bo Diddley, Earl Thomas en the Shirelles. In die periode nam hij ook een drietal albums op ("Let Me down Easy",'88 "These Boots",'90 "Ambushed",'93) maar het was toch zijn verhuis naar Austin,Texas en de ontmoeting met Dave Heath (Robert Earl Keen) en Merel Bregante (Loggins & Messina) die hem eindelijk de verdiende aandacht voor zijn eigen persoontje opleverde. Het album "Carry Me Back" ('98), met elf originals, werd bedolven onder de lovende kritieken... " Between Steve Earle & John Hiatt" (John T. Davis, Austin American Statesman), ... "Woody Guthrie would be proud" (Jim Beal, San - Antonio Express News). De opvolger "Thad Beckman" ('02, www.cdbaby.com/cd/beckman) zorgde ervoor dat de man ondertussen een graag geziene gast is in de Benelux. Ondermeer met optredens in het Real Roots Cafe (www.realrootscafe.com), Amsterdam, Antwerpen (zie foto, Crossroads, met dank aan Michel Verlinden), (Ge)Varenwinkel Blues editie '06, verscheidene malen op het Folkwoods festival en Big Barrel Blues Finsterwolde (NL). Meteen de gelegenheid om een live cd op te nemen. (2004 "Live at Big Barrel Blues". Ethical Records/Thadzooks Records). Ondertussen is de man niet alleen een gewaardeerd singer/songwriter maar tevens een excellent muziekleraar. Mocht je eventueel interesse hebben in Blues, Traditional and Contemporary Folk, Fingerpicking, Flatpicking, Americana, Slide guitar, Country, Ragtime and songwriting. zie: www.portlandmusiccompany.com/broadway_teachers.html. Een fraai voorbeeld van al die diverse talenten kan je verder ontdekken op het onlangs verschenen album "Blues Gone By" dat nogmaals verduidelijkt waarom de man geboren is om "the Blues, nothing but the Blues" te brengen. Het titelnummer is één groot, zelf gepend, eerbetoon aan "the Long Gone Bluesmen" die destijds Beckman op het bluesspoor brachten. Ondermeer Howlin' Wolf, Mississippi John Hurt, Charlie Patton,T Bone Walker, Robert Johnson passeren de revue en verschillende onder hen krijgen met een schitterende cover nog wat extra aandacht. Maar ook Merle Travis ("I Am a Pilgrim"), Blind Willie Mc Tell ("Mama, 'T aint long for a day"), Brownie Mc Ghee (" Sportin' Life Blues") en David Lindley met "Look so Good" worden uitvoerig in het zonnetje gezet. "Blues Gone By" is een project dat al decennia lang door het hoofd van Beckman zweeft en anno 2006 tot ontplooiing is gekomen. Een mooiere liefdesverklaring aan "the men and women artists who gave us this tremendous wealth of beautiful, life affirming music blues" hebben wij dit jaar nog niet mogen ontvangen ... vandaar dat wij Beckman's verklaring "I Hate My Job, Wife, Life" met meer dan één korreltje zout nemen. Schitterend artiest ... prachtig album!


GOV'T MULE
THE BEST OF THE CAPRICORN YEARS AND RARITIES
Website: www.mule.net
Label: Evangeline records
www.evangeline.co.uk
Distr.: Bertus
www.bertus.nl

Om de tijd tussen de tours te doden, richten twee Allman Brothers bandleden, Warren Haynes en Allen Woody in 1994 de gelegenheidsband Gov ’t Mule op. Het resultaat is een mix van Southernrock jams met blues- en jazz invloeden in de geest van de oude powertrio’s. Wat hen al snel de bijnaam powertrio of the 90’s oplevert. De positie van de Amerikaanse gitarist/zanger Warren Haynes (zie foto) in de muziek wordt gewaardeerd vanwege zijn enorme inzet en productie. Haynes is vergroeid met zijn gitaar en maakt knappe platen, met Gov’t Mule, Allman Brothers en solo. Zowel kwantitatief als kwalitatief. Via Bertus is dezer dagen "The Best Of The Capricorn Years (& Rarities)" tot ons gekomen, een verzameling van in totaal twaalf tracks, verdeeld over twee cd’s, met studio-opnames en vier live tracks, en dat Gov't Mule een rijk verleden heeft, dat evenwel aan dit deel van de wereld voorbij is gegaan, is nu te horen op deze compilatie, en dus kan nu de ideale inhaalslag worden gemaakt. "The Best Of The Capricorn Years (& Rarities)" bevat songs uit "Dose" (1998), "Life Before Insanity" (2000) en de nauwelijks meer te verkrijgen 4 CD box "Live With A Little Help From My Friends" met opnamen uit 1999. Naast Warren Haynes (gitaar & vocals) en Matt Abts (drums) speelt dus bassist Woody Allen (bas & mandolin), die in 2000 overleed, op alle nummers mee. Dit trio, wordt op het podium aangevuld met tal van grootheden, zoals hier Chuck Leavell, Bernie Worrell en Randall Bramlett, en maakt goudeerlijke, alles en iedereen meeslepende blues waarbij rock, blues en funk moeiteloos in elkaar smelten. Deze plaat is zeer de moeite waard, omwille van de grote passie en de enorme kwaliteiten van de muzikanten, maar ook omwille van de zeer langgerekte versies van de nummers, "Soulshine" (ook bekend via The Allman Brothers) en "Mule". Het is maar goed dat de lange winteravonden er aan komen, want met deze dubbelaar met het betere gitaargeweld komen de liefhebbers absoluut aan hun trekken.

CD1 :
1 - Thorazine Shuffle
2 - Blind Man In The Dark
3 - John The Revelator
4 - Bad Little Doggie
5 - No Need To Suffer
6 - Soulshine
7 - Mule
8 - Wandering Child
CD2 :
1 - Gambler's Roll
2 - 32 20 Blues
3 - Third Stone From The Sun
4 - I Shall Return

Warren Haynes - guitar & vocals
Allen Woody - bass & mandolin
Matt Abts - drums


THE MOHAWK LODGE
RARE BIRDS
Website: www.mohawklodge.ca
www.myspace.com/mohawklodge
E-mail : info@whitewhale.ca
Label: White Whale Records
www.whitewhale.ca

Ryder Havdale is de man achter het pseudoniem The Mohawk Lodge. Hij is eveneens de stichter/eigenaar van het Canadese platenlabel White Whale Records, speelt ook mee in "Second Narrows" evenals in een andere pop-rockband op zijn eigen label Kids These Days, waarvan je elders op deze site een bespreking kan lezen van hun CD "All These Interruptions". "Rare Birds" is een solo-project van Havdale, maar minimalistisch kan je het album zeker niet noemen want er zijn ook de vele muzikale gasten die hun bijdrage aan dit project leveren, o.a. Darryl Neudorf (Producer van Neko Case, New Pornographers, Sadies), Dan Boeckner (Wolf Parade), JP Carter (Great Aunt Ida), Jesse Gander (Ghost House), Marc Morrissette (Octoberman, Kids These Days), Tiffany Mohammed, Ben Labelle en Jason Starnes (Bells Clanging). Daarboven was er ook nog studiohulp voor de opnames van 2 leden van The Hive en van Noah Mintz (Broken Social Scene). Muzikaal kan je The Mohawk Lodge onderbrengen in de genres indie/soul/rock. De gevoelige songwriterscapaciteiten van Havdale komen in dit album veel meer tot uiting dan bij Kids These Days. Havdale's voorbeelden in de muziek zijn niemand minder dan Will Oldham (Bonnie Prince Billy), Bill Callahan (Smog), The Sea and Cake en Hayden. Soms denk je ook stukjes van Silver Jews of Richard Buckner te beluisteren, vooral als de baritonstem van Havdale op het voorplan staat. Uitschieters bij de 10 liedjes op dit album zijn "Making Music" (met meerdere ritmewisselingen, een prachtige bas en zeer mooie en harmonieuze samenzang), "Sister", "TV Above" en "Rare Birds", stuk voor stuk leuke roadsongs waarbij je je zo kan voorstellen dat je met een oude pick-up truck langs de lange, wijdse wegen in Canada scheurt met de CD-speler op hoog volume.

(valsam)


 

DICKIE AND THE TORNADOS
GOING BACK HOME
Label: The Musik Faktory/Great Blues Recordings
Website: www.great-recordings.com
Email: music@great-recordings.com
www.cdbaby.com/cd/datt2


In Amerika maakt Richard "Dickie" Peltier al vele jaren deel uit van de "crème" van de blues-scene. Naast zijn solowerk vormt hij samen met de Texaanse muzikanten Steve Champagne (bas), Scooter Green (drums) en Don LeBlanc (keyboards), Dickie and The Tornadoes, waarmee hij al jaren een geweldig positieve live reputatie heeft opgebouwd. Zijn uitstraling en blues energie slaan onverbiddelijk over op het publiek. Samen met de The Tornadoes zorgt hij voor een gegarandeerd stevig nieuw album "Going Back Home", met tracks bestaande uit een mix van swamp-pop-soul-rock klassiekers gesteund door stevige blazers die aan het geheel een '50s-'60s R&B-sfeertje meegeven. Inderdaad Dickie and The Tornadoes spelen dynamische Amerikaanse blues in de stijl van de jaren '50, en stonden reeds op het podium als opener voor Delbert McClinton, Fabulous Thunderbirds, Mickey Gilley, Rodney McDowell, B.B.King, Black Oak Arkansas, T.Graham Brown en de Boogie Kings. Laat één ding duidelijk zijn : voor harmonicaliefhebbers is deze cd niet zo interessant, maar deze band heeft een blazersectie, the Taylors Bayou Horns, die soms wel eens van de gebaande paden willen afwijken, maar op dit album laat Johnny Lindow op tenor sax zich zeker niet onbetuigd. Leg je oren maar eens te luisteren bij Chuck Willis’s "C C Rider" waarin Lindow alle registers opentrekt. Verder biedt de plaat een boeiende keuze uit standaard covers, zoals Fats Domino’s "Goin Home", Willie Bells’s "Everyday Will Be Like A Holiday", Chuck Willis’s "Betty and Dupree", Jimmy Clanton’s "Just A Dream", Bobby Charles’s "Your Picture" en Robert Osborn’s "Back To Louisiana". Brad Goins schreef in 'Lagnnappe' Magazine: "The element that ties this genre-jumping together is that near-constant R&B big brass back up. The brass explores the full range of 1950s and 1960s R&B. And it stops when the ‘60s do; there’s no 'sound of Philadelphia' here; it’s 'sound of Memphis' all the way. In ieder geval deze stijlmix maakt van Dickie and The Tornadoes een buitenbeentje en van "Going Back Home" een prima plaat.


 

ANGELA DESVEAUX
WANDERING EYES
Website: www.angeladesveaux.com
www.myspace.com/45481193
Email: info@angeladesveaux.com
Label: Thrill Jockey Records / www.thrilljockey.com
Distr.: Bang! / www.bangdistribution.com

 

Onlangs kwam het debuut "Wandering Eyes" uit van de 28-jarige Canadese singer-songwriter Angela Desveaux. Een pracht album waarop duidelijk is te horen welke artiesten haar muzikale identiteit hebben gevormd, want Angela steekt op haar debuut haar bewondering voor zangeressen als Emmylou Harris, Lucinda Williams en Gillian Welch niet onder stoelen of banken, maar vindt hiernaast aansluiting bij leeftijdsgenoten als Sarah Harmer en Kathleen Edwards. Een debuut zoals de eveneens Canadese Edwards dat al deed weer bijna vier jaar geleden met het wonderschone "Failer". De ingrediënten van dit droomdebuut zijn op zich simpel: een mooie en veelzijdige stem, een serie indringende en vaak wat droevige liedjes en een mooie open productie van Brian Paulson (Uncle Tupelo, The Jayhawks, Beck en Son Volt). Simpele ingrediënten die een maximaal effect weten te sorteren op dit album in een kruisbestuiving tussen country, pop en rock. Daardoor is sprake van een lekker gevarieerd album, waarbij rustieke nummers worden afgewisseld met up-tempo-nummers. Tegelijkertijd weet ze ook muzikanten uit de avontuurlijke muziekscene van Montreal aan zicht te binden. Op "Wandering Eyes" zijn leden van onder andere The Aracde Fire en Godspeed You Black Emperor! te horen, zijnde gitarist Mike Feuerstack, pedalist Jean Guy Grenier, drummer Howard Bilerman en bassist Eric Digras, die vanwege hun bijzondere verdiensten zeker mogen vermeld worden. Hoewel de muziek zo her en der pittig is aangezet als in het openingsnummer "Heartbeat" of de radiovriendelijke titeltrack, geeft ze aan dat ze ook het akoestische werk niet schuwt. Benieuwd hoe dat klinkt. Wie weet is haar volgende schijf op die leest geschoeid. Toch is het zeer genieten geblazen met deze tien songs waarin ballades als "If Only" en "Bury Me Deeper" zeer sfeervol zijn. Kortweg: "Wandering Eyes" levert een doorleefde alt-country plaat op die de tradities van dit genre in ere houdt, maar ook open staat voor nieuwe invloeden. Een plaat die vertedert en ontroert. Angela Desveaux is een debutante die absoluut een hele grote gaat worden, want één ding is zeker dit waardige debuut krijgt zeker een gevolg. Kwaliteit verloochent zich niet!


THEA GILMORE
HARPO'S GHOST
Website: www.theagilmore.com
www.myspace.com/theagilmore
Label: Sanctuary Records
www.sanctuaryrecords.com
Distr.:Rough Trade
www.roughtrade.nl.

 

Thea Gilmore (26) werd geboren in 1979, het jaar waarin ook Norah Jones en Kathleen Edwards het levenslicht zagen. Waar Norah Jones en Kathleen Edwards nog nagenieten van het succes van hun vorige platen, heeft Thea Gilmore al weer haar zevende cd afgeleverd, dubbel zoveel als Jones en Edwards. Platen die stuk voor stuk de hemel in zijn geprezen en haar de vergelijking met grootheden als Joni Mitchell, Martha Wainwright, Bob Dylan, Tom Waits, Bruce Springsteen en Ryan Adams hebben opgeleverd. Ze wordt al enige tijd gezien als één van Engeland’s beste singer-songwriters van het moment en met "Harpo's Ghost" bewijst ze dat dit volkomen terecht is. "Harpo's Ghost" is de opvolger van "Songs From The Gutter" (2002), een cd die hier in de lage landen opvallend goed deed, maar eigenlijk niet veel meer was dan een vrijwel live opgenomen tussendoortje. Met het fantastische folkrock-album "Avalanche" (2003) liet Gilmore pas horen wat ze echt in huis heeft. Ze verlaat op deze plaat het volledig akoestische pad dat ze op haar eerste drie cd’s was ingeslagen, waardoor ze haar songs meer dynamiek geeft, zonder dat dit ten koste gaat van de intensiteit. "Loft Music" uit 2004 is meer een eerbetoon aan de muzikale helden van Gilmore. Tien covers van o.a. Van Morrison en Neil Young. Ondanks dat de recensies van vernoemde cd's er niet om logen, mocht het haar eigen geluk niet baten. Door allerlei relationele problemen raakte ze in 2005 in een vrij diepe depressie en hield ze het studio- en live-gebeuren ruim een half jaar voor gezien. Met "Harpo’s Ghost" schreef ze echter ‘the demons’ van haar af en met de 12 tracks levert ze ‘razor sharp missives on life, love, sex, death, politics and wars as a hellraiser with a voice like honey’. Haar songs roepen veelal een melancholieke sfeer op, maar haar betoverende stem maakt ze toch vrij luchtig en poppy. Twee songs schreef ze samen met Waterboy Mike Scott en één enkele keer wordt ze bijgestaan door Kathryn Williams. Ook "Harpo’s Ghost" heeft weer iets magisch: Gilmore’s stem warm en doorleefd, haar songs aanstekelijk en inventief, allemaal ingrediënten die bijdragen aan het bijzondere eindresultaat. De liedjes gaan over mindere tijden, over ellende. Zoals zij die in de praktijk zelf heeft meegemaakt. "Harpo’s Ghost" begint anders wel veelbelovend met het opzwepende "The Gambler". "Come on and spin that wheel" zingt Gilmore en dat lijkt het begin van een sterk album in te luiden. In feite trekt ze met dit nieuw album de folkrock-lijn door die eerder al uitgestippeld werd in "Avalanche". Met deze plaat kwam de Engelse pers superlatieven te kort om het bijna drie jaar geleden verschenen album aan te prijzen. Ook ondergetekende voorspelde Gilmore een gouden toekomst. En kijk, "Harpo’s Ghost" bevat wederom melodische luisterliedjes met overgangen en hooks waar je U tegen zegt. Popliedjes, de één nog mooier dan de ander. Ze mag me in ieder geval elke nacht in slaap zingen met "Slow Journey II". Gilmore heeft twaalf stérke rockers en ballads geschreven en is als zangeres nog wat verder doorgegroeid, al hebben de afgelopen jaren zeker hun sporen achtergelaten in de ziel van Gilmore, vandaar dat er ook persoonlijke teksten te vinden zijn op dit herfstjuweeltje. Kortweg: We hebben ruim 2,5 jaar moeten wachten, maar "Harpo's Ghost" is dus weer gewoon een typische Thea Gilmore plaat. Iedereen die de vorige platen van Gilmore kent zal meteen begrijpen wat we bedoelen. Iedereen die deze platen niet kent is nu hopelijk nieuwsgierig genoeg om meteen te gaan luisteren.


MILTON
www.miltonmusic.com
www.myspace.com/themiltonband
Label: Eigen beheer
Info: Dominique Stanley
Nightlight Promotions
dominiqueds@optonline.net
www.cdbaby.com/cd/miltonfh

 

2004 was het dat de uit New York afkomstige singer-songwriter Milton Marc Rosenthal voor het eerst van zich liet horen. Met zijn debuutplaat "Scenes From The Interior" oogste hij veel waardering bij uiteenlopende muziekliefhebbers, journalisten en radiomakers. Zijn album kreeg opvallend veel aandacht voor een kleine indie release, ook bij Rootstime, want het was voor mij de eerste cd die ik als recensent mocht bespreken. Al snel maakte ik de vergelijking met singer-songwriters in de traditie van Dylan, Springsteen, Nick Drake en Van Morrison. Ik denk ook wel dat wat ik tot nu toe heb gehoord aardig klopt, mede ook door de arrangementen en instrumentatie doet Milton's muziek op zijn nieuwe titelloze album bij tijd en wijlen terug denken aan deze heren en in de meer bluesy tracks zelfs af en toe aan een Taj Mahal. Deze opvolger is overigens overladen met New York songs gaande van country, blues, funky folk en Jazz, waardoor hij hierdoor in zijn hometown kennelijk zeer gewaardeerd word als songwriter. Veel risico neemt hij niet want het klinkt allemaal heerlijk laidback en vooral sfeervol. Terwijl hij de muzikale omlijsting hier en daar voorziet van prachtig dobro spel in combinatie met speelse mandoline, viool, piano en plukkende bas komt Milton net iets krachtiger over. Milton is behalve een gitarist, gezegend met een prachtig veelzijdig stemgeluid waarmee hij behalve laag ook behoorlijk hoog kan zingen, en afwisselend heel mooi ingetogen maar ook rauw kan klinken. Speels worden de opener "Her Place Uptown" en "Smile Again" ingezet en zet in grote lijnen te toon van het hele album. Hoogtepunten "Club Life" en "In the City" vertelt hij over het leven in de grootstad New York en zingt wat hij voelt en voelt wat hij zingt. Deze laatste track was al te horen op zijn debuut, maar deze opname is live opgenomen in The Living Room in februari van dit jaar. De meeste nummers zijn midtempo en luisteren heerlijk weg op een lange herfst/winteravond. Producers Jerry Kee en Jacques Wait en Milton leveren, naar mijn mening, met dit album absoluut klasse werk af. "Milton" is een sfeervol afwisselend album geworden met een prachtige instrumentatie en laat een keur aan NY’s meest gerespecteerde muzikanten horen, het resultaat is gewoon een rijke, tijdloze sound en opnieuw een aanrader in de grote stroom roots releases van de laatste tijd. Milton, als muzikant, is een naam om te onthouden in het brede aanbod van gelouterde singer-songwriters die appetijtelijke muziek maken voor mensen die van niet al te veel gedoe aan hun hoofd houden.


MAX PANCONI
RACE WITH THE DEVIL
www.maxpanconi.com
label : Rhythm Bomb Records
info : info@maxpanconi.com
www.rhythmbomb.com
www.lrs-berlin.com

ene Vincent, Eddy Cochran, Elvis Presley, Jerry Lee Lewis, Chuck Berry ... artiesten die een onvergetelijke indruk lieten op Massimiliano Panconi en in ruime mate verantwoordelijk waren om zijn jeugddroom te verwezenlijken ... "I Wanna Be a Americano". Mr. Fat Max & the Squids en Digos Boogie waren de eerste schuchtere pogingen en alles kwam in een heuse stroomversnelling toen the "American Guy" uit Florence met Gattimatti (the Mad Cats) in de jaren negentig voor een heuse rockabilly-boom zorgde in Italie. Meer dan 100.000 enthousiaste fans in Rome (Piazza Navona) waren er getuige van hoe Panconi een schitterende rockabilly versie bracht van the Clash klassieker "Should I Stay Or Should I Go". In 2002 vond het laatste optreden van Gattimatti plaats en werd The Max Panconi Orchestra boven de doopvont gehouden. Bewust werd er gekozen voor de traditionele bezetting, Max Panconi (lead vocals, guitar & piano), Tommy "Lee" Duracell (drums, percussie, backing vocals) en Dino "Billybass" Gubinelli (upright bass & backing vocals). Gretsch guitars & Fender amps maken het plaatje compleet en Panconi wordt ondertussen als de Italiaanse Brian Setzer beschouwd. Voldoende om Ralph Braband (zie foto) te overtuigen en de big boss van Rhythm Bomb Records vond Max Panconi het geschikte uithangbord voor zijn wereldwijdse belangstelling van het rockabilly gebeuren. Voor het album "Race With the Devil" deed singer/songwriter Panconi beroep op een aantal songs die ten tijde van het bestaan van Gattimatti verschenen zijn op het Tumtumpa Record label. De nieuwe opnames vonden plaats in de befaamde Lightning Record studio's in Berlijn en het drietal kreeg de gewaardeerde steun van een heuse "horn section". Onder leiding van Ricky Tapico (sax) geven zij onmiddelijk katoen op de opener "She's My Girl" en "Ha Ha, hm hm, boom boom, Bam Bam". Prima rockabilly die in de beste Cohran/Vincent traditie voor herkenning zorgt in "She Was Mine" en met de songs "One More Chance", "Do It" ,"Junkin Molly" bewijst Panconi waarom hij als de Italiaanse tegenhanger van Brian Setzer beschouwd wordt. Met "Julie London Sings" en "Cryin' Over you" bewijzen de jongens dat zij ook over andere jazzy/bluesy troeven beschikken en de uitnodiging "Saturday at the Be Bop" spreekt voor zichzelf. Prima album en een band die ondermeer op de befaamde rockabilly kroegentocht in Turnhout een plaatsje verdient.


 

THE BLACK CROWES
THE LOST CROWES
CD1: BAND SESSIONS / CD2: TALL SESSIONS
Website: www.blackcrowes.com
Label: American Recordings
www.americanrecordings.com
Distr.: Warner Music
www.warnermusic.com

BIO:
Waarom gaat het toch altijd mis als twee broertjes een bandje beginnen? De gebroeders Fogarty in Creedence Clearwater Revival... ruzie. De gebroeders Finn in Crowded House... ruzie, de gebroeders Gallagher in Oasis… ruzie. Ook de twee broertjes in The Black Crowes houden niet onvoorwaardelijk van elkaar, maar lijken het langer vol te houden dan alle anderen. Chris en Rich Robinson hebben beide een absolute voorliefde voor de rock uit de jaren 70 en de muziek van The Black Crowes is een mengvorm tussen Led Zeppelin en The Grateful Dead. Maar laten we met het begin beginnen: De 15-jarige Chris en zijn drie jaar oudere broer Rich Robinson uit de staat Georgia richtten in 1984 The Black Crowes op. Hun inspiratiebronnen zijn de Rolling Stones en The Faces en gecombineerd met Chris' Rod Stewart-achtige stemgeluid creëren ze een eigen retro-rock 'n roll geluid. Hun leefpatroon passen ze erop aan en in korte tijd groeien ze in de zuidelijke staten uit tot bekende en beruchte rockband, zowel danzij hun muziek als hun vermeende overmatige drank- en drugsgebruik en het - hoe voorspelbaar - regelmatig verwoesten van hotelkamers. Nadat ze tijdens een optreden in New York werden ontdekt door een platenmaatschappij kregen The Black Crowes de kans een album op te nemen dat bol stond van de spijkerharde rock met een soulvolle ondergrond. Intussen was de band versterkt met bassist Johnny Colt, gitarist Jeff Cease en drummer Steve Gorman. "Shake Your Money Maker" verscheen in 1990 en van dat album kwam "Jealous Again" uit als debuutsingle. De single was meteen een aardige internationale hit, maar het was hun tweede single, een cover van de Otis Redding-klassieker "Hard To Handle" die voor de grote doorbraak zorgde. De single haalde in Nederland overigens niet de Top 40. In de lente van 1991 werd de akoestische ballad "She Talks to Angels" een hit in de VS en van het debuutalbum waren inmiddels meer dan 3 miljoen stuks verkocht. Het tweede album "The Southern Harmony and Musical Companion" werd in slechts acht dagen opgenomen, in een poging het succes van het eerste album snel uit te buiten. De opvolger kwam echter maar moeizaam tot stand, aangezien de broertjes Chris en Rich het niet eens konden worden over het geluid van het album. In de lente van 1992 verscheen het album dan eindelijk. Ondanks goede verkoopcijfers werd echter geen enkele single een grote hit. "Hotel Illness" haalde in januari 1993 de 23 plaats in de Top 40 en een half jaar later bereikte "Remedy" plek 24. De band had inmiddels wel een aardige reputatie opgebouwd als live-act en zo speelden ze die zomer nog een flinke reeks uitverkochte concerten. Toetsenist Eddie Hersch was een jaar eerder als vast lid aan de band toegevoegd. Ook het derde album "Amorica", dat eind 1994 uitkwam, en het vierde album "Three Snakes & One Charm" uit de zomer van 1996 leverden geen hitsingles op. Interne strubbelingen leidden tot het ontslag van gitarist Marc Ford in augustus 1997. Twee jaar later kwam het album "By Your Side" uit en werkte de band samen met Led Zeppelin-gitarist Jimmy Page aan de dubbel-cd "Live at the Greek", een mix van Led Zeppelin-covers en een aantal blues-klassiekers. Halverwege 2000 verscheen een Greatest Hits-album en in 2001 het door Don Was geproduceerde album "Lions", dat gevolgd werd door een Amerikaanse tour met Oasis. Maar het ging al een tijd niet goed met de band en in januari 2002 werd dan ook een rustpauze voor onbepaalde tijd ingelast. Drummer Steve Gorman werd ontslagen en Chris Robinson maakte plannen bekend voor een solo-carrière.

THE LOST CROWES / CD1: TALL SESSIONS / CD2: BAND SESSIONS

Maar het zat er al een beetje aan te komen, maar de Crowes werken gestaag aan een herstart. De ruzies zijn klaarblijkelijk vergeten, de drugs door de plee gespoeld en de geflopte solo-albums verteerd, want langzamerhand wordt het platenkopend publiek klaargestoomd voor nieuw werk. Dat gebeurt onder meer met de live-dubbelaar "Freak ‘n Roll…Into The Fog" vorig jaar opgenomen in The Fillmore in Los Angeles, een staalkaart aan sterke songs uit het Crowes-repertiore en een paar goed gekozen covers. De band verkeert in topvorm alsof de tijd niet lijkt te hebben stilgestaan. Chris Robinson krast druggy als altijd, en broer Rich laat zien dat hij één van de beste blues/rockgitaristen van het moment is. Met "The Lost Crowes" brengt de band nu een dubbel cd uit van twee niet eerder uitgebrachte, maar wel volledige plaatopnamen uit respectievelijk 1993 en 1997. Waar dergelijke ‘verloren gegane’ projecten vaak tegenvallen, is dat bij The Crowes niet het geval. "The Lost Crowes" behoort tot het betere werk van de band en is niet alleen voor de vaste liefhebbers een ‘must have’. "The Lost Crowes" bestaat uit twee cd’s, waarvan de eerste, "Tall", is opgenomen in 1993 en de tweede "Band" in 1997. "Tall" zou de opvolger hebben moeten zijn van de tweede succesplaat van de band "Southern Harmony and Musical Companion" uit 1992, een onmisbare plaat in welke cd collectie dan ook. Hoe dicht "Tall" op het succes van "Southern Harmony" volgde, blijkt wel uit het openingsummer "A conspiracy" dat zonder enig probleem op de voorganger had kunnen staan, en ook uiteindelijk op opvolger "Amorica" terecht zou komen. Andere hoogtepunten zijn o.a."Cursed Diamond", "Descending" en "Evil Eye" van het in totaal 16 nummers die geselecteerd zijn uit zo’n 30 nummers die de band in sessies in 1993 had opgenomen en die het opstapje zouden vormen voor de derde officiele cd van de band "Amorica". The Tall Sessions zijn laten gewoon een frisse en geïnspireerde band horen die graag met elkaar musiceert met gastartiesten als de zangers Gary Louris en Andy Sturmer en pedal-steelspeler Bruce Kaplan. Daarmee roepen ze vergelijkingen op met het vroege werk van The Allman Brothers Band en ze doen in experimenteerdrift daar niets voor onder. Een niet te missen schakel in het werk van de band dus. De tweede cd "Band" is eveneens een ‘piece de resistance’. Opgenomen na de als zeer zwak beoordeelde cd "Three Snakes and a Charm" bevat "Band" meesterlijke nummers als "Paint an 8" en "Wyoming & Me". Sterke nummers worden hier afgewisseld met soms wat minder werk, als "Predicatable", of nummers die gewoon prima klinken zoals "Another Roadside Tragedy". Kortweg: Deze dubbelaar van The Black Crowes is zeer aanbevolen, ook voor niet fans.


KIDS THESE DAYS
ALL THESE INTERRUPTIONS
Website: www.kidsthesedays.ca
www.myspace.com/ktd
Email: info@kidsthesedays.ca
Label: White Whale Records
www.whitewale.ca

De bandleden van Kids These Days zijn Peter Doig, Rob Josephson, Ryder Havdale, Marc Morrissette en Jason Starnes. Deze Canadese groep uit Vancouver is eerder een singer-songwriters-collectief van individuele songsmeden dan een heuse rockband. Je kan helemaal nergens horen dat deze 5 songwriters nog maar nauwelijks een jaar samen musiceren. Kids These Days is duidelijk een nieuwe naam om van nabij te blijven volgen. Hun debuutalbum "All These Interruptions" is een opmerkelijke collectie van zorgvuldig opgebouwd vakwerk hetgeen erg mooie indie-postrock popsongs oplevert. Hun eigen invloeden-lijst bestaat uit grote namen als The Band, The Beatles, Broken Social Scene, Fireball, Jim Guthrie, Lou Reed, The Sea And Cake, Smog, Tortoise, Travelling Wilburys, Wilco, Will Oldham : kortom indrukwekkend. Hun nummers vertonen soms raakvlakken met songs van Pavement en Radiohead, maar tegelijkertijd blijven ze toch ook behoorlijk origineel. Kids These Days brengen verfrissende en inventieve melodieën en hebben een zeer eigen benadering van songschrijven. Voor de zang bij de verschillende songs wisselen ze de diverse stemmen van de bandleden af met een duidelijke keuze voor de stem die het best de sfeer van het respectievelijke nummer zal weergeven. De melancholische stem van Marc Morrissette is daarbij mjn persoonlijke favoriet. De melodie en de kwaliteit van de songs zijn overduidelijk van het grootste belang voor deze 5 heren. Hun poëtische capaciteiten zijn terug te vinden in enkele nooit eerder gehoorde pareltjes van zinnen als "in this warehouse they manufacture kids", "dreams are whispers in your eyes", "I'm on a boat, the sun is in my eyes / I'm staring into nothing, there is nothing left to say / I should be home for sunday". Dat "All These Interruptions" een als kunst vermomde album is blijkt uit de diversiteit van de 10 songs : kippevelmomenten op "About Every 12 Hours" en bij 'The Details" met een hemelse stem van Jason Starnes, "Three Lights" beschrijft de gevoelens van iemand die van de ene nacht naar de andere fladdert en de ambiente groove van "Sink In Your Teeth" roept herinneringen op aan de topdagen van de indie jam-groepen op het Thrill Jockey platenlabel. In "Intoxicated" zijn er dan weer vleugjes mariachi te horen, waarna het nummer uitmondt in stevige rock en "Drinking Wine, Talking Art" is een song op weg om een echt klassiek meesterwerk te worden. Als er ook nog maar een beetje gerechtigheid is in deze harde wereld staan deze jongens van Kids These Days binnen de kortste keren op de cover van de vooraanstaande muziekbladen over de hele wereld.
(valsam)


CANDYE KANE
DIVA LA GRANDE
WHITE TRASH GIRL
Website : www.candyekane.com
Email Candyekanetour@aol.com
Label : Ruf Records
Website: www.rufrecords.de
distr. : Munich Records
www.munichrecords.com

 

Candye Kane is vooral een muzikante, een straffe muzikante bovendien. En één die je niet zal vergeten eens je ze aan het werk hebt gezien. (Zij die erbij waren op Aalst Bluest van vorige maand weten waarom). En toch speelt haar niet-muzikale verleden in elke bio een grotere rol dan bij andere artiesten. Omdat, dames en heren, deze rondborstige Californische in een eerder leven als stripteaseuse en nog later als euh... 'actrice' haar brood verdiende. Jobs waar velen op neerkeken, maar die Candye Kane uiteindelijk het zelfvertrouwen gaven om over te stappen naar haar echte roeping: de boogie-woogie, de opzwepende blues waarin feest, opwinding en tempo even belangrijke ingrediënten vormen. Van daaruit is ze gaan zingen en heeft al diverse releases op haar naam staan. Deze voluptueuze dame, met de meest excentrieke en flamboyante persoonlijkheid, maakt geen geheim van haar verleden en laat je live vooral niet afleiden door haar grote boezem. Want de muziek, dat telt, en haar overtuigend pleidooi voor een wereld waarin iedereen gewoon zichzelf kan zijn. Het nog vrij jonge levensverhaal van zangeres Candye kan men reeds te boek stellen. Maar zoals we reeds eerder vermelden, we beperken onze interesses tot de muziek. Zowel “Essegemblues Brussels”, “Brussels Blues” in de A.B. als Marktrock (1999) om er maar drie te noemen hebben in het verleden de verdienste de carrière van deze schitterende zangeres hier in Belgie flink te hebben ondersteund. Haar repertoire is bijzonder omvangrijk en omvat zowel swing uit de jaren ’40 en ’50 als Rhythm & Blues, blues en rockabilly. Het was Clif Antone die deze “dame” uit L.A. ontdekte en haar meteen een contract aanbood. Candye en haar formatie hebben reeds zeven albums op hun actief, waarvan het laatste album “White Trash Girl" het dichtst bij haar huidig repertoire op het podium benadert. En op scène moet je Kane gezien hebben: uitdagend, extravagant maar vooral begiftigd met een stem als klok. Gitaarspel, en dan die krachtige, rauwe, zwoele en verleidelijke vrouwenstem: I'm a white trash girl... Ik zie de hillybilly's al voor me. Op hun tractor midden in een korenveld en dan lekker swingen. "White Trash Girl" is het tweede album voor het Ruf Records label (opvolger van het uitstekende "Whole Lotta Love" uit 2003, waarvan we het duet met Charlie Musselwhite nog zeker niet vergeten zijn), dat meteen swingend begint met de titeltrack en "Estrogen Bomb". Daarna doet ze het eventjes wat rustiger aan, maar het nummer "Big Fat Mama’s Are Back in Style" brengt de pit weer terug. Dit nummer doet mij denken aan de film Chicago en ik krijg de neiging om op m’n bed te springen en met een borstel in m’n hand een show te maken. De liedjes zijn simpel en vrolijk en hebben wel grappige namen zoals "Masturbation Blues" en "What a Day For a Daydream". Meeste van haar songs zijn zelf neergepend of co-written met de hulp van haar opgroeiende zonen. "Estrogen Bomb" gaat over vrouwen die nooit verontschuldigingen maken, "Queen of the Wrecking Ball" vrouwen die steeds opnieuw harten breken en “Big Fat Mamas” over dames met een maatje meer of een song over hun seksualiteit zoals in "Mistress Carmen". Doordat de nummers zo vrolijk zijn en bijna allemaal wel uptempo is de cd snel afgelopen, al zijn er veertien nummers. Hij duurt maar drie kwartier en dat is eigenlijk een beetje kort, maar een feit is dat Candye Kane op haar zevende album met de steun van wat oude vrienden zoals Stuart Sullivan, producer Mark “Kaz” Kazanoff (Marcia Ball, W.C. Clark, Pat Boyack), Preston Hubbard (staande en elektrische bas), Jeff Ross (gitaren) en enkele nieuwe vrienden Damien Llanes (drums) en Riley Osbourn (piano,keyboards) een pracht van een bluesplaat op de markt heeft gebracht waarin elementen van jazz, pop en rock 'n'roll sluipen. Dat zelfde jaar verscheen, "Diva La Grande", een re-release van dit album dat oorspronkelijk in 1997 op de markt kwam bij het Antone's Records Label. Op dit derde album uit haar carrière waren toen al dezelfde ingrediënten terug te vinden als nu bijna 10 jaar later, nl.: jump blues, rockabilly en big-band swing. Naast originals als "You Need a Great Big Woman", "Gifted in the Ways of Love" en "All You Can Eat (And You Can Eat It All Night Long)" vinden we hier geweldige versies van "I Got a Feelin'" tot een Cajun-getinte versie van Lee Hazlewood's "These Boots Are Made for Walkin'". Producer Dave Alvin en Kane's backing band, the Swingin' Armadillos, laten horen dat anno 2006 haar stem nog niets aan kracht en intensiteit in al die jaren heeft ingeboet, maar dat ze nu alleen maar rijper (!) en doorleefder is geworden. Candye Kane doet wat haar hart haar ingeeft en dat klinkt geweldig. Indien ze nog eens naar de lage landen komt, zeker niet te missen!

MORE SPECIALS AT BLIKVANGERS CD'S


 

TERRY GARLAND
WHISTLING IN THE DARK
Website: www.terrygarland.com
Info: Joanne Garland
terrygblues@verizon.net
Label: Silvermoon Records
www.cdbaby.com/cd/terrygarland2

Wanneer Terry Garland de blues zingt, lijkt het alsof de luisteraar wordt meegenomen naar een nieuwe dimensie. Zijn bezielde songs en buitengewoon muzikaal inzicht maken Garland tot een van de meest innoverende en gelauwerde bluesmuzikanten van de jaren 90. Terry is geboren in Johnson City, Tennessee en zijn muzikale roots liggen bij de voorvaders van de blues. Gedurende zijn jeugd bestudeerde hij de sounds van Robert Johnson, Jimmy Reed, Blind Willie McTell, Howlin’ Wolf en Lightnin’ Hopkins. Zij inspireerden hem zijn roeping te volgen. "Ze speelden blues met een gitaar of piano, alleen dat. Zij waren zelf muziek. Alleen een stem en een instrument", zegt Terry. Garland bracht jaren door als gitarist bij verscheidene R&B-bands. Een belangrijk keerpunt in zijn carrière was toen hij voor het eerst alleen optrad. Er was geen weg terug, hij wist dat hij verder moest gaan op deze manier. Zowel de slide- als de akoestische gitaar bespeelt hij meesterlijk en uiterst nauwkeurig. Zijn stuwende voet zorgt voor percussie en zijn vocale kunnen is een aangename verademing. Een smaakvol en gereputeerd true-blues troubadour, die glimlachend de woorden van bluesveteraan John Lee Hooker herhaalt : "It’s in me and it’s gotta’ come out!". Garland veroverde de harten van de aanwezige adepten van de Delta blues dit jaar tijdens het Duvel Blues Festival. Collega Steven Verhoeven schreef een leuke anecdote over Garland's versie van "Diving Duck Blues" ... met de memorabele zin: "If the river was Duvel, I was a diving duck…", waarmee hij dadelijk ook de andere bluesliefhebbers op zijn hand kreeg. Een ding was zeker: Garland deed de Belgische regen vergeten door alle instrumenten zelf te bespelen, want één stem, één gitaar en één stampende voet, meer heeft hij niet nodig om zijn publiek geboeid rond zijn persoon te kluisteren. Terry Garland beheerst de blues en de kunst om dit enthousiast over te brengen, maar ook op plaat, want zopas verscheen zijn vijfde album "Whistling in the Dark". Een titel die vele oudere lezers laten denken aan een film uit 1941 met Red Skelton, Virginia Grey en Ann Rutherford. Maar deze plaat brengt ons prachtige, stuwende blues in een mix van roots, blues, folk, country, honky tonk en gospel. Garland brengt de luisteraar gewoon in hogere sferen. Wat "Whistling in the Dark" verder bijzonder maakt zijn de arrangementen. Luister bijvoorbeeld eens naar de adembenemde combinatie van Garland's gitaarspel en het pianowerk van Bruce Olsen in het openende "Get Bitchy". Alle nummers leveren mij een soort van laid back gevoel op. Lekker onderuit op je stoel, pilsje erbij en genieten van prima ontspannen uitgevoerde countryblues. Garland speelt overigens op momenten echt verbijsterend goed gitaar en Bruce Coursin (piano), Butc Taylor (piano), David owen (bas), Mark wenner (harmonica) en Adrian Olsen (percusie) weten hun begeleiding gedoseerd toe te passen. Dit is een cd met easy listening countryblues, genuanceerd uitgevoerd door zeer ervaren instrumentalisten. Het klinkt heel natuurlijk. Je hebt een goeie producer nodig om Garland tegelijk als een sfeer en als een songsmid voor te stellen, en daar slaagt Bruce Olsen volledig in. De songs schuifelen voort, Garland zingt met een norse, ruwe stem zijn fingerpicking Delta songs, er wordt fantastisch ingekleurd door zijn diverse zelfbespeelde gitaren. Het is voer voor fijnproevers. Teddy Garland is nog best te vergelijken met bovenvermelde bluesgrootheden, maar weet zelf er meer swing in te houden. Deze man is zo subtiel dat hij zichzelf haast wegnuanceert. Een meester in understatement die aan een rauwe Amerikaanse rootsstijl zoveel verfijning geeft dat ze bij een nieuw, gesofisticeerd publiek belandt. "Whistling in the Dark" is een echt meesterwerkje! Als u de mogelijkheid heeft om hem in een intieme entourage te zien spelen is dit wel echt een buitenkansje.


SUGAR MOUNTAIN
IN THE RAW
website: www.sugar-mountain.net
www.myspace.com/sugarmountainmusic
info : contacto@sugar-mountain.net
www.goodsoundsmusic.com
label : Brewery Records
www.breweryrecords.com
www.cdbaby.com/cd/sugarmountain

Of Walter Clevenger te rade gegaan is bij beursgoeroe Paul D'Hoore is mij onbekend maar de frontman van the Dairy Kings (nieuw album begin '07) heeft zijn zuurverdiende centen in een record-label gestopt. Een van de leuke verrassingen op Brewery Records is het rock & roll bandje Sugar Mountain uit ... Spanje. Mocht notabene Dan Baird (ex Georgia Satellites en Yayhoo lid, zie rev: the Honky Tonk Desciples) nog tekenen voor de produktie van het album "Hand Crafted Tunes" dat in 2004 verscheen dan deden de jongens uit Pontevedra voor de opvolger "In The Raw" beroep op een ander lid van the Yayhoos ... niemand minder dan Eric "Roscoe" Ambel. (www.ericambel.com). Het kan dan ook niet anders of "Roscoe's" aanwezigheid drukt een stempel op de sound van Sugar Mountain. De aandachtige luisteraar zal onvermijdelijk flarden herkennen van the Del-Lords, Joan Jett, the Backsliders, the Yayhoos en voornamelijk the Bottle Rockets. Bovendien kruipen de jongens van Sugar Mountain zelf in de tijdscapsule en zijn de invloeden van The Stones, Faces, Kinks duidelijk merkbaar. De bonus track/cover van "Picture Book" (the Kinks) die je alleen op de USA release aantreft en het openingsnummer "1964" zijn er fraaie staaltjes van. "Wait for the music to fill you spirit" zingt Javier Ruano uit volle borst over "die" periode waarin de Engelse bands het mooie weer maakten. "Not Your Business" en "Back on Track" zijn op het lijf en de tuitlippen van Jagger geschreven, het Hammond orgeltje op "Downhearted Girl" en "You Can't Hide" roept nog meer nostalgie op en met "Good Thing's Gone" gaan de jongens zowaar het country/honky tonk pad op. "Black Cat Woman" met Ambel opTelecaster en Isaac Campos op upright piano en "Let in Shine" zijn rockertjes die geschiedenis kunnen schrijven en wanneer Ruano de slide gitaar van de (stieren?) stal haalt om the "Queen of the Blues" in de arena te halen kan de pret niet meer op. Afsluiter "Running Around" neemt in die mate gas terug dat je niet alleen meteen met de neus op de (wereldse feiten) wordt gedrukt ... "Outside of the peep show ... in the dark left alone and crying, and I go running around in a lovely town", maar ook doet beseffen dat Sugar Mountain & Eric "Roscoe" Ambel een schitterend album hebben afgeleverd.


Sugar Mountain :
Javier Ruano (vocals & guitar)
Yago Carreño (guitar)
José Salgado (drums)
Rubén Álvarez (bass)
Isaac Campos (organ & pianos)
Nestor Busquets (percussion)

 


DICKIE PELTIER
25 MILES FROM TEXAS
Label: The Musik Faktory/Great Blues Recordings
Website:www.great-recordings.com
Email: music@great-recordings.com

Fans van onvervalste Texas Blues songs halen met dit album een juweeltje in huis. Richard "Dickie" Peltier geboren in 1956 in Port Arthur, Texas, liet zich inspireren door zegmaar Freddie King, Hank Williams Sr., Otis Redding, Tommy Bolin en Elmore James, al laat zijn gitaarspel vootdurend denken aan de Texaanse blues legenden als Johnny en Edgar Winters en T-Bone Walker. Voor de opnames van dit album ging deze Texaan terug naar zijn roots. Het resultaat is dan ook verbluffend te noemen. Reeds bij aanvang met de titeltrack krijg je het gevoel van waar heb ik dit eerder gehoord. Juist ja want hij wordt bijgestaan door vrienden, zo horen we een stevige beat op drums van Lewis Reeves, de strakke baspartijen van Paul Choate en Don LeBlanc op keyboards. Joe Mendoza en Nick Colida op mondharmonica begeleiden Dickie op zijn rauwe en vlijmscherpe gitaar partijen op sommige tracks. Zijn songs vertonen invloeden van R & B, rock en country waaraan hij steeds iets eigenzinnigs weet toe te voegen. 17 nummers waaronder mooie blues-rockers als "25 Miles From Texas", "See Me Cry", "Makin' Tracks", "Never Met A Woman", "Tornado Warnin'", maar ook rustige, zowat meer de rustiger traditionele bluesstijl vinden we in "Movin' On", "Good Times", "Goin' Back To Texas", "Slow Blues In 'B'" en "Bad Bad Feelin". Dickie Peltier toerde en speelde met zijn band, 'Dickie and The Tornadoes', als opener voor Delbert McClinton, Fabulous Thunderbirds, Mickey Gilley, Rodney McDowell, B.B.King, Black Oak Arkansas, T.Graham Brown en de Boogie Kings. Eerlijk gezegd mijn bewondering kan alleen maar groeien als blijkt dat Peltier bijna alle songs zelf geschreven heeft, slechts twee covers. Dat een hedendaagse blanke bluesman het ook aankan om onvervalste Texas Blues te brengen wist ik al langer. Met deze is nog maar ééns het bewijs afgeleverd. Ontdek Richard "Dickie" Peltier en overtuig uzelf.


 

THE BLUE MOLLIES
BIG PEOPLE SHOES
Website: www.thebluemollies.com
Contact : contact@thebluemollies.com
Label: Cosmic Booty Records
www.cdbaby.com/cd/bluemollies

The Blue Mollies (een pseudoniem voor de drug "amfetamine") is de muzikale baby van singer-songwriter Emily Olson en haar man Steve Dupuis (ex-The Rakes). De teksten van alle nummers op dit debuutalbum "Big People Shoes" zijn neergepende overpeinzingen over dingen die wel eens door het hoofd schieten net voor het slapengaan. Onderwerpen over de dingen des levens, zoals daar zijn gezinsleven, dagelijkse beslommeringen, goede en slecht aflopende relaties, het verlangen en streven naar geluk en zelfs over de dood. Muzikale invloeden voor The Blue Mollies zijn Aimee Mann, Wilco, Neil Young, Martina McBride, Lucinda Williams. Het geluid varieert van ruwe rock'n' roll over blues tot country en experimenten met electronica. De 4-koppige band (met Kirk Hall op drums + Brad "Thumbs" Konkel op basgitaar) heeft zijn roots in Minneapolis, waar ze vorige winter al hun tijd staken in de opnames van "Big People Shoes". Emily Olson's soulvolle stem vertoont raakvlakken met enkele vrouwelijke collega's zoals Neko Case (in "Nicotine" en "Lowdown"), Caitlin Cary (in "Different Sleeve", "Drive-In" en "Missed U") en soms zelf Kate Bush (in "Mediocrity" en Quiver"). Kortom : een verdienstelijk debuut dat verlangend doet uitkijken naar een spoedige opvolger.
(valsam)


RAMSAY MIDWOOD
POPULAR DELUSIONS & THE MADNESS OF COWS
website : www.ramsaymidwood.com
info : ramsay@farmwire.com
www.myspace.com/ramsaymidwood
label : Farm Wire Records
Farmwire Music / PO Box 150214 / Austin, TX 78715
www.rwin.nl/ramsaymidwood

Het album "Shoot Out at the Ok Chinese Restaurant " van Ramsay Midwood (2002) werd onlangs nog door collega Wiebren Rijkeboer (www.altcountry.nl) bekroond met de Award "Vergeten Klassieker". Een onderscheiding die eerder al te beurt viel aan illustere voorgangers als Neil Young ("On the Beach"), T-Bone Burnett ("Proof Through the Night"), Neal Casal ("Fade Away Diamond Time"), Kevn Kinney ("Mac Dougal Blues"), Gene Clark ("No Other")... enz. Het album kende zijn debuut op het Glitterhouse label (1999) om vervolgens door Vanguard Records op de Amerikaanse markt gegooid te worden. Voor ondergetekende betekent het album nog steeds iets meer dan een half uurtje schitterende New Orleans blues, Austin folk, Virginian bluegrass. Vrienden voor het leven, Randy Weeks (elect. gt, banjo- zie rev : aug '06) en Kip Boardman (bas, piano - zie rev sept. '06) namen destijds de produktie in handen en het album was eigenlijk de voorloper van "Undone" een promo (bootleg) EP met een vijftal songs en helaas, enkel nog op optredens te koop aangeboden. Voor het splinternieuwe "Populair Delusions & the Madness of Cows" deed Midwood opnieuw beroep op dit duo dat ditmaal onder leiding van Don Heffington (drums, onlangs nog met Lucinda Williams op toernee), Greg Leisz (lap steel, mandolin, Jake Labotz, guitar), Phil Parlapiano (Accordion, orgel), David Vaught & David Jackson, (bas), John Birdsong (tuba, baritone horn) en Danny Mc Gough (orgel) de studio's van Charlie Mc Govern introk. Een select gezelschap dat de man, die zijn inspiratie zocht bij artiesten als Bobby Charles, Mississippi John Hurt, Woody Guthrie, Pete Seeger, Ramblin' Jack Elliot, Bob Dylan en the Band, vakkundig terzijde stond. Ramsay schudt een achttal songs uit zijn mouwen en enkel de traditionals "Rattlesnake" en "When God Dips his Pen" kleuren dit albums als buitenbeentjes. Midwood opent verrassend sterk met "Ringmaster" een uitstekend laid tempo-nummertje met swampy guitar licks à JJ. Cale, Tony Joe White en een fraai accordion geluidje van de hand van Phil Parlapiano. "I Told You So" is een gehaaide Radio 1 hit die niet moet onderdoen voor wat JJ. Cale en Eric Clapton momenteel samen uitrichten. "Planet Nixon", "Jesus Is", "Boxwine Truth", "Weary Head" en "Whithered Rose" zijn Midwood ten voeten uit ... die gruizelige stem à Tom Waits omgeven door tuba, accordion en een heerlijk orgeltje en dat typische bluesy gitaarsoundje dat refereert naar grootheden als Lightnin' Hopkins en John Lee Hooker. Kortom, Delta blues with americana roots en het duo Cooder/Lindley moet wellicht pisnijdig zijn dat zij een song als "Prozac" (!) niet zelf geschreven hebben. Prima album en hopelijk vertaalt zich al dat moois in een uitgebreid toerneetje, liefst in deze bezetting. Of het financieel haalbaar is een ander paar mouwen maar Ramsay Midwood is wel samen met Bo Ramsey (zie rev. juli '06) en Thad Beckman (rev. nov. '06) een van mijn gedoodverfde (blues) kandidaten om in aanmerking te komen voor mijn eindejaarslijstje.


 

MICHAEL GAITHER
SPOTTED MULE AND OTHER TALES
website: www.michaelgaither.com
www.myspace.com/michaelgaithermusic
Email: michael@michaelgaither.com
Label: eigen beheer
www.cdbaby.com/cd/gaither

Michael Gaither woont in Watsonville, Californië, en aan het hoesje te zien is dit wel 'the place to be'. En laten we meteen met de deur in huis vallen, "Spotted Mule and Other Tales" heeft het helemaal, het is een album geworden waarin je het gevoel krijgt dat Americana pas is uitgevonden. In minder dan veertig minuten jast deze messcherp akoestisch gitaarspelende troubadour er liefst een dozijn liedjes doorheen die daarom nog niet minder doordacht in elkaar steken. Het gebodene varieert van zoetgevooisde vocalen, mooie melodieën, sterke teksten en alles van zo'n breekbare intensiteit dat Warren Zevon weer tot leven lijkt gekomen. Zijn inspiratie zocht hij verder bij Ray Davies, John Hiatt, Buddy Miller, Julie Miller, Tom Petty en John Prine. De meeste songs zijn fantastische staaltjes van Americana, een mix van eigentijdse folk, bluegrass en country. De voorzichtige fluisterstem van Gaither is geen stem die je meteen van je stoel doet vallen, maar hij maakt uitstekend gebruik van de beperkte mogelijkheden. Instrumentaal neemt Gaither gitaar en harmonica voor zijn rekening, al wordt hij op "Spotted Mule and Other Tales" in sommige tracks op bescheiden wijze ondersteund door mandolin, dobro en banjo, waardoor de plaat een gezellig sfeertje krijgt. De meeste nummers schreef hijzelf maar hij schroomde niet om bijvoorbeeld een lied van Tom Petty ("Running Down A Dream") op te nemen. Als je Americana-artiesten ziet als beschrijvers van hun omgeving en chroniqueurs van het dagelijkse leven in de Verenigde Staten, dan voldoet niemand beter aan die kwalificatie dan Michael Gaither. Hij schrijft over zichzelf in relatie tot de mensen om hem heen en maakt songs over de landschappen om hem heen, met zelfs wat sarcasme in "Good God Man How Big a Car Do You Need?" of wat gospel in "Entertaining An Angel". Andere uitschieters zijn voornamelijk "Highway 17", "Jack of All Trades" en "Takin' Baby Steps", allemaal songs overgoten met prachtige teksten en een smeuïg Americana-sausje. Samen met zijn begeleidingsband is dit een zeer luisterbare cd geworden, een cd die resulteert in een intieme sfeer, verstilde ballades waar menig singer-songwriter niet aan tipt terwijl hij evenmin zijn hand omdraait voor een staaltje onversneden bluegrass. Wie gewoon van rustige Americana houdt, zal waarschijnlijk ook hier van smullen.


ANDERS PARKER
Website: www.andersparker.com
www.myspace.com/andersparker
Label : Baryon Records
www.baryonrecords.com
john@baryonrecords.com

Toen we in 2004 het album "Tell It To The Dust" bespraken, van de tegenwoordig in North Carolina woonachtige singer-songwriter Anders Parker, staken we onze bewondering voor de man al niet echt onder stoelen of banken. En met de opvolger "The Wounded Astronaut" EP (2005), bewees hij opnieuw alle aandacht meer dan waard te zijn. Parker maakte vroeger deel uit van bands als Space Needle en Varnaline, maar tegenwoordig is hij solo en heeft op zijn eigen platenstal, Baryon Recordings, drie prima platen uitgebracht. Hij zat immers ook als co- producer achter de knoppen bij Centro-Matic’s "Love You Just The Same" en verzorgde voor deze schijf ook het nodige snarenwerk. Liefhebbers van singer-songwritermateriaal waarop niet zo alledaagse paden worden bewandeld zullen hun plezier met deze albums niet op kunnen. Maar genoeg over deze albums, die waren werkelijk adembenemend. En dat kunnen we ook zeggen van zijn nieuwe titelloze album. Met de langgerekte openingstrack van "Circle Same" is meteen zijn visitekaartje gegeven, en zo tot het afsluitende "Pink Clouds", gunt deze artiest ons allemaal prijsnummers van songs. Herkenbaar gebleven is de mooie stem, het totaalgeluid is echter vele malen rijker dan wat zijn vroegere Varnaline ooit op cd zette. Parker gaat op dit album in de weer met akoestische gitaar, piano, keyboards en slechts éénmaal met een prachtige elektrische gitaarsolo in het nummer "False Positive", een song waarin hij zijn afgunst voor de regering verhaalt, maar ook in zijn arrangementen en één venijnige slide met een ray gun gitaar in "Dear Sara". Parker zoekt op dit album meer dan ooit zijn roots, om die vervolgens geheel naar eigen hand te zetten. Hij wordt daarbij uitmuntend begeleid door drummer Ken Coomer (Uncle Tupelo, Wilco), gitarist Kurt Swan (Dumptruck, Steve Wynn), Son Volt pedal-steel expert Eric Heywood en bassiste Jennifer Condos. Onder de gastmuzikanten treffen we ook schoon volk aan als Sally Timms (vocals), Kristin Mooney (vocals), Phil Hurley (akoest.gitaar, vocals), Mark Spencer (piano, moog), Kendall Meade (vocals), James Weed (keyboards). Met zijn briljante debuutalbum "Tell It To The Dust" twee jaar geleden maakte Parker aldus de juiste beslissing solo te gaan. Maar vriend en vijand werden nu ook verrast met zijn nieuwe album, want zelden klonk Parker zo geïnspireerd en doeltreffend. Opgenomen in Los Angeles met coproducer Adam Lasus (Clap Your Hands Say Yeah, Helium), horen we op deze plaat rijke arrangementen die wonderschoon bij Parker's aangename stem passen en geven hem een enorme vrijheid in het schrijven van nieuwe songs, die hoorbaar met ongelooflijk veel liefde en wederzijds respect zijn gemaakt en zo ongeveer het hele terrein van de Americana bestrijkt. Anders Parker heeft eindelijk zijn creatieve vrijheid gevonden want de albums worden uitgebracht op zijn eigen Baryon Recordings. En dat is voor hem nu veel belangrijker dan wereldwijde roem. Een groot publiek zal hij er wederom niet mee bereiken, daarvoor is Parker's stijl haast te ondoorgrondelijk, maar creatief staat hij ontegenzeggelijk op een hoogtepunt. En dat kan ook gezegd worden van zijn samenwerkingsproject met Jay Farrar. Sinds zijn debuut album "Tell It To The Dust", waar hij o.a. begeleiding kreeg van Farrar treden beiden de laatste tijd regelmatig samen veel op. Op 31 oktober verscheen via Sony (U.S.) "Death Songs For The Living" van hun project, Gob Iron. (zie volgende recensie). Kortweg: Anders Parker : Warm aanbevolen!


GOB IRON
DEATH SONGS FOR THE LIVING
Website : www.jayfarrar.com
www.andersparker.com
Label: Transmit Sound/Legacy/ Son
www.legacyrecords.com

"Death Songs For The Living" van Gob Iron is fantastisch! Laat dit meteen gezegd zijn. Gob Iron is een samenwerkingsproject tussen Jay Farrar (Son Volt/Uncle Tupelo) en multi-instrumentalist Anders Parker (Varnaline), die op deze nieuwe plaat er samen voornamelijk oude folk standards op aanpakken. Gewoon maar met zijn tweeën, maar ze klinken regelmatig als een volledige ouderwets duo. Je kunt aan de technische opnamekwaliteit horen dat hun cd "Death Songs For The Living" in onze tijd is opgenomen, maar ze klinken verder perfect als een duo van tachtig jaar geleden. Denk aan de Louvin Brothers of de Stanley Brothers. Wat ze met deze legendarische gezelschappen gemeen hebben is om te beginnen de schitterende zang. Ze zingen onder meer "Wayside Tavern" van de Stanley Brothers, en daarin laten ze horen dat ze zeker niet onderdoen voor die twee. Zo ook op Parker's grootste moment "Little Girl and Dreadful Snake", waarin we een mix horen van Farrar's diepe stem met Parker's tenor, zo mooi zelfs dat de vergelijking met de Louvin Brothers niet ver weg is. Daar komt bij dat Farrar en Parker niet alleen zeer goed en scherp zingen, maar dat ze ook nog eens voortreffelijk gitaar en lap steel spelen (Jay) en piano, E-bow (is een klein aparaatje dat strijkgeluiden produceert als het boven gitaarsnaren word gehouden) en gitaar (Parker). Andere volksliedjes als "Death’s Black Train" van Rev. JM Gates, "Hard Times" van Stephen Foster en "East Virginia Blues" van A.P. Carter krijgen zo'n nieuwe arrangementen en nieuwe teksten mee die door Farrar geschreven zijn, waardoor liefdevolle songs ontstaan die namelijk zeker zo sterk zijn als de traditionals. "I’ve always considered folk music a fundamental form that I was due to revisit after the one Uncle Tupelo record, March 16-20," zegt Farrar. "As for the title of the record, Anders and I just decided to pick some songs, and only later did we realize that most of them were about death. Maybe death-related songs resonate most, because absolutely everyone has to deal with it." Op Josh White's "Silicosis Blues", doen Farrar's harmonica en zijn akoestisch gitaarspel je wel degelijk denken aan "March 16-20", de tekst is hier wel hetzelfde gebleven maar de melodie laat ons hier weer denken aan "Paul and Silas in Jail". En zo kunnen we maar doorgaan, voor hun "Nicotine Blues" maken we de vergelijking met "Ten Second News" van Son Volt's debuut of "Nothin'" van Townes Van Zandt. "Nicotine Blues" lijkt tekstueel gezien dan wel een ode aan Townes van Zandt, het is trouwens naast het afsluitende "Buzz & Grind", de enige songs die Farrar voor dit projekt schreef. De opnames van deze prachtsongs gebeuren in Farrar’s St. Louis studio in het najaar van 2004, negentien tracks, zijnde tien songs met tussen ieder liedje een instrumentaaltje. En hier de hoogtepunten uitkiezen is gewoon ommogelijk, maar songs als "Hard Times" "Buzz and Grind" en "Wayside Tavern" hebben bij mij elke keer hetzelfde effect, dat bij mijn vrouw steevast de vraag oproept: "Wat loop jij toch te grijnzen?" Dat komt, beste lezers, door de heerlijke muziek van dit fantastische duo. Pure muziek, twee jongens die samen muziek maken en spannend tegen elkaar aan staan te zingen. Ouderwets, maar wel héél erg goed. Puur genieten dus.


ARLINGTON PRIEST
THE MEMORY OF YOUR COMPANY
website : www.arlingtonpriest.com
www.myspace.com/arlingtonpriest
Emai: jill@arlingtonpriest.com
label :Crazy Neighbor Records
www.cdbaby.com/cd/arlingtonpriest2

Het echtpaar Jill Priest en Rhett Mc Allister ( Decatur, Georgia) vond dat na drie jaren "on the road" de tijd aangebroken was om een rustperiode in te bouwen. Maar rust roest en producer en multi-instrumentalist Will Robertson (upright, acoustic & electric bass, piano, organ, electric guitar) kon het tweetal overtuigen om al hun ervaringen en songwriting te vertalen in een album. "The Memory of Your Company" zou het eerste officiële studio-album van het duo zijn. Onze zoektocht naar info leverde een eerder verschenen live album op (at the famous Eddie's Attic in Decatur) dat de titel "A Little Rendez-Vous" meekreeg (www.cdbaby.com/cd/arlingtonpriest) en er zou zelfs een mini-album (zeven songs) op de markt zijn dat het levenslicht zag onder de naam "Arlington Priest" (www.musesmuse.com, by Stacey Board, 6/26/04). Bij nader inzien blijkt dat er een aantal songs van die albums opnieuw van de partij zijn op "The Memory of...". Geen enkel probleem want met hun harmonieuze samenzang die wat linkt naar Simon & Garfunkel, the Indigo Girls scoort het tweetal ongetwijfeld erg hoog in de traditionele folk/progressieve rock middens. Zelfs de alt. country fans kunnen zich aangesproken voelen want het pedal steel, dobro werk van Mark Van Allen, Russel Cook op mandolin, David Stephens op banjo en niet te vergeten Rodger French op accordion bewijzen dat dit album ongetwijfeld thuis hoort in de grote Americana vijver. Het schitterende "Sarah" behoort ongetwijfeld tot een van de betere songs die wij in 2006 mochten aanhoren en het album laat met "Long Day", "Dustin", "Mexico" en het up-tempo nummer "Almost Home" een erg sterke indruk. Het hoogtepunt is ongetwijfeld het prachtige akoestische "Tonight" dat illustratief is voor "The Memory of your Company" .... "Blending a lyrical style that pines for answers and acceptance with intense, longing vocals, in the end it comes down to one word: Harmony!" Prachtig album, heerlijke stemmen, sympathieke mensen ... Hallelujah ("Why need not love")


NICKEL CREEK
REASONS WHY (The Very Best)
www.nickelcreek.com
Label : Sugar Hill
www.sugarhillrecords.com
Distr.: Munich Records
www.munichrecords.com

Verbazingwekkend, chicken-skin en wat al niet meer… De muziek van Nickel Creek uit San Diego is zo vederlicht, zo soepel, nieuw en toch zo klassiek herkenbaar. Gitaar, (subliem -) mandolinespel en speelse viool zingen zoals de warme stemmen de melodieën spelen. Liedjes die al eeuwen lijken te bestaan of voorgezongen zijn bij je jeugdige slapengaan of eerste kampvuur. De band met het genie Chris Thile (mandoline, banjo, bouzouki, zang) in de gelederen maakte al drie prima cd's. Nickel Creek beperkte zich op hun titelloze debuut (2000) zeker niet tot bluegrass.Country, folk en Keltische invloeden waren even dominant aanwezig. De cd bevatte een aantal knappe instrumentale nummers en daarnaast vooral ballads. Het debuut van de band was al zeer overtuigend, maar hun tweede plaat "This Side" (2002) was nog een aantal klassen beter. De muziek op "This Side" klonk echter nog een stuk eigentijdser en vooral een stuk minder braaf en was wederom door Alison Krauss geproduceerd. Beide cd's gingen in de Verenigde Staten als warme broodjes over de toonbank, maar kregen hier in de Lage Landen veel te weinig aandacht. Met hun derde album "Why Should The Fire Die?" (2005) is daar wel enigzins verandering in gekomen, want voor deze cd werd producer Alison Krauss ingeruild voor het duo Tony Berg en Eric Valentine, waarvan we de laatste niet alleen kennen van zijn band The Dwarves, maar ook van zijn werk met Good Charlotte en de Queens Of The Stone Age. Dat betekende overigens niet dat Nickel Creek de 'progressive bluegrass' achter zich liet, maar "Why Should The Fire Die?" klinkt wel net wat minder traditioneel dan de vorige twee cd's. Wat is er zo uniek aan deze band: de hoge kwaliteit van de songs, de muzikale virtuositeit van de leden van Nickel Creek, dat naast Chris Thile bestaat Sara Watkins (viool, zang) en broer Sean Watkins (gitaar, mandoline, zang), hun soms adembenemend harmonieuze samenzang en sterke teksten. Deze maand wordt door Sugar Hill Records van Nickel Creek het compilatie album "Reasons Why (The Very Best)" uitgebracht. Op het album staan twaalf favoriete songs van hun vorige 3 albums en voegen twee live tracks uit 2000 hier aan toe, zijnde "You Don't Have To Move That Mountain" en "The Fox / Subterranean Homesick Blues", die in dat jaar werden opgenomen in The Freight and Salvage. Op de extra cd staan zeven videoclips: "Reasons Why", "When You Come Back Down", "Lighthouse Tale", "Speak", "Smoothie Song" en "When In Rome", clips waarmee het trio in Amerika in relatief korte tijd een grote aanhang heeft weten op te bouwen. "Reasons Why (The Very Best)" levert een versmelting van indiepop, singer/songwriterwortels, Keltische folk en virtuoze countrywalsjes aan songs, waardoor we kunnen zeggen dat Nickel Creek de bluegrass wel degelijk heeft vernieuwd. En gezien de extra cd is deze compilatie een enorme aanrader voor iedere liefhebber van bluegrass, waarin Nickel Creek duidelijk haar eigen stijl heeft gevonden, die zeker eigentijds te noemen is.


MITTENS
FOOLS ON A HOLIDAY
Website: www.mittensmusic.com
www.myspace.com/mittens
Email: mittensmusic@hotmail.com
Label: Bodies of Water Arts and Crafts
www.bowaac.com

 

Mittens is een rock n' roll trio afkomstig uit Boston, USA. Ze hebben reeds 2 EP-tjes en 2 full CD's uitgebracht, waarvan "Fools on a Holiday" de laatste nieuwe schijf is. De bandleden zijn Andy Brooks, Tom Novotny (die elkaar afwisselen op bas, gitaar en zang) en drummerNick Buni. Onze groepsnaam klinkt stupide, vandaar dat we nog veel harder moeten werken om geloofwaardig over te komen, zegt Andy Brooks. Muzikaal worden we herinnerd aan de Kinks, Jonathan Richman, Nick Lowe, Wreckless Eric en Papas Fritas. In de vakpers is er ook sprake over een kruising tussen de Shins en de vroege Beatles. De nummers werden geschreven door Brooks en Novotny, die zichzelf graag zien als een soort Lennon/McCartney. Brooks zegt overigens dat Paul McCartney de reden was waarom hij ging leren gitaar spelen en als blijk van eeuwige dank kleeft er altijd een foto van de legendarische Beatle op zijn basgitaar. Voor ''Fools on a Holiday," deed Mittens opnieuw beroep op producer Pete Weiss, die ook hun debuutalbum voor zijn rekening nam. "Fools on a Holiday" bestaat uit 12 korte en vlotte pop- en rocksongs, meezingertjes die werden opgenomen in een zorgeloze wereld vol zonneschijn, in de eetkamer met de ramen open zodat de buren mee kunnen genieten. Enkele aanraders : "Leeway", "Douglas", "The Way We're Living", "Fools on a Holiday", "Looks Like You Could Use a Little Love", "50/50" en het live gebrachte "Street Sweeper". Deze CD is een leuke fun-plaat met veel eerlijke recht-voor-de-raap popsongs, catchy ritmes, handgeklap en poepsimpele melodietjes die zo in je geheugen worden vastgeprikt. Luisteren en genieten.
(valsam)


SHARON BOUSQUET
TEMPLE
Website: www.sharonbousquet.com
Email: media@sharonbousquet.com
Label: Body Mine Spirit Music Company
www.sonicbids.com/sharonbousquet

 

Sharon Bousquet (spreek uit "Boo-skay") is een Amerikaanse singer-songwriter uit Austin, Texas die met "Temple" haar 2e soloalbum heeft uitgebracht, een plaat die helemaal in de lijn ligt van haar eerste Cd "Mirror, Mirror" uit 1998. Daarnaast waren er ook nog 2 EP-tjes met elk 8 tracks ("Bootleg Bousquet" uit 2001 en "Live in Texas" uit 2004). Bousquet bezit over een zeer mooie en krachtige stem en wordt alom geloofd voor haar schrijverstalent van songs die ze zingt met subtiele en minimalistische begeleiding van haar eigen gitaar + wat piano, orgel of elektrische gitaar gespeeld door multi-instrumentalist Chris Cage, die samen met Bousquet ook de produktie van "Temple" voor zijn rekening nam. De songs worden omschreven als melancholisch en sfeervol, de mooie stem voegt een palet aan kleuren en dramatiek toe en herinnert soms aan Mary en Frances Black en soms ook wel aan Joni Mitchell of Sarah McLachlan. De manier waarop ze haar boodschap vertelt in de songs doet dan weer denken aan Leonard Cohen en Nick Drake, van wie ze "Northern Sky" covert op dit album. Een 2e nummer dat Bousquet niet zelf heeft geschreven is "Only A Dream", een lied dat haar werd aangereikt door een vriendin die net uit een vechtscheiding kwam en haar verdriet in dit nummer heeft neergeschreven. "Look At This Place" is een song geschreven nadat Bush zijn tweede ambtstermijn als president van de USA had veroverd. Het nummer gaat over het besef dat Amerika zichzelf zo polariseert in de wereld en over de zinloosheid van de "God van alle oorlogen" in Irak. In juni 2006 behaalde Bousquet nog een 2e plaats in de Austin Songwriter's Group Song Contest 2006 met het nummer "Look At This Place". In maart 2007 zal ze ook een kort bezoekje brengen aan België en Nederland voor enkele optredens. Tot slot nog een leuke anekdote : in haar biografie staat dat ze haar eerste professionele optreden had in een nudistenkamp waar ze originele reggaesongs zong voor een publiek van 600 naakte luisteraars. Maar de laatste jaren is haar publiek toch netjes aangekleed en beleefd luisterend naar de mooie songs van dit talent.
(valsam)


 

WILD BILL PITRE
I WAS RAISED ON A FARM
Label: The Musik Faktory/Great Blues Recordings
Website: www.great-recordings.com
Email: music@great-recordings.com
Foto & info: www.bobtjeblues.com
www.cdbaby.com/cd/wildbillpitre

Op 27 juni 2003 is bluesgitarist en mondharmonicaspeler Wild Bill Pitre overleden. Nadat hij vier maanden eerder een beroerte had gehad, werd hij zo ziek dat hij zelfs geen gitaar meer kon bespelen. Mondharmonica lukte hem nog wel en hij koesterde de vurige hoop nog eens een album te kunnen opnemen. Wild Bill Pitre werd geboren in Port Arthur, USA. Hij groeide uit tot een lokale held, totdat hij onder de naam Wild Bill's Washboard Band in 1970 zijn eerste plaat opnam. Dit was op het label Goldband van Eddie Shuler. Het verhaal gaat dat de band met plezier een opname wilde maken, maar dat de gitarist geen goede gitaar had. Uiteindelijk kwamen ze tot een wel erg ongewone afspraak. In ruil voor de opnames zou de gitarist in natura worden uitbetaald en wel met een nieuwe gitaar! De plaat werd een ruige bluesvariant met veel zydeco-invloeden. Gezien de naam van de band en het meespelen van Marcel Dugas op accordeon was dit niet echt verrassend te noemen. Nadien raakte Wild Bill weer in de vergetelheid, en was alleen nog maar actief in de clubs in en rond Port Arthur. Omdat hij zich te vaak bedrogen voelde wilde hij niets meer te maken hebben met de muziekindustrie. Het is het klassieke bluesverhaal: de rechten van de door hem geschreven nummers had hij ooit voor een klein bedrag verkocht, en ook de royalties voor de platen werden hem door de neus geboord. De Texaanse mondharmonicaspeler Paul Orta herontdekte Wild Bill, en ontfermde zich over hem. Door toedoen van Paul was Wild Bill te gast tijdens editie 2001 van de Blues Estafette te Utrecht. Menigeen was aangenaam verrast van zijn show. Wild Bill bracht, samen met Paul op mondharmonica, een set om u tegen te zeggen. Ze speelden toen zonder bassist, omdat naar volgens de bassist het had laten afweten omdat: "Wild Bill altijd van toonladder veranderde tijdens zijn songs, en dit te moeilijk om te volgen was". We kregen een set vol onvervalste authentieke en primitieve rockin'-Texas-boogie vermengd met een flinke scheut Cajun/Louisianablues. Een hoogtepunt van de dag. Songs als 'Black Cat Blues', 'Hey Little Girl' en 'I Got A Hundred Dollars' werden met verve gebracht. Mr.Pitre speelde in sommige songs met één hand en had hij een uitstraling om u tegen te zeggen. Bovendien had hij echt een stem om de blues te brengen. (www.bobtjeblues.com). "I Was Raised On A Farm" uit 2002 is dan ook het laatste album van Wild Bill Pitre, en het is zonder twijfel zijn beste. Deze plaat is uitgebracht door Great Blues Recordings en bevat zestien zelfgepende tracks, waarin een overvloed van originaliteit, maar ook overvloed van duidelijke invloeden terug te vinden zijn, waaronder Lightnin’ Hopkins en Juke Boy Bonner, maar dan wel in een ruwere uitvoering zoals we die kennen van de artiesten van het Fat Possum label. "Sawmill Blues" is zo'n nummer dat meer de invloeden van de Louisiana stijl herbergt en de spirit van Jimmie Rodgers is terug te vonden in een nummer als "Mexican Blues". Samen met Paul Orta en Dan Moser (mondharmonica), Little RayYbarra en Butch Jarvis (drums), Paul Choate (bas) en Roger Ward (slide gitaar) brengt hij uitstekende Texas en Louisiana blues, voornamelijk onvervalste authentieke en primitieve boogie blues met een scheutje Cajun. "Black Cat" en "Hey Little Girl" hebben een ruige sound en met Paul Orta die de smoelschuiver perfect beheerst is dit puur genieten. De muziek is gewoon fantastisch, Wild Bill Pitre en zijn band spelen de songs voortreffelijk. "I Was Raised On A Farm" is een buitengewoon album voor hen die van de traditionele Texas/Louisiana blues houden. Het is allemaal origineel, maar zo gebracht dat u denkt dat het hier om een oude 78 toerenplaat gaat.


 

HONKY TONK DISCIPLES
KICKIN' UP DUST
website: www.honkytonkdisciples.com
www.myspace.com/honkytonkdisciples
label: Eigen Beheer
info: www.phoenixpublicity.com
info@honkytonkdisciples.com
www.myspace.com/honkytonkdisciples

In tegenstelling met Rootstime en Alt. Country (B) liet Americana UK zich niet erg lovend uit over het Ep'tje (vijf songs) dat in het begin van 2006 op ons werd losgelaten en dat meteen de eerste kennismaking was met the Honky Tonk Disciples uit Hammond, Louisiana. (30 minutes right between New Orleans & Baton Bouge).Volgens Phil Edwards het zoveelste honky tonk bandje in het rijtje en kon alleen het bijwonen van een optreden van Michael Howes (Vocals & Guitar), Danny Bond (Lead Guitar & Harmonica), Randy Colona (Drums), Buz Sibley (Fiddle, Backing Vocals, Banjo) en Colin Wiegand (Bass Guitar) in een of andere "Southern bajou juke joint or dance hall" de man misschien op andere gedachten brengen. The Honky Tonk Disciples zorgden meteen voor lik op stuk, namen niemand minder dan Dain Baird (www.danbaird.net, ex-Georgia Satellites en Yayhoos-lid) onder de arm als producer en het fraai resultaat van die noeste arbeid ligt momenteel bij de platen/cd boer. "Kickin' Up The Dust" telt een twaalftal songs, waarvan "Too Late for Me", "Truck Stop Girl" en "Hard As Hell" oude bekenden zijn, en slagen erin om hun actieterrein dat zich oorspronkelijk uitstrekt rond de traditionele honky tonk gevoelig uit te breiden. Gaat het met "When I Drink I Cheat", "Lonely Town", "Pil Poppin' Pistol Packin Woman" en "Hey Baby,Too Late For Me" (country/line bestseller!) nog voorspelbaar van wal, dan geven Buz Sibley op fiddle en de scheurende gitaartjes toch al meteen aan dat the Honky tonk Disciples veel meer in hun mars hebben. Dan Baird laat de jongens (country) rocken als nooit voorheen met "Shake It Off", "Hell Bent" en lijken the Backsliders, the Flying Burrito's, Hangdogs, Allman Bros meer en meer in het vizier te geraken. Southern rawk songs ... wij lusten er wel pap van en de bluesy harmonica op "Big City Lights" en "Dry County Blues" zorgt in zijn eentje voor een * meer. "Someday" is de geschikte song om de discussies over "What is Alt. Country Music" weer levendig te maken .... The Honky Tonk Disciples & Dan Baird hebben met "Kickin' Up the Dust" de waarheid in pacht .... " Alt. Country is just that; an alternative to the mainstream. Since mainstream Country music has gone "Pop", Alt. Country has become home to anything from the traditional influenced hillbilly honky tonk of East Nashville to the hopped up cow-punk music of Austin Texas."


JAY BENNETT
THE MAGNIFICENT DEFEAT
www.jay-bennett.com
www.myspace.com/jaybennett
Email: jeff@undertowmusic.com
Label: Undertow music / Ryko
www.undertowmusic.com
www.rykodisc.com
Distr.:Rough Trade
www.roughtrade.nl.

 

Jay Bennett was met zijn belangrijke bijdrages aan de albums "Being There", "Yankee Hotel Foxtrot", "Mermaid Avenue" Volumes 1 & 2 en "Summerteeth" de stille kracht achter de prachtige sound en het enorme succes van Wilco, want gitarist, multi-instrumentalist en songschrijver Bennett was een aantal jaren de rechterhand van Jeff Tweedy. Samen maakten ze deze albums die uitblonken in prachtsongs en dito pop. Het laatste album "Summerteeth" (2001) betekende het einde van de samenwerking en voor Wilco het einde van het poppy geluid. Uit Bennett’s samenwerkingsverband met singer/songwriter Edward Burch blijkt dat hij de drijvende kracht was achter dat geluid en dat voert hij verder door op "The Palace At 4AM" (2002). Op het album "Bigger Than Blue" profileert Bennett zich echter zeer nadrukkelijk als een singer-songwriter met vooral eenvoudige liedjes, en opvolger "The Beloved Enemy" bevat aan de ene kant sobere akoestische luisterliedjes en aan de andere kant zo nu en dan vrij bombastische pop en rock songs. Bennett’s hese stem is nog altijd sfeerbepalend op deze platen, en de songstructuren variëren van zeer eenvoudig tot buitengewoon complex. Zijn nieuwe album "The Magnificent Defeat" laat gelukkig de nodige progressie horen. Er was een scheiding voor nodig om Bennett tot betere songs te inspireren en die vormen nu het nieuwe album. Hij blijft een matige zanger, maar in het geluid van de plaat heeft hij zijn oude talenten weer hervonden, want door naast instrumenten allerlei voorwerpen te gebruiken voorziet hij "The Magnificent Defeat" van een unieke sound. De cd opent met "Slow Beautifully Seconds Faster", een song die zijn structuur slim verborgen houdt onder de klanken van overstuurde stem en instrumenten en een dronkenmanspiano. Na de countryrocker "5th Grade" laten de nummers "Wide Open" en "The Palace At 4 A.M." het meest aan zijn verleden denken. De daaropvolgende songs, het naar de jaren 80 verwijzende "Replace You" en het rustige "Thank You" laten een nieuwe Bennett horen, daar hier de sound bepaald wordt door slidegitaar, zijn Costello-achtige stem maar vooral de verrukkelijke orgelstoten die deze songs naar een hoger niveau tillen. Wie dus genoemde Wilco platen kon waarderen zou deze plaat op zijn minst eens moeten beluisteren, Jay Bennnett verdient het. Wereldberoemd zal Bennett er niet mee worden, maar voor de liefhebber is deze pop/Americana getinte "The Magnificent Defeat" weer een fraai staaltje van zijn kunnen.


UNITED STEEL WORKERS OF MONTREAL
BROKEN TRUCKS AND BOTTLES
Website : www.uswm.ca
Label : Weewerk / www.weewerk.com
www.myspace.com/weewerk / phil@weewerk.com
www.cdbaby.com/cd/uswom

USWM's spirited bluegrass and old-timey twang are hard to resist (Jordan Zivitz, The Montreal Gazette). "This collective of countrified Montrealers seem to be hopped up on the lighter side of Lefty Frizzell, Bill Monroe, Hank Williams, Doc Watson and the cowpunk of Blood on the Saddle... " zijn recensies die er geen doekjes om draaien, dit lijkt ons een gezond principe dat wij bij Rootstime ook zoveel mogelijk proberen te hanteren. Begonnen als The Congregates waren de leden eventjes in vertwijfeling : een vakbond oprichten, of verder gaan met muziek maken? Een Belgisch compromis kwam uit de bus : de naam van de vakbond werd als groepsnaam gekozen om verder te gaan met hun old - time musical sensibilities. Aangenaam groepje dat onder leiding van Gern F. (lead vovals, rhythm guitar, harmonica) en Felicity Hamer (lead vocals) een album op de markt brengen dat een mix is van bluegrass, folk, swing, blues & fuckin' rock. Maar ook de overige Steel Workers laten zich niet onbetuigd, met ondermeer mandolin, banjo, accordion, double bass, telecaster krijgen wij een erg gevarieerd akoestisch album voorgeschoteld. Met de opener "Place St. Henri" wordt nog eens verwezen naar de plaats van hun optredens in het verleden en met de verwijzing naar Hank Williams (he never had a sweetheart that made him sing his bleeding hart , like the girl that I met when I found you) krijgt de song nog een amouristisch, nostalgisch tintje. De restanten van hun cowboy / punk verleden kan je nog terugvinden in de songs "Life Bearable in Texas" ,"The Promise", "Goddamn the CPR" (cover van een folksong over de aanleg van de CPR railroad). Gern F. beschikt over een stem die wat raakpunten heeft met die van Tom Waits, John Hiatt en met songs als "Where the Green Grass Grows" (met een schitterend harmonicaatje), "Number 4" en "77 - 87" wordt die indruk nog versterkt. In de songs "Wandering Eye"(!), "Trigger" , "Lay Me Down Father", "You Left Me Lefty" (!) kan zangeres Felicity Hamer haar hartje ophalen in de meer soft yet husky sweet melodies. Prettige kennismaking met USWM.


CHUCK E. WEISS
23RD 1 STOUT
"Deranged Detective Mysteries"
Label: Cooking Vinyl
www.cookingvinyl.com
Distr.: Bertus
www.bertus.nl

Na "The Other Side Of Town" uit 1981 en het verrassend succesvolle "Extremely Cool" uit 1999 en zijn "Old Souls And Wolf Ticket" uit 2002 volgt nu "23rd & Stout" de vierde langspeler van nachtuil en bluesveteraan Chuck E. Weiss. De Californiër is niet alleen actief als zanger, hij is ook regelmatig te zien in film-, televisie- en theaterproducties. Maar opnieuw is de onmiskenbare invloed van boezemvriendje Tom Waits present op zijn nieuwe plaat, maar nog meer grijpt Weiss op "23rd & Stout" naar de authentieke, zompige blues van weleer. Sinds zijn prille jeugd is Chuck E. Weiss een fervente platenverzamelaar. Zijn interesse ging voornamelijk naar de muziek van Louis Jordan, Popcorn Ferguson en boogiewoogiemuzikanten als Amos Milburn en Harry 'The Hipster' Gibson. Een en ander verklaart waarom zijn muziek, een smeltkroes van funk, rock-'n-roll, rhythm & blues, ouderwetse jazz en zydeco, zo eclectisch is. Zelf omschrijft hij zijn werk als 'discom-bop-ulated jive', denk een potige mix van blues, bebop, jazz, rock-'n-roll en bij momenten zelfs comedy. Zijn eerste stapjes in de muziek zette Weiss als drummer. Voor zijn twintigste speelde Weiss al samen met muzikanten die door hun legendarische status ook vandaag nog tot de verbeelding spreken, zoals Dr John, Lightnin' Hopkins en Willie Dixon. Halverwege de jaren zeventig vormde Weiss, samen met Tom Waits en Rickie Lee Jones, de spil van een groepje songwriters dat samenhokte in het Tropicana Motel in Hollywood. Hij werd onsterfelijk gemaakt in de hit "Chuck E.'s in Love" van Rickie Lee Jones, maar hij duikt ook op in songs van zijn vriend Tom Waits en was, samen met Johnny Depp, enkele jaren eigenaar van de Viper Room, een legendarische club in L.A. Maar zanger Weiss, met een stem tussen Tom Waits en Captain Beefheart, heeft nog meer ijzers in het vuur. Zopas verscheen zijn uitstekende "23rd & Stout". Van het openende "Prince Minsky's Lament" tot de heftig rockende Ike & Tina-cover "Goodbye, So Long", dat klinkt alsof het in de jaren vijftig is opgenomen gromt en kreunt onze vriend dat het geen aard heeft. De ondertitel "Deranged Detective Mysteries" is een knipoog naar de goedkope politieromannetjes uit de jaren veertig en vijftig die hij als jonge knaap met stapels verslond. Vreemde personages bevolken daarom wederom zijn nummers, want zijn songs worden bevolkt door de kleurrijke, excentrieke figuren die ooit zijn pad hebben gekruist. Zo horen we mooie verhalen over een inhalige antiquair uit "Picollo Pete", de nachtelijke beller uit "The Phone Conversation" en de naar vaudeville neigende bedelaar uit "23rd & Stout". Hoogtepunten zijn vooral, het door een bronstige saxpartij aangevuurd, dreunende Slim Harpo-tribute "Fake Dance", de gefluisterde shuffle "Sho Is Cold", het vettige "Novade Nada" en het reeds vermelde "The Phone Conversation". Weiss heeft een sterk ontwikkeld gevoel voor het tragikomische en het absurde in zijn songs, waarin hij laat zien dat hij niet echt groot zanger is, maar hij gromt, piept en puft zich als vanouds op aangename wijze door dertien stomende levensliederen heen, met alsbelangrijkste ingrediënten vaak een stevige contrabas (Steve Nelson), nadrukkelijke drums en percussie (producer Don Heffington) en stekelig gitaarspel (Tony Gilkyson). En om het af te maken veel knorrende saxofoons van David Ralicke en Jeff Turmes. Kortweg: De formule is nog altijd dezelfde: vuilnisbakkenblues, bepopjazz en gemankeerde rock’n’roll.


THE ROSELINE
A WALL BEHIND IT
website: www.roselinemusic.com
www.myspace.com/colinpepper
Email: info@roselinemusic.com
label: Eigen Beheer

 

In elke song zit je bij jezelf te denken of dit geen missing track is uit de CD's van Whiskeytown. Reden hiervoor is dat zowel de country-rockmuziek op dit album als de stem van zanger Colin Halliburton een haast perfecte kopie is van wat Whiskeytown en Ryan Adams op eerder werk brachten. Vooral de vergelijkingen met het Whiskeytown-album "Faithless Street" zijn treffend. Haliburton zou pas een paar jaar geleden de gitaar voor het eerst ter hand genomen hebben en op één jaar tijd had hij reeds meer dan 70 nummers bij elkaar gepend. Daarna was het tijd om enkele muzikale vrienden bijeen te scharrelen en The Roseline was geboren. De groepsleden zijn toetsenist Ehren Starks (zie Architects, the Belles), drummer Joe Rankin (ex-OK Jones) en bassist Paul Winn (ook bij Pleasuremaker) en Julia Peterson (backing vocals). In een studio in Lawrence, Kansas werd er hard gewerkt aan het album "A Wall Behind It" en van de 70 songs hebben er 11 de CD gehaald. Stuk voor stuk mooie nummers met een eigen verhaal in de traditionele country- en folkstijl. Voor referenties verwijst Haliburton naar de warme muziek van American Analog Set en de teksten en de ritmes van Elvis Costello en Paul Simon (zeer goed te horen op het nummer "W."). Andere invloeden die te horen zijn in hun muziek komen van The Jayhawks, Wilco en Neko Case. "Busy House" en "Evil" swingen als de pest en daarnaast maken rustig voortkabbelende stories zoals "Shakin' Shorts" en "Cold Light, Cold Air" je meteen vrolijk. Het is haast niet te geloven dat The Roseline dit album in eigen beheer moesten uitbrengen, maar je kan ervan op aan dat dit de enige keer zal zijn. Er is een groot publiek voor dit soort muziek en als de jongens beslissen om eens een poging in de Benelux te wagen zit deze jongen voorin helemaal in het midden op rij 1.
(valsam)


 

ANITA WARDELL
NOTED
Website: www.anitawardell.com
Email: anita@anitawardell.com
Label: Specific Jazz / Proper Records
www.proper-records.co.uk
Distr.:Rough Trade
www.roughtrade.nl.

Het is niet mijn gewoonte over cd's te schrijven die op een jazz label verschijnen, maar af en toe moet je een uitzondering maken. Ik zal in dit geval ook uitleggen waarom. Ik heb Anita Wardell pas laat ontdekt. Ik kende haar wel van wat losse nummers, maar had haar in mijn hoofd ingedeeld in het vakje "vervelende jazz". Maar toen hoorde ik dat deze in Guildford, UK, geboren dame als kind naar Australië imigreerde om dan in 1989 terug naar Londen te verhuizen, en aldaar haar studies te vervolmaken aan de 'Guildhall School of Music and Drama'. In 1995 verscheen haar eerste cd "Why Do You Cry?" en nu tien jaar later ligt haar vijfde album op mijn bureau. Bij het uitreiken van de 'BBC Jazz awards 2006' heeft ze onlangs de 'Best of Jazz' award gewonnen, reden te meer om haar nieuwe album eens grondig te beluisteren. En wat klinkt haar nieuwe album "Noted" verbijsterend goed. Na een minuut gaat Wardell helemaal los in een improvisatie die zijn weerga niet kent. Toen wist ik: deze dame ademt muziek, ze is muziek. Ze zingt als ze gewoon zingt al opmerkelijk soepel en gemakkelijk, maar ook met een bijzonder mooie frasering en een superieure timing. Dat is al heel wat, maar nu bleek dat ze ook nog eens lef had. Voor mij zullen de vorige albums dus een inhaalslag worden, en ik moet zeggen dit gaat volgens mij een bijzondere ontdekkingsreis worden. Voor "Noted" kon ze rekenen op de perfecte begeleiding: pianist Robin Aspland, bassist Jeremy Brown, drummer Steve Brown en saxophonist Alex Garnett. Uiteindelijk blijkt dat niet echt veel uit te maken, want het is Anita Wardell die de muziek die speciale glans geeft. Dat komt doordat ze in elk nummer wel even wat van haar swingende, ongepolijste kant laat zien, en dat ze overal weet te verrassen met wendingen die je niet verwacht, of een timing die de spanning er weer inbrengt als de begeleiding in slaap dreigt te vallen. Hoe goed Wardell feitelijk is wordt ook snel duidelijk als je haar versies gaat vergelijken met die van anderen. Dan blijkt Anita altijd de superieure uitvoering te hebben opgenomen. In die vergelijking worden ook het raffinement en de subtiliteit van Wardell goed duidelijk in nummers als "Moanin'" en "Autumn Leaves", maar puur genieten is het pas halfweg met de ballade "Lonely Women".


PETER JAGGER
email: jagger@peterjagger.com
Label : Valve Records
www.valve-records.com
reinhardfinke@valve-records.com

 

Peter Jagger speelt al sinds zijn vijftiende jaar Dylan songs en pendelt voortdurend tussen Schotland, Frankrijk en Duitsland, want in dit laatste land heeft hij enkele jaren onderkomen gevonden in de labelstal van Reinhard Finke, Valve Records. Zijn optreden is een mix tussen het verbluffende repertoire van de Amerikaanse held en zijn eigen muzikale voorstellingsvermogen. Zo stond hij in het verleden al op het podium met o.a. John Sebastian, John Hammond, Steve Marriott, Rock Bottom, The Blues Band, John Mayall, Bert Jansch, Chidgey & Handley en John Renborne. Een avondje klassiekers als het ware, en er mag gezongen worden. Na zijn artistiek bejubelde debuut "Step It Up And Go" met harmonica player Al Richardson, "The Rough Edge" en "Easy Listening", de laatste twee met zijn band The Jaggernauts, is hier dan de uitermate goed te verteren opvolger, zijn akoestische album "Peter Jagger". De spaarzame instrumentatie, zoals we dat van hem gewend zijn, wordt op deze titelloze cd gecontinueerd, zoniet nog eens geperfectioneerd. Alleen de opener "Sweet Maryse" heeft een mandolin begeleiding van Martin Brown, voor de rest twaalf nummers die zich manifesteren door heldere snaartonen, waarbij de multifunctionele hand van Reinhard Finke een meer dan kundige taak heeft vervuld op productieniveau. Vocaal staat Jagger’s heldere stem centraal, maar vanwege deze oprechte spaarzaamheid voltrekt zich hier een zeer puur proces welke tot het einde van het album melodieus en intens blijft, met overwegend folky en bluesy getinte nummers. Verveling slaat allerminst toe, de spanning komt voort uit de knap geschreven songs en het gedreven samenspel van de musici. Buiten een viertal covers, zoals Richard Thompson's "Keep Your Distance" en Ralph McTell's "Michael In The Garden", zijn alle songs van eigen hand…"Infinished Business" ... ingelijfd binnen Valve Records verbaast mij het zeer verzorgde concept overigens geen moment.


 

SOLOMON BURKE
NASHVILLE
Website: www.thekingsolomonburke.com
Label: Shout! Factory
www.shoutfactory.com
Distr.: Bertus
www.bertus.nl

BIO

Solomon Burke (Philadelphia, Pennsylvania, 21 mei 1940) is een Amerikaans soulzanger. Hij is een van de muzikanten die begin jaren zestig aan de wieg stond van de soulmuziek. Alhoewel hij nooit grote pophits heeft gehad, zijn een aantal van zijn nummers uitgegroeid tot klassiekers, die meerdere malen zijn uitgevoerd door andere artiesten. "Everybody Needs Somebody to Love") is hiervan waarschijnlijk de bekendste. Burkes wortels liggen in de gospel. Hij zingt in een kerkkoor, preekt op jonge leeftijd al in zijn kerk in Philadelphia en presenteert een gospelprogramma op de radio. Tussen 1954 en 1958 neemt hij enkele gospelnummers op voor het label Apollo. In 1960 wordt hij ontdekt door producer Jerry Wexler en tekent hij een contract bij Atlantic Records. Zijn eerste singles zijn covers van countryliedjes als "Just Out of Reach". Door gospel te mengen met de toen populaire muziekstijl R&B legt hij de basis voor soulmuziek. Hij heeft in de jaren zestig wel enkele grote R&B-hits, maar weet niet door te breken tot het grotere poppubliek, wat andere soulzangers (Aretha Franklin, Otis Redding, Sam Cooke) wel lukt. Enkele R&B-hits uit die tijd zijn onder andere "Cry To Me", "If You Need Me", "Got To Get You Off My Mind" en "Tonight's The Night". "Everybody Needs Somebody to Love" uit 1964 is mogelijk zijn bekendste nummer: het wordt datzelfde jaar nog gecoverd door de Rolling Stones op een van hun eerste albums, en krijgt ook bekendheid in de versies van Wilson Pickett en the Blues Brothers. In '64 wordt hij ook door een diskjockey uitgeroepen tot de "King of Rock and Soul", een titel die hij nog steeds met trots draagt. In 1969 scoort hij zijn grootste hit met een cover van "Proud Mary" van Creedence Clearwater Revival. Eind jaren zestig verlaat Burke Atlantic. In de jaren zeventig, tachtig en negentig brengt hij onregelmatig muziekalbums uit. Deze albums worden echter enkel goed ontvangen bij enkele muziekliefhebbers, en niet bij het grote publiek. Regelmatig geeft hij dan ook in deze tijd aan de muziekindustrie vaarwel te zeggen. Wel heeft hij in 1986 een kleine hit met "A Change is Gonna Come", oorspronkelijk van Sam Cooke. Dit nummer wordt ook in Nederland een kleine hit. Ook is hij te zien in de film The Big Easy uit 1987. In 2002 maakt Solomon Burke een comeback mee. Andy Kaulkin, de eigenaar van Fat Possum Records, haalt hem over om een album op te nemen met nummers geschreven door enkele bewonderaars. Met het resulterende album Don't Give Up On Me, weet hij een nieuw publiek te bereiken. Enkele van de artiesten die een nummer hebben geschreven voor het album zijn Bob Dylan, Elvis Costello, Tom Waits, Van Morrison, Nick Lowe, Brian Wilson en Dan Penn. Het album is geproduceerd door Joe Henrey. Don't Give Up On Me wint een Grammy Award voor beste bluesalbum en wordt door verscheidene muziektijdschriften (onder andere Mojo, OOR, Rolling Stone) beschouwd als een van de beste albums van het jaar. In 2003 treedt Burke op op zowel Pinkpop als North Sea Jazz en neemt hij het nummer "Catch Up To My Step" op met Junkie XL, en in 2004 volgt het duet "Devil in me", met de Italiaanse zanger Zucchero op diens duetalbum "ZU & Co". Solomon Burke staat aan het hoofd van een zeer grote familie. In 2002 had hij 21 kinderen, 64 kleinkinderen en 8 achterkleinkinderen. Behalve zanger is hij ook werkzaam als predikant en is hij eigenaar van onder andere een eigen kerk en een keten van begrafenisondernemingen. (Bron: http://nl.wikipedia.org)

NASHVILLE

In 2002 had hij 21 kinderen, 64 kleinkinderen en 8 achterkleinkinderen en nu vier jaar later... Joost mag het weten! Maar wat we wel weten is dat vier jaar na zijn uiterst succesvolle met een Grammy beloonde comeback-album "Don’t Give Up On Me", (o.a. Bob Dylan, Van Morrison, Tom Waits en Brian Wilson vereerden de soulgigant met een nieuwe compositie), en ruim anderhalf jaar na de door Don Was geproduceerde "Make Do With What You Got", waarin Burke vooral stevige nummers uit de beschikbare liedjescatalogi griste, presenteert ‘the king of rock ‘n soul’ ons nu zijn nieuwe plaat, "Nashville", in feite dus het derde deel van de comebacktrilogie, waarop hij laat horen dat country zelden zo soulvol klonk. Vooral vocaal bevindt koning Solomon zich op het toppunt van zijn kunnen. Na de soulsuccessen komt het eigenlijk een beetje onverwacht dat de King of Rock & Soul terugkeert naar een van zijn eerste liefdes, countrymuziek. "Nashville" opent met Tom T. Halls "That's How I Got to Memphis", waarop Burke alleen begeleid wordt door Buddy Miller op akoestische gitaar en een bassist. Andere nummers worden daarentegen voorzien van strijkers en achtergrondkoren, net wat het nummer vraagt. Burke laat ons horen dat de soul uit Memphis en de country uit Nashville meer verwant zijn dan wij aanvakelijk geneigd zijn te denken, en dat is meteen de verdienste van de plaat. Hij doet dat met verve, zoals gelijk al in Jim Lauderdale's juichende "Seems Like You’re Gonna Take Me Back" laat horen. Opgenomen in het huis van producer Buddy Miller in Nashville, natuurlijk, laaft Burke zich aan het Amerikaanse countryerfgoed. Dat doet de 66-jarige dominee in aanwezigheid van aangenaam vrouwelijk gezelschap, waaronder Dolly Parton ("Tomorrow Is Forever"), Gillian Welch ("Valley Of Tears"), Patty Griffin ("Up The Mountain"), Patty Loveless ("You're The Kind Of Trouble") en Emmylou Harris ("We're Gonna Hold On"), vijf duetten met hogepriesteressen van de country die Burke op deze plaat heeft gezet. Uitschieters zijn wel het duet met Patty Griffin en Gillian Welch. Onder de veertien tracks bevinden zich ook sobere uitvoeringen van Don Williams' "Atta Wat To Go" en Springsteens "Ain't Got You" naast andere covers van o.a. Julie Miller ("Does My Ring Burn Your Finger") en George Jones/Earl Montgomery ("We're Gonna Hold On"). Door de veelheid aan gastmuzikanten is "Nashville" een zeer veelzijdige plaat geworden, want buiten de vrouwelijke gaststemmen kon hij naast Buddy Miller ook rekenen op o.a. Brady Blade, Byron House, Al Perkins, Garry Tallent, Mickey Raphael, David Rawlings, Sam Bush en Phil Madeira. Kortweg: In het zuiden van de Verenigde Staten zijn kruisbestuivingen van soul en country vrij gebruikelijk. Burke is weliswaar geen zuiderling, maar op "Nashville" klinkt hij alsof hij is geboren en getogen in Tennessee. Via muzikale 'huwelijken' maakt Burke eens te meer duidelijk dat country niets anders is dan blanke Amerikaanse soulmuziek. Genreliefhebbers zullen zich eeuwig vermaken met dit country/souljuweeltje.


 

 

TRUCKSTOP SOUVENIR
LEAVE NOTHING BEHIND
website: www.truckstopsouvenir.com
www.myspace.com/truckstopsouvenir
info: dennis@truckstopsouvenir.com
lauryn@truckstopsouvenir.com
label: Eigen Beheer
www.cdbaby.com/cd/truckstopsouvenir
www.milesofmusic.com


De kerk netjes in het midden houden ... blijkbaar een nobel streven om een huwelijk in stand te houden. Ook het singer/songwriters echtpaar Lauryn Shapter (Vocals, Fiddle, Guitar, Piano) en Dennis James (Vocals, Guitar, Mandolin) deelt die mening want voor hun debuutalbum "Leave Nothing Behind" mocht ieder netjes vijf songs voor zijn/haar rekening nemen. Bovendien hadden zij ook geen pottekijkers nodig want de backing/harmony vocals namen zij ook voor hun rekening. Iedereen tevreden zou je denken en toch blijken de meningen erg verdeeld betreffende dit album. Zo zijn het gezaghebbende Miles of Music en Amerikana UK laaiend enthousiast en wordt het album en vooral de vocale kwaliteiten van Lauryn Shapter in twijfel getrokken door onze Duitse collega's van www.countryhome.de/recordnews/cd/september . Ondergetekende deelt die laatste mening hoegenaamd niet en durft zelfs opperen dat het album "Leave Nothing Behind" tot een van de betere albums van 2006 behoort. Het zal ongetwijfeld drummen zijn voor vele artiesten om in mijn persoonlijke top 25 te geraken, maar Shapter/James aka Truckstop Souvenir mogen op beide oortjes slapen ... Beiden vonden mekaar in Seattle en het was niet zo vanzelfsprekend dat de man uit Texas met zijn Lone Star invloeden tot een harmonieuze samenzang zou komen met het frele meisje uit New York dat via Colarado haar weg zocht in het bluegrass wereldje. Nochtans is het resultaat verbluffend, opener "Pretty Woman, you walk on my soul", "The Bootlegger's Daughter" en het titelnummer "Leave Nothing Behind" hebben bijzonder veel voeling met the Everly's, Buddy & Judy Miller en zelfs het betere werk van het duo Harris/Parsons. Mandoline, fiddle, schitterende harmony vocals en meteen het startsein voor Lauryn Shapter om onze Duitse vrienden te overtuigen dat ze wel degelijk kan zingen want met de pareltjes "My Heart Ain't Yours", Mama's Debt", "All Night Franchise Diner", "Front Porch and You" en "Memorial Day" komt zij dicht in de buurt met wat gerespecteerde artiesten als Gillian Welch, Carrie Rodriguez, Margo Timmons, Mary Gauthier, Glenna Bell, Heather Waters, Rachel Harrington in het verleden lieten horen. Hun cover van "Ramblin' Man" (Richard Betts, the Allman Brothers) was mijn inziens overbodig geweest want "Horse and Rider" met Tom Parker (the Starlings, Pelusa, zie rev: Juni 06, Feb 05) op harmonica en "It's Simple Here" bewijzen nogmaals, mochten de overige songs je nog niet overtuigd hebben, dat zij beiden uit het betere singer/songwriters hout gesneden zijn en bovendien slagen met grote onderscheiding in hun thesis "Old-school country music junkies, the two share an undying passion for music that matters, as well as a profound respect for life and all its myriad emotions, stories, and characters."


JIMMY THACKERY
& the Cate Bros
IN THE NATURAL STATE
Website: www.jimmythackery.com
Email: info@jimmythackery.com
Label: Ryko
www.rykodisc.com
Distr.:Rough Trade
www.roughtrade.nl.

Wannneer een artiest, in casu Jimmy Thackery van zijn nieuwsre cd zegt dat dit zijn beste cd ooit is, willen wij uiteraard weten waarom de man dit vindt, en of en waarom wij zijn mening kunnen delen, of niet. "In The Natural State", zo heet deze nieuwste Thackery, klinkt heel wat toegangelijker dan het meeste van zijn vroegere werk. Jimmy wou samen met the Cate Brothers een gewone, recht-voor-de-raapse bluescd maken en volgens ons is hij daarin heerlijk geslaagd. Jimmy zingt beter dan ooit, houdt de gitaar in bedwang en heeft zich omringd door bekwaam, ervaren personeel dat perfect aanvoelt wat hij wil en waar hij naartoe wil. Thackery levert inderdaad met "In The Natural State", een redelijk gevarieerde cd af. Op zijn diverse solo-platen heeft Jimmy er blijk van gegeven de blues op een steeds andere manier in te kunnen kleuren door gebruikmaking van meer of minder uitgebreide bezettingen, dat is ook hier evident op deze cd. Earl en Ernie Cate, brengen met hun soulvolle rock uit Arkansas samen met Jimmy een sound teweeg waardoor deze cd een hele plaat lang blijft boeien en dat is een kwaliteit die niet veel gitaristen gegeven is. Thackery neemt wel het meeste zangwerk voor zijn rekening, maar voor het gitaarwerk deelt hij wel de spotlight met Earl Cate. Zijn broer Ernie staat aan de keyboards en doet het vocale in "Levee Prayer" en het afsluitende "Tell Me Goodbye". Cate Brothers bassist Ron Eoff en Thackery's drummer Mark Stutso maken verder deel uit van dit project. Jimmy is een topgitarist in het elektrische-bluesgenre, met een heel eigen, rauwe en krachtige gitaarstijl, waarin hij agressiviteit weet te koppelen aan techniek en nuance en waarin het complete blues-spectrum voorbij komt. We horen op deze plaat duidelijk zijn inspirators Stevie Ray Vaughan, Roy Buchanan, maar ook Buddy Guy en Jimi Hendrix plus zo’n beetje alles wat ooit in Chicago op het podium gestaan heeft. Thackery is gewoon een geweldig gitarist die een enorme diversiteit aan stijlen bestrijkt, van Chicago via Texas tot California jump blues. En de songs ..., in feite allemaal hoogtepunten op deze cd, waaronder het up-tempo instrumentalel, "Arky Shuffle" en het trage "I Got A Rich Man’s Woman", een nummer dat laat denken aan zijn mentor Muddy Waters, en waarin hij de raad meegeeft om genoeg geld uit te geven om uw vrouw gelukkig te maken. Van de tien songs, schreef Thackery er vier waaronder Howlin' Wolf's "Howlin' for My Darling", en een mooie versie van "Ain't That a Lot of Love", een zeer soulvolle song dat we ook kennen in de versie van Sam & Dave en van The Band. "I'll Come Running Back to You" is geschreven door Sam Cooke, maar meer in zijn vroege gospel dagen. "Out Of Mississippi" is misschien wel de perfecte opener, maar als absolute uitschieter tippen we vooral het reeds vermelde "Levee Prayer", zijn versie over Hurricane Katrina, waarin Thackery uitblinkt op gitaar. Kortweg, "In The Natural State": Thackery met the Cate Bros, denk Eric Clapton en Duane Allman op het "Derek & the Dominos"- album of Allman en Dickie Betts in de vroege Allman Brothers Band albums, maar denk niet teveel en loop even naar de platenboer want dit is pure klasse!


CHRIS REA
THE ROAD TO HELL & BACK
Label: Polydor
www.polydor.co.uk
Distr.:Universal Music Group
www.umusic.com

Maandenlang vocht hij voor zijn leven, maar door zijn ziekte zag zanger en slidegitarist Chris Rea het muzikale licht; de authentieke, rauwe blues, waarmee het voor hem allemaal ooit begon. Zijn gloednieuwe album "The Road To Hell And Back Again", een weergave van The Farewell-tour en het eerste en laatste live-album van Rea, staat, naast de wereldhits, voor een belangrijk deel in het teken van de blues. De Britse zanger Chris Rea, voluit Christopher Anton Rea, is geboren op 4 maart 1951, Middlesbrough (Engeland). Chris Rea begon zijn professionele carrière in de jaren '70 in een bandje met David Coverdale. Dit bandje heette “The Beautiful Losers” en deed zijn naam eer aan, want de band ging door gebrek aan succes uit elkaar. Terwijl David Coverdale de hardrock in ging (Whitesnake), ging Chris Rea juist de rustige kant op van singer/songwriter. In 1974 had Chris Rea zijn eerste single "So Much Love". In 1978 kreeg Chris Rea een platencontract en de platenmaatschappij wilde eigenlijk dat hij zich Benny Santini noemde, maar hij zag dat niet zitten. Chris Rea bleef dus gewoon Chris Rea en dat is hij eigenlijk altijd verder gebleven. In 1978 verscheen trouwens het eerste soloalbum met de titel "Wathever Happened To Benny". Een van de hits op die plaat was zijn doorbraaknummer "'Fool (If You Think It's Over)". In de jaren die volgende maakte hij een aantal mooie platen, maar die werden geen van allen erg grote commerciële successen. Tot hij een liedje schreef over z'n dochtertje Josephine. "Josephine" werd een wereldhit en de start van een internationale carrière. En het album "On The Beach" maakt dat zijn naam als maker van mooie liedjes definitief gevestigd werd. Zijn donker krasse zangstem en wat lome manier van zingen is inmiddels z'n handelsmerk geworden, maar ook zijn gitaarkunsten worden geroemd. In 2001 leek het even mis te gaan met Chris Rea toen hij een zware operatie moest ondergaan, want hij was op sterven na dood. Chris Rea was zo ziek dat een 16 uur durende operatie zijn leven moest redden. Niets werkte meer in zijn lichaam. Zijn alvleesklier werd verwijderd, maar hij overleefde dit en zag het 'muzikale licht'. Dit uiten hij het monsterproject "Blue Guitars" (resensie december 2005). Hiermee verlaat hij de mainstream en stort zich op roots van de gitaarmuziek: 'de Blues', de muziek waar het veertig jaar eerder allemaal mee begonnen was.

Chris Rea maakt ook in 2005 bekend dat hij zijn laatste tour, "The Farewell Tour" zal maken en daar zijn oude klassiekers en nieuwe nummers zal spelen. Omdat er nooit eerder een live album van Rea was uitgebracht, werd het duidelijk dat hier opnamen van gemaakt moesten worden. Dus trok er een hele bende van januari tot mei 2006 door de UK, Europa en Rusland. “The Road To Hell And Back – Live 2006” is er in drie uitvoeringen: 1-CD met 10 tracks en als 2-CD Deluxe Edition met 18 tracks en een 2-DVD met de registratie van de tour van bijna 2 uur en als extra een 55 minuten durende documentaire over Chris Rea en zijn band tijdens deze tour. De lezers die de monsterbox "Blue Guitars" hebben gekocht kunnen de cd "The Road To Hell And Back Again" blindelings kopen. Trouwens, de mensen die het geduld missen om twaalf schijven te luisteren kunnen dat ook want deze plaat geeft een mooie staalkaart van al die stijlen, van slidegeweldblues naar diepe treurnisblues, met nog een paar bewerkte en opgebluesde hits erbij. Kortweg: Chris Rea laat een onvoorstelbaar toegewijde indruk achter, een carrièremove die ondanks enkele flirts op eerdere platen werkelijk niemand had kunnen vermoeden, nee, zélfs u niet, blueskenner! Met "The Road To Hell And Back Again" bewijst hij nog steeds aan de top te staan.

CD TRACKS:
1 Jazzee Blue 03:45
2 Josephine 05:08
3 Stony Road 06:03
4 Stainsby Girls 08:22
5 Somewhere Between Highway 61 & 49 08:04
6 I Can Hear Your Heartbeat 10:47
7 The Road To Hell 10:09
8 On The Beach 05:43
9 Let's Dance 06:43
10 Fool (If You Think It's Over) 03:56


THE MOLENES
THIS CAR IS BIG
website : www.themolenes.com
www.myspace.com/themolenes
info : themolenes@yahoo.com
label : Happy Little Records
www.cdbaby.com/cd/molenes

Globetrotter Dave Hunter (Kansas-born, Cincinnati-raised) is blijkbaar de bezieler van the Molenes. In een vorig leven maakte hij nog deel uit van Drugstore (indie/alt. rock), een bandje dat Londen als thuishaven had en blijkbaar op wat belangstelling mocht rekenen. Een optreden bij het (destijds) razende Top of the Pops viel hen te beurt, zij scoorden bij hun debuut onmiddelijk met the "Single of the Week" bij Melody Maker en mochten openen voor The Smashing Pumpkins, Radiohead, The Flaming Lips. Maar mooie liedjes duren nooit niet lang en Hunter hield het dan ook voor bekeken en bij zijn terugkeer naar the Seacoast kon hij Tom Ferry (Hammond, rhythm gt, vocals), Andy Beale (drums, vocals) en Andrew Russel (bas, vocals) overtuigen om het volledig over een andere boeg te gooien. Hard twang, swaggering alt - country, swamp rock and melodic jangle - pop is voortaan de leuze en met het album "This Car Is Big" proberen de jongens uit Portsmouth, New Hampshire hun plaatsje in het rootswereldje te vinden. Hunter nam twaalf van de dertien songs voor zijn rekening en steekt zijn bewondering voor bands als Whiskeytown, Son Volt, Uncle Tupelo, the Replacements, Blue Mountain, Nadine, Slobberbone, Drive By Truckers niet onder stoelen of banken. Meteen wordt het duidelijk welke richting de jongens zijn ingeslagen en het blijft ook voor ondergetekende nog steeds moeilijk om het kaf van het koren te scheiden. "This Car Is Big" is een verdienstelijke poging met een extra vermelding voor het lekker aanwenden van de smoelschuiver op "Twisted" en "Flood", de twangy gitaartjes op "Heart Beat On", "Brand New Yesterday", "Two Doors Down" en "Prosperity Town" dat wel eens kon uitgroeien tot een flinke Radio - 1 hit. Met "Gone", " Barely Breathing" en "Wheels on the Ground" verzeilen the Molenes misschien nog wel het dichtst in de richting die hen op het lijf geschreven lijkt en die hen boven het gemiddelde doet uitstijgen van de zovele bands die in proberen in de voetsporen te geraken van boven vermeld lijstje. Fraai debuut ... nu nog bevestigen!


 

THE HOLMES BROTHERS
SIMPLE TRUTHS
Label: Alligator Records
www.alligator.com
info@allig.com
distr. : Munich Records
www.munichrecords.com

Mijn hemel, wat een lekkere plaat hebben de Holmes Brothers vorig jaar gemaakt. Hun gospelblues heeft op "Simple Truths" een modern geluid meegekregen, ze hebben al jaren hun eigen sound, die geworteld is in blues en gospel. De rauwe stem van Wendell mengt zich fantastisch met de falsetstem van Popsy en de diepe bariton van Sherman. Hun muziek is "deeply soulful, uplifting and timeless" volgens de New York Times. De meeste indruk maken echter hun adembenemende vocale harmonieën: echte oude soul, pure blues en een flinke dosis gospel zoals we dat kennen van The Staple Singers. Sherman Holmes (bas), Wendell Holmes (gitaar, keyboards) en Popsy Dixon (drums), geboren in Virginia, begonnen uiteraard te zingen bij de Baptisten en speelden al sinds 1963 in allerlei formaties (o.a.bij Inez en Charlie Foxx met hun wereldhit "Mockingbird"). Echter vanaf 1979 zijn ze "The Holmes Brothers" en hebben zo ongeveer alle hoeken van de wereld gezien, van de kleinste café's tot de grootste stadions. Met Van Morrison, Peter Gabriel en Joan Osborne, maar ook met zijn drieën voor president Clinton. Tientallen albums zijn hun deel op het Rounder label en sinds 2001 op het blues label Alligator. In het totaal goed voor zeven cd’s, die alle sterk beïnvloed zijn door soul, blues en gospel. Met de emotionele kracht van hun getekende stemmen overtreffen ze vaak de negen originelen van o.m. Hank Williams ("I'm So lonesome I Could Cry"), Townes Van Zandt ("If I Needed You"), Gillian Welch ("Everthing is Free") en het tijdloze " He'll have to Go". Al neemt Wendell de meeste leadvocals voor zijn rekening, ook Sherman en Popsy Dixon laten horen waartoe zij in staat zijn, zowel in de koortjes als tijdens hun leadzang. De eerste schittert bijvoorbeeld in zijn intense blues "I’m So Lonely" en de laatste in een jazzy uitvoering van Bob Marley’s "Concrete Jungle", die hij met zijn klaaglijke falset naar grote hoogte tilt. De pianobegeleiding van Wendell politoert de emotionele songs met ongewone magie. Niet dat alles klinkt even rustig. De basgitaren in de zelfgeschreven songs als "Run Myself Out Of Town", heeft zelfs een lichte Status Quo-tik en "You Won't Be Livin' Here Anymore" staan gerant voor stuwing en vaart. Maar ook "Big Boss Man" met een scheurende gitaarsolo en het warm en melancholieke gevoel zijn terug te vinden in "We Meet, We Part, We Remember". Het instrumentarium is simpel : akoestische en elektrische gitaren, piano, bas en drums. Alleen in "If I Needed You" is nog een traporgel toegevoegd. Producer Craig Street (Cassandra Wilson, Norah Jones) vindt daarbij een mooie balans tussen de uptempo-nummers en de akoestischer ballads, waarin effecieve bijdragen van o.m. bassist David Piltch (Holly Cole, Bill Frisell) en Greg Leisz op National steel en lap steel de zang benadrukken. De vier eigen nummers versmelten met de andere en zo vormt deze cd een indrukwekkend en veelzijdig geheel. Het is verplichte kost in een tijd waarin Solomon Burke en Al Green terugkwamen, maar the Holmes Brothers nooit weggeweest zijn.

En dat ze niet weggeweest zijn zullen ze op woensdag 22 nov. bewijzen in Mechelen. Hun Europese tour beginnen ze op 15 nov. tijdens het Crossing Border Festival in Den Haag en stopt op 9 dec. in Duitsland. En voor degenen onder u die er een zonnige vakantie willen aan toevoegen, kunnen in mei van volgend jaar terecht op het Tropical Heatwave Festival in Tampa, Florida. Het is maar dat u het weet! Zo ook verschijnt volgend jaar, nl. op16 januari het nieuwe album "State Of Grace". Van Munich Records konden we reeds een exemplaartje ontvangen, en wat klinkt dit wederom zo prachtig. Net zo intens zingend en spelend als op hun vorige albums,"Simple Truths" en "Speaking In Tongues", combineren ze als vanouds eigenzinnig gespeelde covers met eigen composities. Zo horen we hier mooie versies van o.a. Creedence Clearwater Revival (Bad Moon Rising), Dusty Springfield (Standing In The Need Of Love), Teddy Pendergrass (Close the Door), Hank Williams (I Can't Help it, If I'm Still In Love With You) en Cheap Trick (I Want You To Want Me), nummers waar je nu ook in Mechelen al kunt van genieten. Wie nu nog twijfelt, loopt het risico een heerlijke show van deze rasechte soulmannen te missen. Zorg dat je erbij bent!

 


NANCI GRIFFITH
RUBY'S TORCH
Website: www.nancigriffith.com
Label: Rounder Europe
www.continental.nl
Munich Records
www.munichrecords.com

Het is bijna dertig jaar jaar geleden dat de uit Seguin, Texas afkomstige singer-songwriter Nanci Griffith haar debuut maakte met "There's A Light Beyond These Woods" (1978). Vele platen volgden en bezorgden Griffith, die zich met haar muziek bevind op het grensvlak van pop, country en folk, een grote en trouwe schare volgelingen en in Ierland zelfs de status van superster. Zo verscheen in 1999 het album "The Dust Bowl Symphony", een plaat die ze samen maakte met het London Symphony Orchestra The Dust Bowl Symphony. Symfonische country, als het ware. Oude nummers werden gewoon opnieuw gearrangeerd, waarbij het orkest een duidelijk dienende rol had, en dat werkte boven verwachting zeer goed. Buiten de meer persoonlijke nummers op het album "Clock Without Hands" (2001) vinden we op deze plaat voornamelijk songs over de reis die ze maakte door Vietman. Griffith was al enkele jaren via The Vietnam Veterans Of America Foundation betrokken geraakt bij de campagne voor een landmijnvrije wereld, vandaar haar songkeuze op dit album. Maar feit is dat, Griffith van alle markten thuis is en dat na een groot aantal platen voor MCA en Elektra, Griffith terug is bij het label waarop ze in 1978 debuteerde: Rounder. Al in 2002 konden we op dit label genieten van het album "Winter Marquee", een live-cd met speciale bijdragen van Emmylou Harris en Tom Russell, hetgeen van dit album een welkome aanvulling maakte op haar studio-albums. Op 14 november wordt door Rounder haar nieuwe album "Ruby’s Torch" uitgebracht. "Ruby's Torch" staat vol met nummers die zich in een soort nachtclub-setting afspelen. Intieme, sfeervolle arrangementen en een verrassende tracklist. Songs van een ongekend hoge kwaliteit en vervat eigenlijk precies de tijdloosheid van dit wonderbaarlijke smartlappengenre waarin vocale kunsten en ontroering centraal staan. Begeleid door een voltallig strijkorkest bewerkte Griffith negen klassiekers en twee eigen liedjes. Op het album staan o.a. "When I Dream" (Crystal Gayle), "In The Wee Small Hours Of The Morning" (Frank Sinatra), "If These Walls Could Speak" (Jimmy Webb), "Brave Companion Of The Road", "Late Night Grande Hotel" en drie covers van Tom Waits "Ruby’s Arms", "Grapefuit Moon" en "Please Call Me, Baby". We keken dus met bijzondere belangstelling uit naar dit nieuwe album en Griffith overtreft onze stoutste verwachtingen, dit is eigenlijk de gedroomde rootsplaat sinds haar carrière. Griffith zet met deze nieuwe plaat voorlopig de kroon op haar werk. Veel heeft ook te maken met de productie, want niemand minder dan Trina Shoemaker (Whiskeytown, Queens of the Stone Age, Emmylou Harris, Sheryl Crow) nam plaats achter de knoppen. Het levert een fantastisch geproduceerde plaat op. Shoemaker houdt van een lekker geluid, maar overdrijft dit gelukkig nergens. Griffith's mooie liedjes verzuipen daarom niet in een overdadige productie, maar krijgen door precies de juiste accenten net dat beetje extra dat een cd nodig heeft om uit te kunnen groeien tot een meesterwerk. En dat is het, want ook Griffith overtreft zichzelf op "Ruby’s Torch" met een serie fantastische songs. Kortweg: Op "Ruby’s Torch" worden we weer verwend met prachtige muziek. In elf songs, laat Nanci Griffith weer horen dat aan die status, die van superster, wat ons betreft niet getornd wordt. Wederom een klasse plaat van deze boeiende zangeres waarvan de kracht van haar muziek schuilt in de eenvoud.


DRIVERS
LISTEN NO MORE
Website: www.driverstheband.com
Email: info@driverstheband.com
Label: Drivers Productions

Drivers is een soloproject rond singer-songwriter Soren Langkilde, een charismatische Deense frontman die zijn tijdelijke bandleden gerecruteerd heeft uit bevriende Deense underground-groepen (Amber, Caufield, Cherry Overdrive and Mad Parker). De opnames voor deze eerste CD vonden plaats in de Sweet Silence Studios in Kopenhagen, gebouwd in 1976 en sindsdien gebruikt voor opnames van albums van bekendere Scandinavische groepen zoals Midnight Blues, Saybia en Sebastian. Producer Flemming Rasmussen heeft eerder z'n sporen verdiend bij Metallica. Drivers is te catalogeren onder de rubriek alternatieve country rock/Americana. In hun muziek gebruiken ze soms traditionele instrumenten (bvb. banjo, mandoline en pedal steel guitar) om uiteindelijk een modern maar ook zeer gevarieerd rockgeluid neer te zetten. "Listen no more" is het eerste album van Drivers, reeds opgenomen in de zomer van 2005 maar pas gereleased in januari 2006 en nu uiteindelijk ook overgewaaid vanuit het hoge noorden naar onze contreien. Het nummer "Surfer" is een swingende en vrolijke handclapping song die meteen na de eerste beluistering al tot spontaan meezingen leidt. Maar meestal houdt Langkilde het rustig met veel verhaaltjes die verteld of gefluisterd worden met op de achtergrond een minimalistische begeleiding van gitaar, bas en drums. "On my mind" en "Sparks" zijn hiervan de beste illustraties. In deze songs vertoont Drivers raakvlakken met 16 Horsepower en Nick Cave, waarvan Langkilde vooral de hese, wat rokerige vertelstem heeft overgenomen. In "To The Hole" gebruikt hij dan weer de megafoonstem die we eerder ook al konden horen bij Eels, waarmee deze band ook wel eens vergeleken wordt, vooral in de meer rockende songs, waarbij ook een vleugje Waterboys is terug te vinden. Conclusie : een best genietbare eersteling, die ons nieuwsgierig doet uitzien naar de opvolger, voorzien voor volgend jaar.
(Valsam)


 

FRIEND 'N FELLOW
CRYSTAL
Website: www.friendnfellow.com
Label: Ruf Records
www.rufrecords.de
Distr. : Munich Records
www.munichrecords.com

Friend 'n Fellow zijn in ons land geen onbekenden meer en vormen een onvergelijkbaar bluesduo. Met hun muziek, een mix van akoestische gitaar en expressieve zang, hebben Constanze Friend en Thomas Fellow een vaste schare bewonderaars aan zich weten te binden. "Crystal" is na "Home" (1997), "Purple Rose" (1998), "Taxi" (2001), "Live" (2003) en "Covered" (2005), het zesde album voor Ruf Records, en zal voor zowel fans als nieuwe luisteraars een mooie verrassing zijn. Ondanks het feit dat ze reeds een heel tijdje bij elkaar zijn, zijn ze nog steeds even creatief en geïnspireerd. Nu is virtuositeit niet alles, want vooral in de blues moet je ook in staat zijn de luisteraar in het hart te raken. Met de indringende zang van Constanze Friend lukt dat bijzonder goed. Friend studeerde moderne zang in Weimar. Als zangeres van de R&B band 'Mr Adapoe' was zij te gast op veel verschillende Europese festivals onder meer als support-act bij Alvin Lee en James Brown. Geen wonder dan ook, dat "Crystal" een uitstekend album is geworden en misschien wel hun beste cd tot nu toe! Op deze plaat horen we nog steeds een mooie combinatie van de prachtige stem van Constanze Friend en Thomas Fellow's meesterlijke akoestische gitaarspel. Fellow studeerde 7 jaar klassiek gitaar, ook in Weimar. Hij heeft een aantal internationale prijzen gewonnen en heeft concerten gegeven in o.a. Europa, de VS, India en Zuid-Amerika. Professor Thomas Fellow is hoofddocent aan de faculteit Gitaar en Wereldmuziek van het conservatorium van Dresden en geeft daarnaast workshops aan verschillende andere conservatoria en festivals over de hele wereld. Samen spelen ze hun muziek met de intensiteit van de blues, met de sound van soul en met de vrijheid van jazz. Zij brengen emoties op hun eigen unieke wijze waarbij ze de luisteraars meevoeren in hun virtuositeit. Bijzonder is ook de manier waarop deze twee exceptionele muzikanten elkaar aanvoelen. Al Jarreau, Marianne Faithful en Keb 'Mo zijn fan. Alsook Luther Allison, hun mentor, supporter en leraar. Alle twaalf nummers leveren mij een soort van laid back gevoel op. Lekker onderuit op je stoel, pilsje erbij en genieten van prima ontspannen uitgevoerde blues. Thomas Fellow speelt overigens op momenten echt verbijsterend goed gitaar en Constanze Friend weet vocaal te schitteren. Dit is een cd met easy listening blues, genuanceerd uitgevoerd door dit zeer ervaren bluesduo. Het klinkt heel natuurlijk. Friend 'n Fellow leveren met dit nieuwe album "Crystal" een echt meesterwerkje af, dus als u de mogelijkheid heeft om dit duo in een intieme entourage te zien spelen is dit wel echt een buitenkansje.

 



 

GUMBOHEAD
Website: www.gumbohead.com
www.myspace.com/gumbohead
info: gumbohead@mac.com
label : Eigen Beheer
www.cdbaby.com/cd/gumbohead

De band Gumbohead (The name Gumbohead comes from gumbo, a Creole stew made up of many diverse ingredients (like the band itself), and head, which is defined as “wrapping your mind around all things new and different.”) heeft zijn thuishaven in St Louis en hun muziek staat bol van de New Orleans en South West Louisiana invloeden. Zydeco, funk, jazz, blues, brass band, rhythm & blues ... kortom "A Mardi Gras Party".For fans of Buckwheat Zydeco, the Meters, the Iguanas, the Neville Brothers, Dr. John, the Radiators, Allen Toussaint, Dirty Dozen Brass Band staat er als referentie in de verzorgde en uitgebreide presskit. Meestal nemen wij dat met meer dan één korreltje zout maar na het beluisteren van dit album moeten wij, eerlijk als wij zijn, bekennen dat dit zevental inderdaad mag beschouwd worden als prima ambassadeurs "from that great gumbo pot of American roots music - from traditional zydeco to blistering '70s funk, boogie woogie piano to sultry jazz. "De covers "Party Down" en "Zydeco Sont Pas Salé" van de grootmeester Clifton Chenier himself zijn samen met Boozoo Chavis/Beau Jocque's "Give Uncle Bud Cornbread", Chuck Berry's "You Never Can Tell" uitstekende Zydeco deuntjes die nog maar de voorbode zijn van de leute die rockertjes als "Stir The Pot", "Dead Man Walking", "Hot Sauce Boogie", "Oye Isabel" (the Iguanas) en "Pocket Change" (Wild Magnolias) teweeg brengen. Uitstekende blazers (Brian Casserly, trompet, Ben Reece, Sax, John Wolf, trombone) en een boogie-woogie piano die refereert naar the dance floor of a crowded, sweltering bar, somewhere near the French Quarter maar voor hetzelfde geld tot ontplooiing kan komen aan de Gestelse dijk (Moulin Blues Ospel, NL) of aan de Deusterstraat in Peer (BRBF, Belgium). Mochten de stramme benen het tempo niet meer kunnen volgen dan kan je wat gas terugnemen met de funky/jazzy songs "Spy Boy", "Mojo Hand", "the Marcsman" en "Drunk on Love". Met "Gumbohead" zijn Andy Coco (bass, vocals), Tony Esterly (guitar), Dave Mills (saxophones, vocals), Ron Sikes (percussion & rubboard), Tim Halpin (guitar, harmonica, vocals), Tom Martin (accordion, piano, organ) en Benet Schaeffer (drums) aan hun derde album toe en behoren ondertussen tot een van de toonaangevende bands in de streek die nog steeds zo hard te lijden heeft onder de verwoestende hurricanes van het voorbije jaar. The Dirty Dozen Brass Band liet enkele jaren geleden een onvergetelijke indruk met hun optreden op het Belgium Rhythm & Blues festival en de bijhorende "streetparade" door de tent ... kijk eens op www.gumbohead.com/secondline.html en het lijkt mij met Gumbohead's second line parade perfekt voor herhaling vatbaar. "Laissez les bon temps rouler"


 

JIMMY ADLER
ABSOLUTELY BLUES! “LIVA AT THE BONEYARD”
Website: www.jimmyadler.com
Contact: jadler80@yahoo.com
Label : Mojo Boneyard
www.mojoboneyard.com
www.cdbaby.com/cd/jimmyadler

 

Even door de biografie van deze Jimmy Adler lopen is geen overbodige luxe. Ongelooflijk wat deze man in z’n verleden reeds allemaal heeft gedaan en waar hij zoal overal heeft gespeeld. Ik ga hier geen namen noemen, beste surf je even naar de site van deze uit Pittsburgh afkomstige gitarist/zanger. Z’n grote talent zit hem in zijn vingers waarmee hij gitaar en slide speelt, inderdaad fingerpicking en geen plektrum. Verder valt me ook dadelijk de diepe warme stem op van deze man, diep en warm en dicht aanleunend bij de Afro-Amerikanen. Met de 13 songs, waarvan 5 covers, op deze cd probeert Jimmy Adler zijn brede waaier van stijlen die hij graag speelt ten gehore te brengen. En ik mag wel degelijk zeggen dat hij daarin met brio is geslaagd, ondersteund door John Burgh op piano, Harry McCorkle op bas en Randy Roth op drums. Al van bij het eerste nummer ‘Stop Breakin’ Down’ (Jawel van Robert Johnson) kan je genieten van het prachtige slidewerk van Jimmy Adler. Ik zou zeggen ‘sit back and relax’ en laat je meeslepen door de warme klanken die deze cd herbergt. De invloed van BB King, Eric Clapton of een Elmore James wordt nergens onder stoelen of banken gestoken en dat hoeft ook niet want Jimmy legt er overduidelijk genoeg eigen gevoel in. Even maken ze ook een uitstapje naar de cajunvelden met het nummer ‘Voodoo Moon’ alvorens over te gaan in het subtiele jazzgetinte ‘Ride My Pony’. Deze hele cd is live opgenomen in de studio en dat zorgt zeer zeker mee voor de geweldig relaxte sfeer die deze cd beheerst. Dit is een cd die thuishoort in de collectie van iedere bluesliefhebber, jong of oud.
Blueswalker


 

THE PERPETRATORS
THE GAS AND THE CLUTCH
website : www.perps.ca
www.myspace.com/wpgperpetrators
email:band@perps.ca
label : Eigen Beheer
info : chickincharge@shaw.ca (Management)
www.cdbaby.com/cd/perpetrators2


The Perpetrators kregen het in 2005 voor mekaar om als enigste band uit Canada hun opwachting te maken op het befaamde Chicago Blues Festival. Momenteel toeren "Howik" Nowicki (guitar and vocals - also "the greatest drummer in Cananda"), Ryan "ODL" Menard (bass, vocals and "scrap-tastic" guitar), Chris "MAMA" Bauer (drums, vocals and (you guessed it) guitar) door Duitsland & Nederland (Apeldoorn, Bluescafe 19/11) en brengen zij op 22/11 zelfs een bezoekje aan ons kikkerlandje. "The Spirit of 66" in Verviers (www.spiritof66.be) is de geschikte locatie om deze bluesrockers uit Winnipeg, Manitoba te ontvangen. Met het album "The Gas and the Clutch" dat terecht the Western Canadian Music Award "For Outstanding Blues Album" in de wacht sleepte hebben zij tevens de geschikte opvolger in huis voor het in 2003 verschenen debuutalbum (www.cdbaby.com/cd/perpetrators). Het logische gevolg van al die huzarenstukjes kon niet uitblijven ... supporting act voor Taj Mahal, Los Lobos, Magic Slim, Sleepy LaBeef en op de affiche met ondermeer Louisiana Red, Kenny Brown & Cedric Burnside, Downchild Blues Band. Hubert Sumlin was zodanig onder de indruk van the Perpetrators dat hij het niet kon laten om de jongens uitvoerig te bewieroken ... "These guys know what I'm talking about ... when we're playing I can feel the Wolf looking down and smiling". De blues/rock liefhebbers kunnen zich dan ook verwachten aan aan avondje bluesy, rough n' ready, rockin and rollin' songs about girls and beer and beer and girls. Bass, guitar & drums ... and fun... meer moet dat niet zijn! Fans van the British blues à the Cream, de jonge Johnny Winter, Stevie Ray Vaughan, JB. Hutto, Hound Dog Taylor ("55 th Street Boogie") mogen zeker niet op de afspraak ontbreken. "Blues for people who hate Blues" ... from Motorhead to Johnny Cash en Neil Young wiens "Are you Ready for the Country" op dit album een blues/rock jasje aangemeten krijgt. The Perpetrators zijn zonder meer een high - energy houserockin' band of good time-music.

Albums :
• The Perpetrators (2003)
• the gas and the clutch (2005, WCMA Blues album of the year)

Compilations
• Winnipeg: The High & Lonesome Years, Vols I and III (2002 and 2004)
• Guess Who's Home - tribute to The Guess Who (2005)
• We Best Choose to Pick the Blues - tribute to Big Dave McLean (2005)

 


GEORGE AND THE HUSTLERS
THOUGHTS OF REGRETS
website : www.georgeandthehustlers.com
www.myspace.com/georgeandthehustlers
info : georgeandthehustlers_gr@yahoo.com
label : Rhythm Bomb Records

 

In een licht aangeschoten toestand op de een of andere party wordt er wel eens poging ondernomen om de Sirtaki onder de knie te krijgen ... meestal met hilarische toestanden als gevolg. Daarom springen wij een gat in de lucht dat George Armeniakos en Yiannis "Body" Varlas besloten hebben om die moeilijke danspasjes te vervangen door gewone alledaagse country/blues/rockabilly bewegingen. Gingen zij in 1988 nog van start onder "The Blue Thunders" dan besloten zij enkele jaren geleden de groepsnaam te wijzigen. George & the Hustlers staat er nu vermeld op de kleedkamerdeur en toen zij die een tijdje geleden openden om het podium te betreden als supportingsact voor niemand minder dan Chuck Berry mochten zij meer dan 60.000 Griekse schonen in de ogen kijken. Het was Ralph Braband van Rhythm Bomb Records die de gasten op het spoor kwam en kon overtuigen om eens een bezoekje te brengen aan zijn Lightning Recorders studio's in Berlijn. Een aantal prima eigen rockabilly songs ("Southbound" en "Lonely Road") met een fraai bluesy "Rain of Love", en covers van Hank Snow ("Golden Rocket"), Joe Allison ("Live fast, love hard and die young") en zelfs een rockabilly/country versie van Humperdinck's "Release Me" sieren nu dit debuutalbum. Voor deze gelegenheid kwamen Nick Taliadouros (leadgt.) en Makis Tselentis (piano) de rangen versterken en mocht er tevens gebruik gemaakt worden van het vaste Lightning Recorders meubilair Michael "Humpty" Kirscht en Axel Praefcke. "Thoughts of Regrets" is een bijzonder fraai album geworden dat van die netjes, glad gepolijste rockabilly brengt en op menig feestje zal leiden tot danspasjes en rock & roll toestanden die wij ietwat beter beheersen dan links tept kruislings voor rechts aan (met Uw tenen) - met Uw linkerbeen zwaait U een rondje en plaatst deze kruislings achter rechts (ga hierop staan)/rechts opzij - links kruislings voor rechts stappen - met Uw rechterbeen zwaait U een rondje - plaats Uw rechterbeen kruislings voor links (draai Uw lichaam een kwart slag linksom) - links naar voren - rechts naar voren stappen - linkerknie omhoog halen en op Uw rechterbal van Uw voet gaan staan - enz ... (Sirtaki in de rij)


 

PAJO
1968
Website: www.papa-m.com
Label: Drag City
www.dragcity.com
scott@dragcity.com
Distr. : Munich Records
www.munichrecords.com

 

David Pajo maakte deel uit van cultbands als Slint en Tortoise en speelde bovendien in Billy Corgan’s Swan. Maar we kennen hem natuurlijk vooral van zijn solowerk onder uiteenlopende namen als M, Aerial M en Papa M. Dat heeft inmiddels een imposant aantal uitstekende cd’s opgeleverd en daar kunnen we na het titelloze debuut van vorig jaar nu Pajo’s nieuwste album "1968" (zijn geboortejaar) aan toevoegen. Zijn eerste cd was naar verluid opgenomen met de eenvoudige software die Pajo aantrof op zijn nieuwe laptop en bevat behoorlijk ingetogen songs. Songs die de akoestische gitaar van Pajo en zijn opvallende stem als belangrijkste ingrediënten hebben, maar die door een flinterdun laagje elektronica en de bijzondere manier waarop de cd is opgenomen en gemixt totaal anders klinkt dan de meeste andere cd’s in dit genre. Voor "1968" heeft hij de lo-fi esthetiek grotendeels achter zich gelaten en is het geluid voller. Ook dat pakt niet slecht uit. Het is allemaal pretentieloos en aangenaam. Hoogtepunt is het laidback electrische gitaardeuntje "Foolish King" met de briljante openingszin, die ik eigenlijk niet eens helemaal goed kan verstaan: "If I cared about the insults my friends have made to me...". Verder is het goed om die heerlijk vanzelfsprekende stem van Pajo te horen in een soepele song als "Wrong Turn" of het Americana getinte "Let it Be Me". De stille kracht van indierock laat zich op Pajo niet gemakkelijk in zijn kaarten kijken. Wellicht geen liefde op het eerste gezicht en zonder opzichtige mokerslagen kruipt David Pajo toch langzaamaan onder je huid. Om je niet meer los te laten en steeds een piepklein stukje meer van zichzelf te tonen. "1968" is een melodieuze popplaat die Pajo zonder hulp van anderen opnam. Een persoonlijk, intiem klinkend album van een man die zich altijd wat op de achtergrond houdt, maar zonder meer gerekend moet worden tot de smaakmakers van de hedendaagse popmuziek. "1968" behoort gewoon tot het beste dat Pajo ooit op plaat heeft gezet.


 

ZEN OKIES
ZEN OKIES (2002)
WELL KEPT SECRET (2006)
Website: www.zenokies.com
Contact: zenokies@yahoo.com
Label : American Honky Tonk Records
www.baysbrothers.com
www.cdbaby.com/cd/okies

Onlangs kreeg ik 2 cd’s van Zen Okies van de redactie, 1 heel recent en de andere (hun debuut ) van 2002. Terwijl ik deze intro schrijf, speelt op de achtergrond het debuut van dit trio uit Oklahoma en ik moet zeggen dat ik aangenaam verrast ben. Dit grooved en swingt, klasse songs voorzien van een overtuigende stem en overgoten met gitaarpartijen om je vingers vanaf te likken. Niet uniek maar wel ongewoon is het feit dat drummer Steve Fields alle leadvocalen voor zijn rekening neemt. Als dit hun debuut was dan ben ik benieuwd naar hun nieuweling. En om eerlijk te zijn klinkt die nog volwassener met wel iets meer Texas blues en blues-rock maar daarom zeker niet minder sterk. Waar op het debuut gekozen werd voor enkel eigen werk brengen ze op “Well Kept Secret” ook covers van o.a. Gary Moore en Willie Dixon. Verder krijgen ze op 2 nummers de assistentie van Alicia Bennett op vocalen. Zen Okies heeft voldoende talent in huis om ervoor te zorgen dat de cover hun eigen stempel krijgen en dat is zeker een pluspunt. Luister bvb. maar eens naar ‘Treat Me Right’ van Kelly Hunt en ‘Since I Met You Baby’ van Gary Moore. Hun talent en kunnen komt duidelijk bovendrijven bij het nummer ‘Wishbone’, een instrumentaaltje met veel ruimte voor het mooie gitaarwerk van Jim Suter en dit alles sober ondersteund door Dan Hoffstater op basgitaar. Dat er ook ruimte is voor de nodige dosis humor getuigt het nummer ‘The Woodpecker Song’. Dit is een band die live zeker z’n mannetje staat als trio en toch staan er momenteel weinig data’s in hun agenda. Persoonlijk gaat m’n voorkeur uit naar hun debuut waar ze uit meerdere vaatjes tappen en regelmatig ook wat funky blues brengen. Maar waarschijnlijk was hun debuut een zoektocht naar de eigen sound die ze nu hebben neergezet op ‘Well Kept Secret’. Als ik de heren toch een kleine tip mag geven dan is het wel dat ik hun eigen werk meer waardeer.
Blueswalker


HACIENDA BROTHERS
WHAT'S WRONG WITH RIGHT
website : www.haciendabrothers.com
Label: Proper Records
www.proper-records.co.uk
Distr.:Rough Trade
www.roughtrade.nl.

Het zijn blijkbaar drukke tijden voor Chris Gaffney, want naast zijn deelname aan het overigens schitterend album "West of the West" van Dave Alvin, staat hij momenteel samen met zijn Hacienda brother & amigo Dave Gonzales (the Paladins) in de belangstelling bij het verschijnen van het album "What's Wrong With Right", de opvolger van het in 2005 verschenen debuutalbum (zie rev.Feb. 05). Ondertussen hadden wij het genoegen om het gezelschap uit Tucson, Arizona tweemaal aan het werk te zien. (Moulin Blues 05 en clubconcert De Bosuil Weert). Schitterende concerten die kunnen beschouwd worden als de ideale repetitie voor een aantal songs die je kan terugvinden op dit album. Naast de covers van Bill Justis & Charlie Rich's "Rebound", "It Tears Me Up" en "Cry Like a Baby" (songs van het duo D. Penn & S. Oldham) klinken vooral het titelnummer "What's Wrong" (met een schitterend steel guitar geluidje van David Berzansky), het instrumentale "Saguaro" dat nu blijkbaar zonder trompetgeschal omgetoverd werd in "Son of Saguaro", "Cowboys to Girls" (dat je ook kan aantreffen op Chris Gaffney's album "Loser's Paradise"), "If Daddy Don't Sing Danny Boy" en "Midnight Dream" nog erg vertrouwd in de oortjes. Prima resultaten van een ware zoektocht door de klassieke country met the saddest of sad honky-tonkers en soul ballads die je kippenvel bezorgen en anno 2006 verkocht worden onder de merknaam "Western Soul". Dave Gonzales die enkel op "Keep It Together", "Rebound" en "Different Today" de lead vocals voor zijn rekening neemt, maar in ruime mate verantwoordelijk is voor het grootste gedeelte van songwriting in combinatie met manager J. Schoonover, Chris Gaffney, Dan Penn, H. Maninger laat ditmaal duidelijk de eer aan Chris Gaffney's straffe zangpartijen en het mooi in kostuum gestoken gezelschap Hank Maninger op bas (Bonnie Hayes' Wild Combo), Dale Daniel op drums (Lloyd Maines & Joe Ely Band), en 29 year old pedal steel gitarist, Dave Berzansky, of DB, (The Country Aces). Bovendien tekende levende legende Wallace Daniel Pennington aka Dan Penn voor de produktie van dit "zomers" album dat een vaste reisgezel gaat worden on the country-soul highway van menig Americana liefhebber. Between country honk and Southern soul , Otis Redding with a twang .... oftewel een geslaagd huwelijk tussen twee rootsy genres.


 

BONNIE PRINCE BILLY
THE LETTING GO
www.bonnieprincebilly.com
Label: Domino Recording
www.dominorecordco.com
Distr.: Munich Records
www.munichrecords.com

 

Bonnie Prince Billy (Will Oldham, Palace of hoe de beste man zich ook wil noemen), de singer-songwriter uit Kentucky, krijgt het elke keer weer voor elkaar om een prachtplaat af te leveren, en ook "The Letting Go" staat vol met mooie liedjes. Spaarzame instrumentatie en mooie samenzang zijn de sleutelwoorden. Het is wel een plaat waar je voor moet gaan zitten om de songs goed tot zijn recht te laten komen, maar dat is geen verkeerde eigenschap in deze tijd waar oppervlakkigheid en snelheid nogal eens centraal lijkt te staan. Zijn muziek wordt gekenmerkt door zijn krakende stem, maar altijd recht uit het hart. Oldham heeft onder verschillende namen muziek opgenomen, waaronder Palace, Palace Brothers, en Bonnie 'Prince' Billy. Het pseudoniem Bonnie 'Prince' Billy heeft volgens Oldham vele verwijzingen. Deze omvat onder andere de verwijzing naar Billy the Kid, een crimineel uit de 19e eeuw. Hij speelt vaak met andere artiesten, zoals met zijn broers Ned en Paul Oldham en David Pajo. Maar feit is dat je bij Oldham nooit lang hoeft te wachten op een volgende release. Onder verschillende pseudoniemen blijft hij het experiment opzoeken binnen zijn eigen grenzen. Oldham's alterego Bonnie 'Prince' Billy bestaat al sinds 1998 en in die tijd zijn de muzikale ingrediënten nauwelijks veranderd: een akoestische begeleiding, een ontroerende, zachte, wankele stem, de onvermijdelijke melancholie en cynische teksten waar de weemoed vanaf druipt. "The Letting Go" is de zoveelste plaat van Will Oldham, en de vijfde als Bonnie 'Prince' Billy. Op de meeste nummers wordt hij geassisteerd door een prachtig zingende dame, Dawn McCarthy van de Faun Fables. Zij vult met haar prachtige, engelachtige backing vocals perfect Oldham aan. Ze kreeg ook al een gastrol toebedeeld op "Master And Everyone" (2003), maar mag nu op nagenoeg elk nummer participeren en is met haar sacrale bijval belangrijk voor dit album. Opvallend aan deze nieuwe plaat is dat Bonnie 'Prince' Billy voor een minder minimalistische aanpak heeft gekozen dan bij zijn vorige platen, terwijl hij toch zijn herkenbare, intimistische klank behoudt. Wellicht zit producer Valgeir Sigurdsson (die eerder samenwerkte met onder andere Björk, Coco Rosie en Múm) daar voor iets tussen, hoewel de strijkersarrangementen van Ryder McNair en Nico Mihly Oldmans klank ook stevig aandikken. Het materiaal in "The Letting Go" klinkt het meest als een logisch vervolg op "Ease Down The Road" en "Master And Everyone". Alle zo typische elementen van platen uit de Palace-periode zijn hier verdwenen: de liedjes zijn gestructureerd, zijn stem klinkt totaal anders: ze slaat nergens over, is soms bijna fluisterend. Het klinkt allemaal heel gemoedelijk. Het gaat nog steeds over onzekerheid, wankele liefdes, ongrijpbare gebeurtenissen en herinneringen die boven komen drijven. Liedjes die lekkere pijn doen, zoals we van Oldham gewend zijn. De eenvoudige songs houden het midden tussen bucolische folk ("No Bad News") en countryblues ("Cold And Wet"), al duiken in "Lay And Love" ook gruizige beats op. "Cursed Sleep" is opgesierd met zwierige violen en het trage "I Called You Back" ontroert met minieme piano aanslag. Na meerdere draaibeurten zijn "Strange Form of Life" en "Then the Letting Go" de meest uitschietende nummers, songs met die prachtige backing van Dawn McCarthy. Kortweg: Na werk met Tortoise, Matt Sweeney en een groep sessiemuzikanten uit Nashville (op "The Brave and the Bold", "Superwolf" en "Bonnie Prince Billy sings Greatest Palace Music") is Will Oldham nu bij The Dirty Three uitgekomen. Met een aantal van hen heeft hij op IJsland "The Letting Go" opgenomen en is volgens ons in ieder geval een groots hoogtepunt in een toch al fenomenale carrière en daarom mag zijn nieuwste werkstuk nu al zonder schroom aan dat rijtje klassiekers worden toegevoegd:
* Black Dissimulation (1998)
* I see a Darkness (1999)
* Get on Jolly (2000)
* Ease Down the Road (2001)
* Master and Everyone (2003)
* Greatest Palace Music (2004)
* Superwolf (2005)
* Summer in the Southeast (live) (2005)
* The Brave and de Bold met Tortoise (2006)


 

TANGLEWEED
WHERE YOU BEEN SO LONG ?
website : www.tangleweed.org
www.myspace.com/tangleweed
info : info@tangleweed.org
label : Squatney Records
www.cdbaby.com/cd/tangleweed2

 

De 'classic' bluegrass, 'old-time' country en 'Irish' tunes liefhebbers, meestal ietsje ouder, hebben met het album "Where You Been so Long" van Tangleweed het antwoord in huis op de jaarlijkse wederkerende vraag die zich kinderen en kleinkinderen stellen bij het naderen van de Sint en de eindejaarsfeesten ... wat gaan wij in godsnaam pa/opa kopen? De persoon in kwestie zal er mee in zijn nopjes zijn want het is de geschikte opvolger voor het album "Just a Spoonful" dat in 2005 verscheen. (www.cdbaby.com/cd/tangleweed).The footstompin', moonshine drinkin' bluegrass groep uit Albany Ave, Chicago laat alle remmen los met liefst veertien songs. Natuurlijk wordt de traditie in die middens gerespecteerd, old-time standards die met een weinig aanpassing in de arrangementen opeens weer "okselfris" klinken. (mooie uitdrukking, Benny, www.ctrlaltcountry.be). Meteen de ideale gelegenheid om een wat jonger publiek te benaderen en dat kan best lukken met hun versie van "Leaving of Liverpool", dat wij ook kennen in de versie van the Dubliners, de up-tempo rockertjes "Hard times" en "Don't Need a Bottle", de klassieke bluegrass banjo op de instrumental "Black Eyed Susie" en Ola Belle Reed's "High on a Mountain", the Irish fiddle tune "Sir Lucas De Sommerville" of Bob Wills "Drunkard's blues" en de meezinger en jodelaar "Ginseng Blues". Het jazzy "I've Found a New Baby" is misschien iets te ver in het verleden maar de ene of andere revival zou Billy Oh (fiddle, vocals), Kenneth P.W. Rainey (mandolin, lead vocals), Paul Wargaski (bas, vocals), Timothy Ryan Fisher (banjo, vocals), Scott Judd (guitar, vocals) wel eens de status kunnen bezorgen van the Old Crow Medicine Show, the Hackensaw Boys, the Siderunners... etc. "With a Bottle in My Hand", de heupen licht wiegend, het voetje op en neer, een mooie meid die het in haar hoofd haalt ... "Wrap Yourself Around Me" ... prima album en niet alleen bij de eindejaarsfeesten een fraai cadeau!


MARTHA ANN BROOKS
SIMPLY ...
Website: www.MarthaAnnBrooks.com
www.MySpace.com/marthaannbrooks
Email: MAB@MarthaAnnBrooks.com
Label: BMI
Distr.: Eigen Beheer
www.cdbaby.com/cd/MarthaAnnBrooks

Martha Ann Brooks is een gepassioneerde singer-songwriter uit Northwest Georgia die haar liedjes met een minimum aan instrumenten omkadert en zichzelf steeds op akoestische of elektrische gitaar begeleidt. Ooit werd ze zelfs genomineerd als Female Vocalist of the Year in Atlanta. Na een periode van inactiviteit omwille van familiale beslommeringen met man en zoon besloot ze om de podia opnieuw op te zoeken, zeer tot plezier van haar talrijke supporters. Simply ... bevat 12 luisterliedjes waarbij toch enkele merkwaardige uitschieters zoals "One More goodbye", "Hank's Song" dat ze voor haar zoontje en oogappel Hank schreef met een zeer fraai stukje Spaans gezongen tekst. Fier als een gieter is Martha Ann Brooks ook over de link op Neil Youngs' website "Living with War" naar haar nummer "When Your Soldier Comes Back Home", een anti-oorlogslied dat zij schreef voor haar echtgenoot die oorlogsveteraan is en er PTSD (post-traumatische stress stoornis) aan overgehouden heeft. Haar teksten komen steeds recht uit het eigen leven, dus ook recht uit het hart en gaan over de emoties die zij ervaart in wat er rondom haar gebeurt. De songs vinden hun roots in traditionele Amerikaanse folkmuziek, maar bevatten ook hedendaagse elementen. Voorbeelden in de muziekwereld vindt Martha Ann Brooks bij de dames Mary Gauthier (waar haar stem het dichtst bij aanleunt), Gillian Welch, Emmylou Harris en de heren Townes Van Zandt en John Prine. Nog snel enkele aanraders uit de tracklist : "Poor Little Rich Girl", "Can't Sing a Sad Song Blues" en "Just For Today".
(valsam)


MICHAEL WESTON KING
THE TENDER PLACE : A COLLECTION 1999-2005
Website: www.michaelwestonking.com
Email: info@michaelwestonking.com
mwk1@blueyonder.co.uk
Label: Phantasmagoria / www.sireena.de
Distr.:Rough Trade
www.roughtrade.nl.

 

Michael Weston King heeft zorgvuldig zijn onuitwisbare reputatie opgebouwd als een van de lichtpunten van de homegrown roots-rock beweging. Michaels muziek is niet in een kreet te omschrijven. De echo van de muzikanten die Michael beïnvloeden hoor je in zijn albums zoals Bob Dylan, Bruce Springsteen, Townes van Zandt (met wie hij in 1994 en 1995 tourde) en Elvis Costello. Hij begon te spelen op zijn 16de en na zijn eerste singles en casette tourde hij medio jaren 80 met de band Gary Hall and the Stormkeepers 4 jaar door Europa en gaven zij meer dan 250 shows. De band liet zich inspireren enerzijds door bands als REM, Green on Red en The Triffids, anderzijds door de nieuwe acts in de country wereld als Lyle Lovett, Dwight Yoakham, en Nanci Griffith. De bekendste groep waarvan hij deel uitmaakte was echter wel The Good Sons, een formatie die ooit Townes van Zandt wist te strikken voor een plaatopname. King besloot deze Engelse versie van The Jayhawks vaarwel te zeggen en weer op het solopad te gaan. Sindsdien maakte hij een aantal door Jackie Leven geproduceerde albums waarop hij zich opstelt als een kwetsbare singer/songwriter die zijn inspiratie put uit zowel pop-, country- als folkmuziek. Zoals in het album van Odetta (de recensie die volgt), gaan we voor deze cd ook terug naar de periode 1999-2005, de periode waarin hij vijf albums opnam en de beste opnamen uit deze jaren zijn nu verenigd op "The Tender Place". Daarnaast bevat deze compilatie één nieuwe song alsmede een vertolking van Dylan’s "A Simple Twist Of Fate". "The Tender Place" vangt de verschillende zijden van het werk van deze singer/songwriter. Wanhoop bepaalt de stemming in songs als "God Shaped Hole" en ook "Mother Tongue", toont zijn donkere singer-wongwriter kant, in andere liedjes gloort nog enige hoop. Hij laat zich inspireren door diverse genres en muzikanten en dit vertaalt zich in een gevarieerde, rijke, intieme, bittere, persoonlijke stijl. "Always the Bridesmaid (Never The Bride)" is folk, "High Days and Holy Days" is rock, "When You Leave The Spotlight" ademt soul en "An Englishman's Obsession with America" is duidelijke country. Hoogtepunten zijn echter het stemmige "Beautiful Lies" en "I Fall Behind". Humor, relativering en zelfspot houden de liedjesschrijver op de been en redden zijn muziek die anders zou dreigen te bezwijken onder zijn eigen last. De meeste liedjes zijn spaarzaam gearrangeerd, in een paar laat Michael zich bijstaan door zijn band The Decent Men. Michael Weston King heeft dan wel in het alternatieve countrywereldje een aardige staat van dienst opgebouwd, maar desondanks veel naamsbekendheid heeft hij niet gekregen. Zijn inmiddels imposante oeuvre, aanvankelijk met The Good Sons en de laatste jaren als solo-artiest maakt duidelijk dat King de afgelopen jaren ontroerende, vrolijke, maar bovenal persoonlijke liedjes heeft geschreven die hem in het niemandsland van pop en country toch zeker een heldenstatus moet kunnen bezorgen. Kortweg: "The Tender Place - A collection 1999-2005": Met zijn mooie volle stem en zijn donkergekleurde tot gitzwarte songs eist hij een eigen plaats op in dit genre en toont hij dat ook in Engeland prachtige Americana gemaakt wordt.

TRACKS:
1. A Decent Man
2. Beautiful Lies
3. From Out Of The Blue
4. England's Dreaming
5. High Days And Holy Days
6. From Lover's Lane To Liverpool
7. I Fall Behind
8. The Wooden Hill
9. Endless Wandering Stars
10. Mother Tongue
11. 35 Regrets
12. Simple Twist Of Fate
13. Celestial City
14. Lay Me Down
15. The Englishman's Obsession With America (pt2)
16. God Shaped Hole
17. When You Leave The Spotlight
18. Always The Bridesmaid (Never The Bride)
19. No More Songs


 

ODETTA
BEST OF THE M.C. RECORDS YEARS 1999-2005
Label: M.C. Records / Evangeline Records
www.mc-records.com / www.evangeline.co.uk
enquiries@evangeline.co.uk
Distr.: Bertus / www.bertus.nl

De kerst is nakende en dan is een bescheiden portie godsvruchtige muziek nooit weg. Trouwens, ook de rest van het jaar mag u deze heidense platenbespreker lastig vallen met zwarte gospels. De Amerikaanse zangeres Odetta Holmes Felious Gordon, geboren op 31 december in Birmingham, Alabama, studeerde muziek in Los Angeles vanaf haar zesde, bekostigde de studie met huishoudelijk werk, zong in musicals en marcheerde met Martin Luther King voor gelijke rechten en werd vooral bekend met het duet dat ze meer dan veertig jaar geleden zong met Harry Belafonte. "There's a hole in my bucket" was een wereldwijde hit voor het gelegenheidsduo. Belafonte, die nog veel beroemder werd, schreef ooit over haar "Few possess that fine understanding of a song's meaning which transforms it from a melody into a dramatic experience", en dat is precies wat ons altijd aansprak in deze zangeres: ze weet wat ze zingt en brengt dat met volle overtuigingskracht. Er zijn weinig zangeressen in de Amerikaanse folk die zo’n stempel op het genre hebben gedrukt als Odetta. Uiteraard werd haar talent ontdekt in de kerk, maar al op 13-jarige leeftijd ontving zij een klassieke opleiding. Die bracht haar in de jaren '60 naar New York, waar ze de belangstelling wekte van folkies als Pete Seeger. Ze maakte een soort van folkblues, maar deinsde niet voor het zwaardere werk terug. In die jaren maakte ze een zeer mooie plaat met een fantastische groep jazzmuzikanten, waaronder Vic Dickenson op trombone en Buck Clayton op trompet, onder de titel "Odetta and the Blues". Odetta was eigenlijk na deze periode wat uit het zicht verdwenen, tot Marc Carpentieri (M.C.Records) Odetta benaderde met de vraag of ze voor zijn platenmaatschappij een plaat wou opnemen. Dat wou ze, en Carpentieri verzamelde een fantastische groep musici om haar heen. Na veertig jaar was er ineens weer nieuwe muziek van Odetta : "Blues Everywhere I go" (1999), een plaat waarop ze op haar onnavolgbare eigen manier nummers van de grote vrouwelijke liedjeschrijvers uit de jaren twintig en dertig zingt, als Memphis Minnie, Alberta Hunter en natuurlijk Bessie Smith. Een jaar later lag de opvolger er al, "Lookin For A Home" (2001) en hier zingt Odetta met een uiterst geïnspireerde band nummers van Leadbelly. En dat ze nog niet klaar is, bleek vorig jaar met het album "Gonna Let It Shine: A Concert For The Holidays" (2005). Live opnames voor de universiteitszender WFUV in het Flaum Auditorium, Fordham in New York. Het concert werd live op deze radio uitgezonden en deze opnamen zijn op "Gonna Let It Shine" mooi vereeuwigd. Uit de periode 1999-2005 nam zij dus drie platen op voor M.C. Records en de beste opnamen uit deze jaren zijn nu verenigd op "Best Of The M.C. Records Years". Aan de cd "Gonna Let It Shine" zijn vier gospels ontleend, waaronder "This Little Light Of Mine" en "Poor Little Jesus". Maar liefst zes liedjes zijn getrokken van het album "Lookin’ For A Home" uit 2001, en voorts laat deze compilatie vertolkingen van songs van Big Bill Broonzy, Sippie Wallace en Percy Mayfield horen. Bijgestaan door gerenommeerde gastmuzikanten als Dr. John, The Homes Brothers, Kim Wilson en Pinetop Perkins zingt Odetta op deze verzameling,17 nummers op geheel eigen, onnavolgbare wijze. "The Best Of The M.C. Records Years 1999 – 2005": als je van blues houdt, of van rauwe rock of rhythm & blues, is dit een absolute aanrader.

Tracks:

Blues Everywhere I Go
Good Night Irene
Please Send Me Someone To love
This Little Light Of Mine
Bourgeois Blues
Trouble In Mind
New Orleans
Freedom Trilogy
Two Little Fishes And Five Loaves Of Bread
Roberta
Can’t Afford To lose My Man
Midnight Special
Poor Little Jesus
Alabama Bound/Boll Weevil
What Month Was Jesus Born In
Oh Papa
You Gotta Know How

 


 

BLACK CAT BONE
TOO BLUES TO SUCCEED
Website: www.blackcatbone.it
Contact: info@blackcatbone.it
Label : Black Cat Bone Productions
www.cdbaby.com/cd/bcatbonebb

Ik hou steeds mijn hart vast als ik een Italiaanse band moet bespreken, voornamelijk omdat hun Engelse uitspraak niet veel soeps is. Wel bij Black Cat Bone is dit gelukkig niet het geval. Maar laat ik niet vooruit lopen op de feiten. Black Cat Bone is geen nieuwe band maar bestaat al sinds 1982, zij het niet heel die periode in dezelfde bezetting en ook niet opererend vanuit dezelfde plaats. De band is opgericht door Gennaro Carillo die de vocals en bluesharp voor z’n rekening neemt en dat doet hij zeker niet slecht. Verder heb je nog Gianni Di Ruvo op guitar en hij is er ook al bij van 1986. Achter de piano en orgel zetelt een zekere Nunzio Dragonetti en voor de basis zorgen Claudio De Palo op basgitaar en Mirco Dal Barco op drums. Geopend wordt er met het toch wel bekende ‘Corrina, Corinna’ van Morganfield en al dadelijk moet ik zeggen verrast te zijn door alle muzikanten. Een vlotte ritmesectie zorgt ervoor dat zowel de zang,bluesharp,gitaar en piano uitstekend tot hun recht komen. Op het 2de nummer ‘Give Me Back My Wig’ kunnen we gerust spreken van dezelfde kwaliteiten aangevuld met een mooie solo op piano. Dat beloofd, dat beloofd. Jammer dat voor het eerste eigen nummer gekozen wordt voor ‘I’m 45’ , het komt niet echt over en klinkt eigelijk als 100 in een dozijn. Gelukkig wordt dat goed gemaakt met het nummer ‘Perfect Love’ waar Gennaro Carillo ook nog eens alle register mag opentrekken op de bluesharp aangevuld door een kanp stukje gitaarwerk van Gianni Di Ruvo. Het is wel wennen aan het feit dat ze zowel Engelstalige als Italiaanstalige songs brengen. In het nummer ‘Crazy, Wrong & Confused’ klagen ze het onrecht in de wereld aan, iets wat we tegenwoordig meer en meer terugvinden bij bluesbands. Dit is de 3de cd sinds hun bestaan, met 6 jaar tussen deze en hun vorige. Wat daar de reden voor is kan ik nergens vinden. Black Cat Bone is zeker geen slechte bluesband en zal zeker een plekje tussen de andere bluesbands in Italië vinden maar of ze de wereld gaan of willen veroveren denk ik niet.
Blueswalker


TARA JANE O'NEIL
IN CIRCLES
Website: www.tarajaneoneil.com
Label: Quarterstick/Touch & Go
www.Quarterstickrecords.com
Distr.: Konkurrent
www.konkurrent.nl
info@konkurrent.nl

 

Een vaste baan vond Tara Jane O’Neil jaren in bands als Rodan, Retsin en The Sonara Pine. Bands die opereren in het schemergebied tussen post-rock en lo-fi. Haar eerste solo-cd "Peregrine" was echter heel wat toegankelijker dan haar vroegere werk in bandverband. Tara is vooral bekend als multi-instrumentalist in deze bands maar ze maakt ook al weer jaren soloplaten. In haar band 'Tara Jane O'Neil' klinkt meerstemmige melancholie uit de gitaren en vocalen en we horen soundscapes en geluidsexperimenten die ze met melodieen verweeft. Soms is het allemaal lieflijk en doet het je de tijd vergeten, maar easy listening is het niet, want experimenteren met geluid daar is ze goed in. Voor een belangrijk deel geworteld in vrij traditionele folk, maar door het toevoegen van elementen uit de postrock en de experimentele muziek blijft het van de eerste tot de laatste noot verrassend. De muzikale begeleiding is spaarzaam, maar waaiert zo nu en dan ook breed uit in dromerige soundscapes. Het gevaar dat het allemaal net wat te arty wordt ligt constant op de loer, maar gelukkig houdt Tara haar experimenteerdrift op haar nieuwe album "In Circles" redelijk binnen de perken. Vooral wanneer ze het uiterst sober houdt is deze plaat wonderschoon, een plaat waarop ze een volledig eigen geluid heeft weten te ontwikkelen. Ze combineert indie, folk en het nodige experiment en daarbij zetten haar fantastische gitaarspel en vocalen een flinke stempel op het geheel waarin Tara zich spaarzaam en effectief laat begeleiden door steel-gitaar, fluit en drums. De songs lijken een volledig eigen tempo te hebben en door de combinatie van dat lage tempo en O’Neil’s vocalen krijgt "In Circles" iets melancholieks. De opnamen vonden plaats in leegstaande houten huizen in de buurt van Cloud Mountain, nabij haar huidige woonplaats Portland, Oregon. Romantische omstandigheden waar Tara met haar mobiele studio goed mee uit de voeten kan. Tara Jane O’Neil heeft nog nooit zo goed geklonken als op "In Circles": De perfecte soundtrack voor de herfst!


VINCENT DRUDA
BLUES WITH ATTITUDE
Website: www.vincentdruda.com
Contact: aldo.druda@sympatico.ca
Label : Voodoo Blues
www.cdbaby.com/cd/vincentdruda

Hoog waren mijn verwachtingen toen ik deze cd ging afspelen want Vincent Druda, afkomstig uit Canada, was verkozen tot beste nieuwe bluesgitarist in 2004. En als dat nog niet genoeg zegt is deze cd ook nog is verkozen tot beste auteur/compositeur en album van het jaar 2006. Buiten de 3 eigen nummers tref ik 9 covers aan waarvan 3 van wijlen Robert Johnson. Geopend wordt er met een eigen instrumentaaltje genaamd ‘Reggie’s Blues’ waar Vincent Druda al dadelijk alle gitaarregisters opentrekt. Helaas neigt het mij allemaal een beetje teveel naar de stevige hard rock, gelukkig luister ik toch verder. Want nummer 2 ‘Our Love IS Drifting’ leunt dan wel sterk aan bij traditionele blues, zij het dan wel overgoten met een hedendaagse powergitaar klank. Wie is deze Canadese Vincent Drude vraag je je nu waarschijnlijk af. Het is een kerel die momenteel 20 zomers telt, begon gitaar te spelen op zijn elfde en kreeg les van een lokale bluesgitarist . Na links en rechts in wat bandjes te hebben gespeeld vormde hij op zijn 16de z’n eerste eigen bluesband. Het eerste resultaat op cd zit dus nu in mijn speler en is getiteld “Blues With Attitude” en die titel is zeer zeker niet gestolen. Want hij drukt wel degelijk zijn stempel op alle nummers, zowel de covers. Ik kan alleen maar beamen wat Bob Dylan jaren geleden al zong, The Times They Are A Changing. De nieuwe generatie zweert blijkbaar bij heavy gitaarwerk en Robert Johnson zou zich zeker in z’n graf omdraaien als hij hoort wat Vincent Drude maakt van ‘Me And The Devil’. Ik ben er zeker van dat het jongere publiek hiervan kan genieten maar aan mij mag deze beker voorbijgaan. Nummers die wel mijn goedkeuring krijgen zijn ‘Blues Du 30 Sous’ en ‘Sonny Boy Blow’. Wat de andere nummers betreft ben ik niet onder de indruk en stel ik mij veel pijnlijke trommelvliezen voor tijdens een optreden van dit gitaargeweld.
Blueswalker


THE SADIES
TALES OF THE RAT FINK
IN CONCERT VOL. 1
website : www.thesadies.net
label & info : www.yeproc.com
www.myspace.com/thesadies


Crisis in de platen/cd branche? Moeilijk te geloven als je ziet dat The Sadies (Toronto, Ontario) met liefst twee albums op de proppen komen. Hun "Live in Concert" is zelfs een dubbelalbum en de opnames van dit feestje vonden plaats op 3 & 4 februari 2006. De band zoekt meestal zijn heil in rockabilly/surf/cowpunk/psychedelische country-rock/bluegrass/spaghetti-western middens en staat borg voor een heerlijk avondje roots/rock. Voor deze gelegenheid mochten zij rekenen op "a little help from their friends"... ondermeer Neko Case, Jon Langford (the Mekons, Waco Brothers), Garth Hudson (the Band), Bob Egan, Jon Spencer, Paul Rigby, Kelly Hogan, Gary Louris (the Jayhawks), Greg Keelor (Blue Rodeo) waren van de partij en blikten zo maar eventjes 41 songs in. Een bijzonder drukke bedoening met enkele leuke covers van "Evangeline" (JR. Robertson, the Band) en Pink Floyd's "Lucifer Sam" als vermeldenswaardige hoogtepunten. Enkele collega's durven zelfs gewagen van een album dat ergens in de buurt zou liggen van het album "The Last Walz" van the Band. Zover durven wij niet gaan en houden het bescheiden bij een prima "live" overzicht van een band die oorspronkelijk als begeleiders van soulveteraan Andre Williams op het podium stonden. Met de verhuis van Bloodshot naar Yep Roc Records geraakte de carriere van the Sadies letterlijk en figuurlijk in een stroomversnelling. Met het album "Tales of the Rat Fink" wordt The World's Greatest Kustom Car Builder Ed "Big Daddy" Roth in de schijnwerpers geplaatst. The Rat Fink is een van zijn bekendste (animatie) creaties en het kon dan ook niet uitblijven dat er een heuse film aan gewijd werd met ondermeer stemmetjes van Brian Wilson, Steve Austin, Jay Leno en John Goodman. The Sadies mochten tekenen voor de soundtrack en uit de meer dan zestig songs werden er een aantal op dit album geplaatst. Weliswaar in sneltempo want de 26 instrumentaaltjes krijgen welgeteld 31 minuten en 39 seconden de gelegenheid om de fans te overtuigen. Niet bepaald een album dat tenhuize rootsrocker dagelijks in de cd lader wordt geschoven maar als aardig tussendoortje wel kan tellen.

THE SADIES :
Mike Belitsky--Drums, Vocals
Sean Dean--Upright Bass
Dallas Good--Guitars, Vocals, Piano
Travis Good--Guitars, Vocals, Violin

Discography the Sadies :
• Precious Moments (1998)
• Red Dirt (1999, Andre Williams and The Sadies)
• Pure Diamond Gold (1999)
• Tremendous Efforts (2001)
• Stories Often Told (2002)
• Mayors Of The Moon (2003, Jon Langford & His Sadies)
• Favourite Colours (2004)
• The Tigers Have Spoken (2004, with Neko Case)
• In Concert Volume One (2006)
• Tales of the Rat Fink (2006)


RUN C & W
Into The Twangy First Century / Row Vs Wade
Two albums on one cd. (Digitally Remastered)
website / label / info : www.gottdiscs.com

Het vennootschap Run C & W was maar een kort leven beschoren. In de jaren negentig brachten zij twee albums op de markt en verdwenen al vlug met de noorderzon. En toch schreef het gelegenheidsgroepje geschiedenis want momenteel wordt er op E Bay verschrikkelijk veel geld geboden voor hun originele MCA albums. Een beetje vreemd misschien maar als je weet dat niemand minder dan Bernie Leadon (the Eagles) en Russell Smith (Amazing Rhythm Aces) deel uit maakten van dit bluegrass bandje ('met twang'), krijgt dit verhaaltje een andere wending. Zij kregen destijds hulp van hit-songwriters Vince Melamed (http://en.wikipedia.org/wiki/Vince_Melamed, zang, gitaar) en Jim Photoglo (www.jimphotoglo.com, bas, zang). The Burns Brothers waren geboren en schrokken er niet voor terug om nog al wat soul & rhytm & blues pareltjes in een bluegrass jasje te steken. Ondermeer "Papa Was A Rolling Stone", "Bring It On Home To Me", "Reach Out I'll Be There", "Sweet Soul Music", "Walkin' The Dog", "Superstition", "Stop In The Name Of Love", "In The Midnight Hour", "I've Been Loving You Too Long", "Spanish Harlem" en "Let Me In" werden geschikt gevonden om een vrij geslaagde muzikale metarfose te ondergaan. Dat de jongens er plezier in hadden bewijst de schitterende parodie van Billy Ray Cyrus "Achy Breaky Heart" dat voor deze gelegenheid omgedoopt werd tot "Itchy Twitchy Spot". Oppergod Mike Gott vond het materiaal uitermate geschikt om het opnieuw en 'digitally remasterd' op de markt te gooien. Twee schitterende albums voor de prijs van één ... waar vindt U het nog?


 

TRAVIS HOPPER
ALL THE LIGHTS IN THE CITY TONIGHT
Website: www.travishopper.com
www.myspace.com/travishopper
Label: eigen beheer
www.cdbaby.com/cd/travishopper


Voornamelijk countryrock-gekruid met wat indie rock en uitermate catchy melodieën - is het recept van Travis Hopper, verteller van levensverhaaltjes op muziek en afkomstig uit Houston, maar vandaar uitgeweken naar Dallas, Texas. Toen hij in 2003 afscheid nam van zijn liefje en van zijn toenmalige band "The Americanos" achtte hij zich klaar voor een solocarrière. De songs op dit album hadden evenzo kunnen stammen uit de jaren '70 waar ze als leuke meezingertjes uit de radio hadden kunnen schallen en als invloed hadden kunnen gelden op de toen nog erg jonge Bruce Springsteen, Ryan Adams, Elliot Smith, Sufjan Stevens, My Morning Jacket, ... Maar omdat zij eerder waren worden deze namen nu vermeld als referenties voor deze liedjesschrijver, wiens album mij meer dan eens doet terugdenken aan de 2 CD's van Jesse Malin ("The fine art of self destruction" uit 2002 / "The Heat" uit 2004) met eenzelfde specifieke, zeer herkenbare stemgeluid. Ook de 10 nummers op dit album zijn stuk voor stuk snel absorbeerbaar in je muziekgeheugen en je kan ze bij een volgende beluistering al vlotjes meezingen of -neurieën. Zelfs de typische Motown-sound komt af en toe om de hoek loeren. Wat betreft instrumenten wordt er rijkelijk gebruik gemaakt van mondharmonica, accordeon en Hammond-orgel, hetgeen altijd al voor leuke melodietjes heeft gezorgd. Zelfs het "glockenspiel" wordt van onder het stof gehaald om er speciale klanken mee te verwekken voor dit album. In de Californische studio waar "All The Light In The City Tonight" werd opgenomen waren dan ook al illustere voorgangers gepasseerd zoals My Morning Jacket, Sun Kil Moon en Calexico. Favoriete nummers (of beter: meer favoriet dan al de andere) zijn "I Can't Take Being Without You", "Where The Streets Remain", "I'd Like To Have You Here (if you want to stay)" en "Four Pictures".
(valsam)


THE HANDSOME FAMILY
LAST DAYS OF WONDER
Website: www.handsomefamily.com
Label: Carrot Top Records
www.carrottoprecords.com
patrick@carrottoprecords.com
Distr.: Bertus
www.bertus.nl

The Handsome Family is de heer en mevrouw Brett en Rennie Sparks, een 'alt country' duo met Chicago als thuisbasis. Hun specialiteit? Een gedetaileerd relaas van hun nachtmerries, en dat met ongewone instrumentale combinaties (ondermeer banjo, mandoline, lapsteel, dobro, melodica...). Mojo Magazine hierover: 'darkly comic country-gothic tales to chill your very bones'. Of ook: Jeff - Wilco -Tweedy: 'the two halves of a sick and beautiful musical brain...they're just about the only storyteller-songwriters who don't make my stomach turn'. Of ook nog: '...(the) songs all end with someone dying... just like real life...' Rennie zorgt voor de teksten en Brett is het muzikale genie van de familie. De Handsome Family staat voor melancholieke, absurde alt-country met grunge invloeden. De meeste nummers worden door Brett gezongen, met af en toe Rennie als tweede stem. De Handsome Family debuteerde met "Odessa" (1996), waarvan het nummer "Moving Furniture Around" terug te vinden is op een aantal compilaties. In 1996 kwam "Milk and Scissors" uit, maar de grote stap vooruit kwam met het album "Through the Trees" (1998), een plaat vol met lugubere songs over dood, verderf en overspel. Jeff Tweedy leende voor dit album zijn apparatuur aan het echtpaar uit zodat men in hun eigen woonkamer in alle rust kon werken aan de basistracks van deze cd. In 1999 verscheen er een voor de Engelse markt speciaal samengestelde "Anthology" van de groep op het Ierse Independent Records, genaamd "Down in the Valley". In 2000 verscheen het vierde album "In the Air" en in 2001 ligt het album "Twilight" in de winkels, een album met dertien songs waaronder "I Know You Are There". Op "Singing Bones" (2003), hun zesde plaat, zijn de songs tot op het beendergestel uitgekleed: je hoort een akoestische gitaar, wat geborstel op de drums, maar vooral: de galmende stem van Brett. Inmiddels heeft het excentrieke echtpaar een indrukwekkende oeuvre opgebouwd. Met de woestijn van Albuquerue als nieuwe thuisbasis lijkt de absurde, pikzwarte humor er niet minder droog op geworden. Ook de harmonieuze countrymuziek van het tweetal tikt weer even authentiek en vertrouwd als de koekoeksklok van grootmoeder. Zo zijn het voornamelijk zieke pinguïns, neergeschoten grizzlyberen, wilde zwijnen en herten die hun liedjes op hun nieuwe album "Last Days Of Wonder" bevolken. Je hoort zelfs de termieten knagen en sprinkhanen zingen in deze schommelende liedjes. Een verzameling lugubere songteksten van Rennie Sparks, waar in het lome countryliedje "After We Shot the Grizzly" opeenvolgend een grizzlybeer, een paard, een kapitein en vier andere opvarenden op een vlot het leven laten. In feite is dit nummer een moordballade die typerend is voor de groezelige sfeer van het album. Andere uitschieters zijn o.a. "Beautiful William", het folk getinte "These Golden Jewels", de mountainsong "Hunter Green", het countryachtige "Our Blue Sky" en het rockende "All The Times In Airports". De kleine details waarmee The Handsome Family hun eigenaardige fantasieën beschrijft, zorgen ook nu weer voor een spannende luisterervaring. Het echtpaar laat oude countrygroepen zoals The Carter Family als invloed gelden, maar The Handsome Family heeft een onmiskenbaar modern geluid dat put uit oeroude bronnen: de folkmuziek uit de bergen, de moordballades en de country uit vervlogen, vooroorlogse tijden waarin het merendeel van de nummers een lome sfeer kent die door Bretts vocalen alleen maar versterkt wordt. Kortweg: "Last Days of Wonder" = mysterieus album en The Handsome Family = een uniek duo.


DAN PENN & SPOONER OLDHAM
MOMENTS FROM THIS THEATRE
Label: Proper Records
www.proper-records.co.uk
Distr.:Rough Trade
www.roughtrade.nl.

Singer-songwriter Dan Penn (geboren in 1941) is een bijzonder geval. Hij is vooral bekend als songschrijver. Al in 1960 werd een country song van hem een hit. Na zijn album uit 1973 verdween hij uit het zicht maar in1994 maakt hij een nieuw album en een glorieuze come-back. Penn en Spooner Oldham, zijn muzikale partner, (geen familie van Will), die in de jaren zestig met menig Memphissoul- artiest heeft samengespeeld, bouwden een stevige reputatie op als twee van de drijvende krachten achter het fameuze Muscle Shoals, de opnamestudio die een centrale rol speelde in de ontwikkeling van de Southern Soul. Ze lieten zowel als muzikant, producer en songwriter van zich horen en drukten hun stempel op het hitsucces van zowel James Carr, Solomon Burke, Percy Sledge, Wilson Picket, Aretha Franklin als op The Box Tops ("The Letter") en Janis Joplin ("A Woman Left Alone"). Nummers als "I'm You Puppet", "Do Right Woman", "The Dark End of The Street", "Cry Like a Baby" en "You Left the Water Running" zijn standards in het genre en maakten Penn & Oldham tot alom gerespecteerde songwriters. Oldham hielp naderhand als muzikant ook het mooie weer maken bij onder meer Jackson Browne, Flying Burrito Brothers en Neil Young (o.a. "Harvest"). Begin juli komt dit legendarische duo naar London om er een Lifetime Achievement Award van het tijdschrift Mojo in ontvangst te nemen. In het zog hiervan doen ze ook Belgie en Nederland aan voor enkele concerten. Het album "Moments From This Theatre" (1999) verscheen al weer ruim zeven jaar geleden voor de eerste keer en maakte op menig rootsliefhebber diepe indruk. Het waren dan ook niet de eerste de besten die live hun sterkste songs brachten. Dit album was even niet meer leverbaar, maar dankzij de Europese tour van dit tweetal, is een reissue meer dan gerechtvaardigd. Want zij schreven samen nummers als "I Met Her In Church" en "Cry Like A Baby" bekend van The Box Tops. Penn schreef samen met Chips Moman "At The Dark End Of The Street" dat o.a. bekend werd door James Carr. "Do Right Woman, Do Right Man" dat even hemeltergend gezongen werd door William Bell als Aretha Franklin maar in de uitvoering van Gram Parsons uitgroeide tot een echte Americana klassieker en natuurlijk het schreiende "It Tears Me Up" dat Percy Sledge tot Southern Soul klassieker zong. Al deze nummers aangevuld met andere door hun zelf (soms samen met anderen) geschreven songs op diverse locaties in 1998 in de U.K. en Ierland, zijn dus opgenomen om op dit album "Moments From This Theatre": Live te verschijnen. Kortweg: Door het sterke country- en soulsongmateriaal is "Moments From This Theatre" een sterke liveplaat van deze twee oude krasse knarren die de oude tijden weer kunnen doen herleven.


 

THE STEEPWATER BAND
REVELATION SUNDAY
Website: www.steepwater.com
Email: steepwaterband@yahoo.com
Label: Diamond Day Records
Distr.: Bertus
www.bertus.nl
www.cdbaby.com/cd/steepwater2

"Revelation Sunday" is na het debuutalbum, "Brother to the Snake" (2001) en "Dharmakaya" (2004) het derde album van The Steepwater Band, en is niet anders te omschrijven als een uitdaging voor het gehoor, een intrigerende mix van blues, bluesrock, southernrock, countryblues en gospel. Dit uit Chicago afkomstige trio draait er z’n hand niet voor om en maakt van al die genres een onstuimige potpourri. De spil van de groep is Jeff Massey, die met zijn gierende slidegitaarspel een belangrijk stempel op de muziek drukt en z’n instrument soms bijna letterlijk in doodsnood kan laten krijsen. Maar ook bassist Tod Bowers en drummer Joseph Winters zijn voor geen kleintje vervaard en wagen zich samen met hun leidsman aan het ene na het andere wilde muzikale avontuurtje waarin de echo’s weerklinken van Lynyrd Skynyrd, Stevie Ray Vaughan en Gram Parsons. Massey speelt een behoorlijk gemene partij slide, zoals direct blijkt uit de opener "Mercy", en bezorgt luchtgitaristen de blaren op hun vingers. De plaat sluit af met "Baby, You're On Your Own", een pracht van een rocker, die gelukkig bijna tien minuten duurt en minstens zo opwindend klinkt als de titeltrack, en het hele spectrum aan southern roots zit daartussen. Gelukkig gooien ze veel soul in de blender en dat mengt tot niet bijster originele maar des te doorleefder klinkende rock.


BILLY HANCOCK
THE BIRTH OF A BILLY 1974 - 2006
(the Billy Hancock Anthology)
website : www.billyhancock.com
info: billyhancock@msn.com
label: Turkey Mountain Records



In april schonken wij nog ruime aandacht aan rocker pur sang Billy Hancock die met zijn album "Passions" nogmaals bewees wat hij in zijn mars heeft. Voor ondergetekende een overbodige luxe maar voor de mensen die niet zo thuis zijn in het rockabilly/country/blues/jazz wereldje wordt het met "the Billy Hancock Anthology" wel erg gemakkelijk maakt. Liefst 35 songs waarvan vijf "previously unreleased anywhere" en een zestal "previously unreleased in the USA". Een schitterend overzicht dat begint met opnames die dateren van 1974 (LP:"American Music") en eindigt met songs die de man "exclusively" schreef voor deze gelegenheid. Bovendien is het nog maar de voorbode van Vol 2 en 3 en wat het geheel nog veel interessanter maakt ... begin 2007 mogen wij een volledig nieuw "self-penned" album verwachten dat de titel "Really The Blues" meekrijgt. Blijkbaar krijgt de tand destijds geen vat op deze inmiddels 60 jarige rocker (Fairfax County, Virginia, 1946) die geschiedenis schreef bij Danny Gatton & The Fat Boys. In 1978 kreeg hij het verzoek van Ripsaw Records om eindelijk eens gevolg te geven aan zijn rockabilly-imago. Meteen de geboorte van Billy Hancock & the Tennessee Rockets en met een resem albums die nog steeds geboekstaafd staan als "the most classic rockabilly albums of the late seventies" (http://koti.mbnet.fi/wdd/billyhancock.htm). "What more can be said ?" Billy is ondertussen een van de notabelen van de "Rockabilly Hall of Fame", heeft met "American Music" een eigen tv-show, organiseert seminaries en workshops, heeft een druk bezette concertagenda (11/11 te gast op het vierde Rockabilly festival in Vergeze, Frankrijk), won met het album "Passions" de 2005 Wama Award (Roots rock vocalist of the Year) en laat met "The Birth of a Billy" iedereen genieten van een schitterend dubbelalbum. Gepensioneerden hebben anno 2006 tijd te kort!


DAVE SIMMONS
THE DISINTEGRATION PRINCIPLE
Website: www.davesimmons.net
www.myspace.com/davesimmonsnet
www.sonicbids.com/davesimmons
E-mail : t info@davesimmons.net
Label: Crippled Kitty Music ASCAP
www.cdbaby.com/cd/davesimmons2

Dave Simmons is een 40-jarige indie-artiest uit Ocean, New Jersey die akoestische gitaar speelt en elke week een nieuw nummer schrijft, al 30 jaar lang. Elke klank van een snaar is als een woord in een boek, zegt hij. Dus schrijft hij in feite ook boeken met zijn levensverhaal dat tot op heden voornamelijk uit opeenvolgende crisissen bestond. Zijn muziek is een zuiver instrumentale mix van ambient ("Seconds from Disaster"), jazz ("Dream # 9" en "The Purity Law"), blues ("Salvation Blues", "Biscuit and Gravy Blues", "My Trouble Never Leaves Me Blues") en andere akoestische genres. Onder invloed van namen als Michael Hedges, John Fahey, Kevin Breits en Stanley Jordan improviseert hij naar lieve lust in 15 nummers. In zijn muziek liggen veel emoties en ook een grote portie eenzaamheid ("The Very First Lie" en "Crazy For You"), waarmee hij de luisteraar in een sfeer van weemoed tracht te krijgen. In "Crazy For You Sometimes" krijg je er waarempel zelfs wat stemgeluid bij van Deseree Spinks, de enige vocalen op dit album. "The Disintegration Principle" werd in 7 dagen opgenomen en is zijn tweede album in 2006. Eerder dit jaar verscheen er van Dave Simmons ook al "Disengage", dat zeer positieve recensies kreeg in de gespecialiseerde pers. Beide albums kunnen perfect ingezet worden als soundtracks bij obscure films. Vorig jaar was er ook al "Flood @ Stava Dam" van het trio The Trinity Method, waarop Dave ook de gitaar beroerde. En in vervlogen tijden speelde hij ook nog even bij The Unforgiven en bij Burning Circle.
(valsam)


MITCH KASHMAR
WAKE UP & WORRY
Label: Delta Groove / www.deltagrooveproductions.com
Rounder Europe / www.rounder-europe.com
Distr.: Munich Records / www.munichrecords.com

Het Delta Groove label is één van de meest belovende nieuwe blues labels op dit moment, hetgeen u ook kan merken aan de recensies van deze maand. Maar ook zijn de cd's van dit label sinds vorig jaar nu ook gemakkelijk verkrijgbaar daar ze voor hun Europese distributie hun onderdak vonden bij het Nederlandse Rounder Europe/Munich Records. Zo verschenen vorig jaar reeds de geweldige releases van The Mannish Boys, Rod Piazza, The Hollywood Blue Flames ... en nu deze maand verrassen ze ons met de opvolger "Road To Rio" van The Hollywood Blue Flames en de opvolger van Mitch Kashmar's "Nickles & Dimes" (2005), een gedreven 'harp blower/singer' die momenteel wereldwijd in de belangstelling staat met zijn nieuwe album: "Wake Up & Worry". Deze in 1960 geboren en uit Californie afkomstige zanger en mondharmonicaspeler bezit een van de meest soulvolle en krachtigste stemmen in de huidige bluesscene. Als frontman van The Pontiax in de jaren ’80 tourde in de USA en Europa. Mitch en de andere leden van The Pontiax brachten hun eerste album "100 Miles To Go" op de markt op Blue Sting Records hier in Belgie. Zijn stijl combineert verschillende stromingen en bevindt zich ergens tussen de Chicago harmonica blues, New Orleans piano R&B, west coast jump blues en swing, boogie woogie, Louisiana swamp funk, Texas guitar blues en straight ahead jazz. Mitch & The Pontiax waren tevens een populaire backup band voor vele artiesten, waaronder Big Joe Turner, Eddie 'Cleanhead' Vinson, Lowell Fulson, Roy Gaines, Jimmy Witherspoon, Charlie Musselwhite, John Lee Hooker, Pinetop Perkins, William Clarke, Kim Wilson, en nog veel meer... We kennen Mitch Kashmar niet enkel van The Pontiax, maar ook van het Belgium Rhythm & Blues Festival in 1990 waar hij toen wel voor de verrassing zorgde, maar ook van zijn optredens vorig jaar in de maand augustus tijdens Swing (Wespelaar) en het (Ge)Varenwinkel Festival (Herselt), waar hij een begeleiding kreeg van de Nederlandse Backbones. Na zijn eerste soloplaat "Crazy Mixed-Up World" (1999), zijn debuut bij Delta Groove, met het album "Nickels & Dimes" laat Kashmar zijn kunsten op harmonica en zijn zangkwaliteiten nog meer tot uiting komen op zijn nieuwe album "Wake Up & Worry". Op dit vette bluesalbum met een fraaie dames-hoes á la Roxy Music of Robert Palmer kan Kashmar voor de begeleiding rekenen op een all-star West Coast band bestaande uit zijn beste vriend gitarist Junior Watson, Rusty Zinn (gitaar), John Marx (gitaar), Alastair Greene (steel gitaar), Bobby Watley (vocals & B3), Fred Kaplan (piano), Jim Calire (piano & baritone bass), Rick Reed (bass), Richard Innes (drums) en producer Randy Chortkoff (vocals & harmonica). Pure West Coast blues krijg je voorgeschoteld op deze nieuwe plaat, beginnende met de swingende shuffle "I Got No Reason", naar de mid-tempo groovers "Wake Up & Worry" en "Night Creeper". Doch de juweeltjes op dit album zijn ongetwijfeld "You Dogged Me" met Kashmar en Randy Chortkoff in duel op harmonica en de rustige 'low-down' blues van "Black Dog Blues" waarin Kashmar enkel begeleiding krijgt van Alastair Greene op steelgitaar. Maar ook het meeslepende jazzy "I’m Sorry", het Presley/Sun getinte "Up The Line" en het gedreven "Half Pint-A-Whiskey" zijn verbluffend mooi. Kortweg: Variërend van Chicagoblues, via New Orleans piano R&B en West Coast jump blues komt het stilistische veelzijdige gezelschap onder Kashmar's harmonica uit bij swing en gitaarblues, ze geven steeds goed weerwerk en swingen regelmatig hard onder zijn solo’s door. Ook op deze cd speelt producer Randy Chortkoff een grote rol, niet zozeer door zijn ook hier incidentele bijdrage, maar wel door het verzamelen van de muzikanten. Het overkomt mij zelden dat ik zo in de ban raak van zo'n plaat. "Wake Up & Worry" is weggelegd voor iemand die van meer dan alleen maar bluesmuziek houdt!


WILLIE NELSON
SONGBIRD
Website: www.willienelson.com
Label : Lost Highways
www.losthighwayrecords.com
Distr.: Universal Music
www.umusic.com

Amerikaanse zanger en songschrijver Willie Nelson werd in 1933 geboren te Abbott, Texas. Willie Nelson groeide op bij zijn grootouders. Vanaf zijn tiende jaar speelde Willie gitaar in diverse lokale bands. Na een periode bij de luchtmacht had Willie Nelson vele baantjes. Hij verkocht bijvoorbeeld huis aan huis bijbels en encyclopedieën. Met het geld dat hij aan zijn eerste song "Family bible" verdiende reisde Willie Nelson naar Nashville, het hart van de country muziek. Toen in het voorjaar van 1960 Nelson in een roestige Buick Nashville binnenreedt was hij vastbesloten het te gaan maken. Twee jaar later was zijn faam als songschrijver gevestigd middels klassieke hits voor Faron Young, Ray Price en vooral Patsy Cline die van "Crazy" een evergreen maakte. Andere songs uit die periode, dan denken we graag terug aan "Funny how time slips away" (Jimmy Elledge), "Wake me when it's over" (Andy Williams) en "Pretty paper" (Roy Orbison). In 1970 brandde het huis van Nelson in Nashville tot de grond toe af. Hij verhuisde naar Texas. Met Texas als basis tourde Willie Nelson in de jaren zeventig onophoudelijk door de Verenigde Staten van Amerika. In deze periode veranderde zijn stijl in een modernere countrystijl. Na zijn creatieve hoogtepunt aan het begin van die jaren zeventig, zijn alom gewaardeerde meesterwerk "Red Headed Stranger", volgt het legendarische tv-programma Austin City Limits, waar Nelson in 1974 de eerste pilot-aflevering deed. Hoeveel platen levende legende Willie Nelson precies op zijn naam heeft staan weten we niet, maar dat dit aantal de honderd al lang gepasseerd is is absoluut zeker. Hieronder een aantal absolute meesterwerken, maar ook voor dramatisch slechte platen draait de singer-songwriter uit Forth Worth, Texas, zijn hand niet om (denk maar eens aan zijn vorig jaar verschenen reggaeplaat). De man die sneller albums uitbrengt dan dat wij ze kunnen kopen of luisteren, komt nu dan toch gelukkig met een volwaardig album dat echt de moeite waard is. Dat kan ook haast niet anders, want voor de productie tekende niemand minder dan Ryan Adams. Adams lijkt er in geslaagd om het beste uit Willie Nelson naar boven te halen. Dit keer geen reggae of andere flauwekul, maar doorleefde countrymuziek, precies de muziek waarmee Willie Nelson het diepst weet te ontroeren. "Songbird" is opgenomen in de Loho Studios, New York, gemixt door Jamie Candiloro, en is niet alleen geproduceerd door Ryan Adams maar ook zijn Ryan Adams & The Cardinals te horen op alle tracks. "Songbird" bevat elf favoriete songs die door toedoen van de begeleidingsband van Adams een volledig andere bewerking krijgen. Zo horen we naast een aantal Willie Nelson klassiekers en covers van o.a.Fleetwood Mac's Christine McVie ("Songbird"), The Grateful Dead ("Stella Blue"), Leonard Cohen ("Hallelujah"), Gram Parsons ("$1000 Wedding"), twee nieuwe nummers: "Back to Earth" komt uit de pen van Willie zelf en "Blue Hotel" is speciaal voor Willie geschreven door Ryan. Hoogtepunten, ja zeker, vooral dit laatste nummer met het prachtige orgelspel van Neal Casal en het afsluitende "Amazing Grace", de al zoveel gecoverde traditional, maar krijgt hier door Adams zo'n arrangement mee, dat dit nummer klinkt als the House Of The Rising Sun. Vergeleken met die afgrijselijke hoeveelheid live albums van de laatste jaren is "Songbird" een revelatie, al zijn we zijn vorige prachtige albums "It Always Will Be" en "You Don't Know Me, The Songs of Cindy Walker" nog niet vergeten. Kortweg: Zelden kwam de essentie van Willie Nelson’s muziek zo betoverend naar voren als in deze elf songs, songs van een almachtige schoonheid. Hallelujah!


1. Rainy Day Blues [Willie Nelson]
2. Songbird [Christine McVie cover]
3. Blue Hotel [geschreven door Ryan Adams]
4. Back to Earth [Willie Nelson]
5. Stella Blue [Jerry Garcia cover]
6. Hallelujah [Leonard Cohen cover]
7. $1000 Wedding [Gram Parson cover]
8. We Don't Run [Willie Nelson]
9. Yours Love [Willie Nelson]
10. Sad Songs & Waltzes [Willie Nelson]
11. Amazing Grace [Trad.]
12. Christmas in Prison [Willie Nelson]

Willie Nelson: zang en gitaar
Ryan Adams: gitaar (akoestisch en elektrisch) en bas
Neal Casal: gitaar en piano
Jon Graboff: pedal steel
Brad Pemberton: drums
Catherine Popper: bas
Mickey Raphael: harmonica


 

HALFWAY
REMEMBER THE RIVER
Website : www.halfway.com.au
halfwaycountry@optusnet.com.au
Label : Laughing Outlaw Records
www.laughingoutlaw.com.au
contact : Geraint Jones
Email : laughingoutlaw @talk21.com
Distr.: Bertus / www.bertus.nl

Halfway is typisch zo'n groep die veel volgelingen zou kunnen krijgen, maar dan moet er wel heel snel een publiciteitscampagne worden gestart. Waarom zijn zoveel muziekliefhebbers in de wolken met Wilco en laten ze een band als Halfway doodeenvoudig links liggen? Waarom kijkt men ook bij alternatieve countrygroepen als Calexico en Whiskeytown niet verder dan de neus lang is? Laten we wel wezen: na hun debuut album, "Farewell To The Fainthearted" is de uit Brisbane, Queensland afkomstige Alt. countryrock formatie Halfway, muzikaal flink gegroeid en heeft de band met "Remember The River" een plaat afgeleverd die absoluut niet onderdoet voor het werk van de populaire gasten uit het genre. Sterker nog: "Rememer The River" is simpel gezegd een plaat van de eerste klasse en daarmee moeilijk te evenaren. Na de vrolijke afwisseling van country naar rock, gewoon heerlijke rauwe en ongepolijste Alt. countryrock van de vorige keer is er sprake van een lichte koerswijziging bij Halfway. Hoewel er geen plaat van een band hetzelfde klinkt, staat op deze opvolger een hecht en harmonieus groepsgeluid centraal. Voor deze meezingrefreinen, snijdende gitaren en de mengeling van country en rock kan u best eens luisteren naar het fraaie openende "River Roads", het melancholische "Cherri Ann", het beangstigende "Dearest Mother" en het vriendelijke "Factory Floor", alsware de uitschieters van deze plaat die blijft boeien en groeien vanaf begin tot eind en tot grote hoogte. De weemoedige stemmen van Johnny Busby en Chris Dale worden op wondermooie wijze ingelijst door de broeierige alt.country. "Rememer The River" is een album, in een productie van Wayne Connolly en Rob Younger, dat erg hoog zou kunnen scoren in de bekende lijstjes, als men maar even de moeite zou nemen om te luisteren. De tweede plaat van Halfway laat samengevat verfrissende Americana horen. De meeste nummers hebben na tien luisterbeurten nog niet hun glans verloren en klinken opmerkelijk aanstekelijk. De melancholische onderlaag kan weinig verkeerd doen bij liefhebbers van de betere mengeling van country en pop. Zeker als je net een slecht weekeinde achter de rug hebt, is een band als Halfway erg welkom.


RORY BLOCK
LADY AND MR. JOHNSON
Website: www.roryblock.com
Label: Ryko
www.rykodisc.com
Distr.:Rough Trade
www.roughtrade.nl.

Wat een rare carrière heeft Rory Block (1949) toch. Vanaf 1976 bouwt ze in de Verenigde Staten een enorme live-reputatie op als vertolker van de akoestische Delta-blues, maar weet ze in Europa geen potten te breken. Vervolgens wordt er in 1987 een succesvolle verzamelaar "Best Blues And Originals", uitgebracht die wereldwijd wordt genegeerd, maar juist hier in de Lage Landen twee enorme hits oplevert, nl. "Lovin' Whiskey" en "Gypsie Boy", waarna Rory Block weer gewoon in de anonimiteit verdween. Onder de ruim 20 cd’s die ze sinds 1976 heeft uitgebracht zitten een aantal klassiekers, maar de afgelopen jaren viel eigenlijk iedere nieuwe cd van Rory Block vies tegen. Tot de overstap naar een nieuw label, het blueslabel Telarc, waar Rory Block een creatieve impuls kreeg met de prachtige albums "Last Fair Deal" (2004) en "From The Dust" van vorig jaar als resultaat. Dit waren twee albums meteen in de goede richting : akoestische Delta-blues in zijn puurste vorm. Rory Block vindt haar inspiratie in de countryblues uit de eerste helft van de vorige eeuw. Nu geldt dat voor meer muzikanten in deze tijd, maar weinigen grijpen zo rechtstreeks terug op deze bij uitstek zwarte muziek als deze blanke muzikante. Niet alleen zijn haar eigen songs doordrenkt van de blues, ook vertolkt zij op elk album wel een song van Robert Johnson of Charlie Patton. Zo helpt zij een even belangrijke als mooie muzikale traditie te conserveren en in ere te houden. Na deze albums te hebben uitgebracht bij Telarc, heeft Block nu onderdak gevonden bij het vooraanstaande liefhebberslabel Ryko. Daar stelde men haar in staat een album uit te brengen met werk van blueslegende Robert Johnson. Dit nieuwe album "The Lady And Mr. Johnson" is zo mogelijk nog beter. Zij ontfermt zich hier over dertien klassieke songs van Robert Johnson en vertolkt deze met een bezieling die niet onder doet voor haar grote voorgangers. De plaat opent met een a capella uitvoering van "Crossroad Blues", waarin Rory zich laat bijstaan door een gospelkoor met de kleinzoon van Robert Johnson. Gelukkig probeert Rory Block niet krampachtig de klassieke bluestracks eigentijds te maken, want tijdlozere songs dan "Walkin' Blues", "Me and the Devil Blues" (hier "Me and the Devil" genoemd) en "If I Had Possession Over Judgement Day" (hier "If I Had Possession" genoemd), zijn er niet veel gemaakt. De overige liedjes steunen louter op haar soulvolle zang en zeer vaardige (slide-)gitaarspel. Haar uitvoeringen blijven dicht bij hun originelen, maar dat maakt "The Lady And Mr. Johnson" zeker niet tot een overbodige plaat. Kortweg: Rory Block is een zangeres die verschrikkelijk veel emotie weet te leggen in de inmiddels 70 jaar oude songs van Robert Johnson. In elke song speelt Block fijne lijnen en ritmes, die ze completeert met de knauwende, zeurende, maar ook meerstemmige en harmonieuze zang. Meer dan Rory’s geweldige akoestische slide-gitaarspel en haar doorleefde stem is het niet, maar wat is dit verschrikkelijk mooi! Rory Block heeft met "The Lady And Mr. Johnson" een essentiële blues-cd gemaakt: pure blues en gospel, ruw en intiem, ontdaan van alle opsmuk. Het album laat je de blues voelen in zijn kwetsbare en diepe vorm, hier horen we Delta-blues zoals Delta-blues bedoeld is.


ANDY FAIRWEATHER LOW
SWEET SOULFUL MUSIC
Label: Proper Records
www.proper-records.co.uk
Distr.:Rough Trade
www.roughtrade.nl.

Andy Fairweather Low is nu niet gelijk een pakkende naam die vele Rootstime lezers een belletje doet rinkelen, maar zijn huidige label, Proper Records, afficheert hem terecht als 'one of the UK's most charismatic and enduring musicians of the last 40 years'. Met zijn band Amen Corner scoorde hij in de jaren '60 diverse hits met onder meer "Gin House Blues" (67), "Bend Me Shape Me" (68), "High In The Sky" (68) en de UK#1-song "(If Paradise Is) Half As Nice" (69) en "Hello Suzie" (69). De opvolger van Amen Corner werd de groep Fairweather waarmee hij met "Natural Sinner" een grote hit scoorde in 1970. In de jaren '70 had hij solo-succes met onder meer de top 10-hits "Reggae Tune" (74) en "Wide Eyed And Legless" (75) en werd zijn album "La Booga Rooga" een megaseller. Hij werd met name hierna een veel gevraagd sessie- en live-muzikant en speelde hij werkelijk met de allergrootsten ter aarde o.a. Jeff Beck, Jimi Hendrix, Eric Clapton, David Crosby, Van Morrison, Richard Thompson, Bob Dylan, Jimmie Page, Roger Waters, George Harrison, The Who, Satriani, Bill Wyman’s Rhythm Kings. Voor het eerst sinds 26 jaar ("Mega-Shebang" dateert alweer van 1980) heeft Fairweather Low weer een soloplaat uitgebracht, "Sweet Soulful Music", perfect getiteld, want de hier geboden ritmische smeltkroes van blues, gospel en soul op singer/ songwriter-basis is nu eenmaal zijn specialisatie uit ervaring. Deze plaat staat vol met bluesy pareltjes ("Life Is Good") met een soulful randje ("Ashes And Diamonds"). Tevens laat Fairweather Low horen dat hij het schrijven van goede nummers nog steeds niet verleerd is, luister ook maar eens naar de poppy titeltrack, het jazzy "What'd You take Me To Be" en het gospel-getinte "Hymn 4 My Soul". En schrijven kan hij: wijs zonder belerend, grappig zonder komisch en toch een paar etages onder de oppervlakte van de diepgang. Samen goed voor dertien nummers en als bonus track de welbekende evergreen "When I Grow Too Old To Dream". Voor vocale ondersteuning kon hij rekenen op Katie Kissoon, Carole Kenyon en P.P. Arnold en met Dave Bronze (bas), Henry Spinetti (drums) en John 'Rabbit' Bundrick (toetsen) als verdere begeleiding kunnen de vele fans met zijn 'delightfully singing and finger picking' weer ruimschoots hun hart ophalen. Voor de fijnproevers!


KEITH MILES
WHAT IT WAS THEY BECAME
Website: www.keithmiles.com
Email: keith@keithmiles.com
Label: House Of Trout Records
www.cdbaby.com/cd/keithmiles

 

We hebben er lang op moeten wachten maar eindelijk is er dan toch het debuutalbum van de uit Virginia afkomstige singer-songwriter Keith Miles. Het zal je maar gebeuren. Je hoofd zit vol met mooie tunes en stories maar je hebt te weinig instrumentale kwaliteiten om de goede sound te kunnen produceren. Vervolgens jarenlang wachten op het moment dat iemand je levenspad kruist die dat klusje voor je klaart. Eind vorig jaar liep Miles de bassist van de legendarische band Poco tegen het lijf. Namelijk Jack Sundrud, die we ook kennen als bassist/vocalist bij o.a. Vince Gill, Nicolette Larson, Michael Johnson, Kathy Matteaen en the O’Kanes. Deze voelde z’n muziek perfect aan en wist eindelijk de door Miles beoogde sound te bewerkstelligen. Resultaat, het album “What It Was They Became” en zeer de moeite waard. Songs die gedomineerd worden door country, blues, swing met vleugjes rock & roll. Daardoor lekker gevarieerd en voorzien van mooie verhalende teksten, waarin het muzikale verleden van de Appalachen doorklinkt. Teksten vrijwel allen van Miles's hand variëren in onderwerp, maar gaan veelal over allerdaagse dingen. Zoals over de schoonheid van het leven en de liefde. Maar tevens ook over wat er allemaal mis kan gaan in de wereld. Over het geheel is “What It Was They Became” een positieve plaat met als grote uitschieter, het nummer "Nolichucky Idyll". Naast deze song zijn "Job To Do" en "Highway 81", met het mooie gitaar- en steelwerk van Russ Pahl zeer knappe songs. Nog niet overtuigd? Luister dan eens naar de buitengewoon indrukwekkende versie van Mickey Newbury's bluesy "Just Dropped In", enige cover en ook één van deze hoogtepunten van een cd die wederom zal behoren tot de meest imponerende Americana-cd's van het jaar. Uiteraard koos hij voor dit album de beste sessiemuzikanten zoals Russ Pahl (gitaren, banjo, steel, dobro), Rick Lonow (drums, percussie), Dennis Crouch (bas), Jim Hoke (klarinet, accordeon,harmonica), Steve Allen (gitaren), Tony Harrell (keyboards) en natuurlijk Jack Sundrud (gitaren, elektrische bas), en klinkt het overal als een klok tevens vinden we in de achtergrondvocalen ook Jack Sundrud terug. Kortweg: Keith Miles, woonachtig te Tennessee, is aandeelhouder van een Public Relations bedrijf, en maakt met deze knappe en warme singer-songwriterplaat “What It Was They Became” een mooi stuk promotie, niet alleen voor het Americana-genre maar ook zeker voor hem zelf. Van iemand als Miles die in de pr-business werkt mag dat toch ook zeker verwacht worden! “What It Was They Became” is wederom verplichte kost voor de Americana liefhebber!


BERT JANSCH
THE BLACK SWAN
Website: www.bertjansch.com
www.myspace.com/bertjansch
Email: info@bertjansch.com
Label: Sanctuary
www.sanctuaryrecords.com
Distr.:Rough Trade
www.roughtrade.nl.

Neil Young, Bob Dylan, Jimmy Page, ze hebben allemaal een deel van hun mosterd bij Bert Jansch gehaald, die reeds actief is in de Britse folkscene sinds de jaren zestig. Neil Young noemt hem zelfs de Hendrix van de akoestische gitaarmuziek. De in Glasgow geboren folkzanger is 63 ondertussen, en hij maakt nog altijd onverstoorbaar platen. Al sinds mensenheugenis maakt Jansch uitstekende folkalbums, maar in de jaren negentig raakte hij een beetje op de achtergrond. Mede dankzij fans als Suede’s Bernard Butler kwam Jansch weer bij een nieuw publiek onder de aandacht en werden ook zijn oude cd’s opnieuw uitgebracht. Op zijn nieuwe cd "The Black Swan" wordt hij verrassenderwijs bijgestaan door kanjers uit de Amerikaanse freefolk-beweging, zoals producer Noah Georgeson (Devendra Banhart, Joanna Newsom), Devendra Banhart, Otto Hauser (Espers, Vetiver), Helena Espvall (Espers), Kevin Barker (Currituck Co.) en Paul Wassif. De grootste bijrol is echter weggelegd voor de Britse zangeres Beth Orton, die schittert in "When the Sun Comes Up" en het met Banhart vertolkte "Katie Cruel". Naast de ingetogen stem en de gitaar van Jansch zelf, spelen deze vocale bijdragen een belangrijke rol, maar hoogtepunt blijft voor mij het sobere "High Days", waarbij Jansch zichzelf slechts op gitaar begeleidt. Maar ook in de andere songs bewijst Jansch nog altijd een fenomenale akoestische gitarist te zijn. Op "The Black Swan" toont de Schot zich in ieder geval in grote vorm. De ingetogen en pastorale Britse folkmuziek op dit album is volkomen tijdloos. Nergens etaleert Jansch zich als de virtuoos die hij is maar steeds stelt hij zijn spel in dienst van de donker getinte sferen waarin zijn songs zich hullen. De aanwezigheid van Devendra Banhart en Beth Orton die meezingen en leden van Espers en Vetiver die instrumentaal hun steentje bijdragen heeft inspirerend gewerkt op Jansch en zij kunnen er voor zorgen om één der invloedrijkste folkrockpioniers van Engeland een welverdiende introductie te bezorgen bij een nieuwe generatie folkfans.


MARYBETH D’AMICO
WAITING TO FLY
Website: www.marybethdamico.com
www.myspace.com/marylisbeth
Emai: info@marybethdamico.com
Label: eigen beheer

 

Gevoed en geïnspireerd door mensen als Lori McKenna, Iris DeMent, Shawn Colvin, Antje Duvekot, Eliza Gilkyson, Neko Case, Anais Mitchell, Kathleen Edwards, Kasey Chambers, Lucinda Williams, Aimee Mann, Julie Miller, maar voornamelijk Patty Griffin is Marybeth D’Amico er anno 2006 in geslaagd zich te ontwikkelen tot een singer songwriter waar de Americana-scene niet meer om heen kan. Het gaat maar door met de aanwas aan Americana-artiesten, maar haar debuut EP'tje "Waiting To Fly" ligt hier inmiddels op tafel en het moet gezegd worden: dit is er eentje hoor! Deze Amerikaanse, woonachtig in de buurt van München, toont op vijf songs haar niet geringe muzikale kwaliteiten. Songs met een introspectieve inslag en met klankkleuren waarin je de natuur en het landschap, zoals de cover als het ware, voelt. Wentel je in deze weelde en laat de gejaagdheid van het moderne westerse leven even achter je en geef je over aan deze 'therapie'. Het zal je beslist geen kwaad doen! De gecreërde directheid waant je heel dicht bij Marybeth, en je krijgt het gevoel alsof ze zich tot je persoonlijk richt. Als iemand een dergelijk 'contact' weet te maken, dan weet ik zeker dat je als luisteraar te maken hebt met een uitzonderlijk talent. De instrumentatie is aangenaam sober (akoestische gitaar, piano, lap steel, summiere percussie en uiteraard Marybeth's vocalen) en uiterst smaakvol en doeltreffende te noemen. Producer Markus Rill, zeker geen onbekende bij Rootstime, staat haar terzijde bij haar melodieuse liedjes, die zich best laat omschrijven als een intens pure uiting binnen de folk. Kortom, dit debuut van de nog zeer jonge Marybeth biedt wonderschone luisterliedjes, die zonder zich op te dringen onwillekeurig over je ontfermen. Diep respect wanneer iemand zo veel schoons weet te boetseren, waarbij muziek en tekst tot een bloeiende eenheid vloeien. Aanrader tot en met. "Waiting To Fly" ... Waiting for more ...

Marybeth D’Amico: lead vocal, acoustic guitar
Markus Rill: acoustic guitar, harmony vocal, harmonica
Andreas Obieglo: piano, Fender Rhodes piano
Felix Wiegand: upright bass
Jan Hees: drums, percussion
Robert Hasleder: lap steel, mandolin


M. WARD
POST-WAR
Website: www.mwardmusic.com
Label: 4AD
www.4ad.com
Distr.: Beggars Banquet Records
www.beggars.com

M. Ward is al een hele tijd actief, maar lijkt met zijn nieuwste album "Post War", meteen ook zijn debuut voor kwaliteitslabel 4AD, eindelijk aan de grote doorbraak toe. In de Verenigde Staten is M. Ward inmiddels al hot property en struikelt de pers over de superlatieven en de vijf-sterren reviews. Zijn geluid wordt omschreven als lieflijke singer-songwriter met een indiepoprandje afgezet tegen nostalgische blues, country of heerlijk opzwepende rock. Deze singer-songwriter komt uit Portland, Oregon en zijn muziek is uniek en vooral niet hedendaags. Het maakt een brug tussen the roots van verschillende Amerikaanse muzikale tradities zoals folk, country, blues en rock. Voorzien van een hese fluisterstem, gitaar, harmonica, percussie en een piano maakt Ward tijdloze klassiekers. In compositie en stijl wordt zijn muziek vergeleken met Tom Waits, Grandaddy, Sparklehorse en Howe Gelb (Gelb bracht trouwens Wards solodebuut "Duet for Guitars #2" uit op zijn Ow Om Recordings). In 2002 werd Ward gevraagd om indie–rock wonderkind Conor Oberst te begeleiden op zijn Bright Eyes Orchestra Tour door Amerika. Bomvolle zalen met emo-kids waren stomverbaasd toen Ward optrad. Na afloop kochten ze massaal de cd van Ward. Het mag dan ook niet verbazen dat er heel wat schoon volk zijn opwachting maakt op zijn vijfde album, "Post-war". Multi-instrumentaal genie en producer Mike Mogis (Bright Eyes), My Morning Jacket-opperhoofd Jim James en Americana-chanteuse Neko Case (zangeres bij The Sadies en The New Pornographers), allen dragen ze ertoe bij dat "Post-War" over de gehele lijn een voltreffer is. Als vanouds laat Ward haast achteloos zijn spookachtige, lichtjes hese tenor door zijn liedjes dwalen. Daniel Johnstons "To Go Home" is een snedige lofi rocker, in "Requiem" wordt de nagedachtenis aan een overledene opgeleukt met ratelende rock en een vettige, gelaagde gitaarsolo en in de afsluiter "Afterword/Rag" laat hij niemand minder dan Robert Johnson uit de doden opstaan. M. Ward is van vele markten thuis: net zo goed verrast hij je met aanstekelijke honkytonk ("Rollercoaster"), weelderige kamerpop ("Magic Trick") of een Hawaiaans aandoende surfinstrumental ("Neptune’s Net"). Op andere momenten neemt hij je mee naar de hoogdagen van Hank Williams en Leadbelly. Bij momenten waan je je een Amerikaanse radioluisteraar uit de jaren '40. Zachtend wiegend in de schommelstoel op de veranda, not a care in the world. Voor mij is de romantische opener "Poison Cup" misschien nog het mooiste liedje op "Post-War", waar overigens niets ondermaats op staat. Kortweg: M. Ward beschikt niet echt over een stem die zich erg leent voor experimenten met elektronica of hardere rock, maar hij handelt in tijdloze en naar de keel grijpende songs, die net zo zeer in de fifties als vandaag de dag uit je radio zouden kunnen komen. Ondanks de summiere verschillen met de voorgangers is "Post War", een sublieme plaat die ouderwetse countryblues combineert met een moderne singer-songwriterklank, en daarbij niet alleen het meest toegankelijke album maar simpelweg z’n beste is ... tot dusver.


THE MOUNTAIN GOATS
GET LONELY
Website: www.themountaingoats.net
Email: sangiovese@themountaingoats.net
Label: 4AD
www.4ad.com
Distr.: Beggars Banquet Records
www.beggars.com

Onder de benaming "Get Lonely" verscheen onlangs de nieuwe, inmiddels zoveelste cd van The Mountain Goats, het project van zanger en gitarist John Darnielle uit Ames in Iowa, die sinds jaar en dag wordt ondersteund door medemuzikant Peter Hughes. De cd verscheen via het Engelse label 4AD, en behelst daarmee na "Tallahassee" (2003), "We Shall All Be Healed" (2004) en "The Sunset Tree" (2005), de vierde uitgave van de band op een, relatief bezien, groter label. Dat vertaalde zich onder andere in een opname in een daadwerkelijke studio, met een heuse producer, Scott Solter, waarmee in dat opzicht een breuk is geforceerd met het lofi-verleden van the Mountain Goats. Voor de liedjes zelf maakt dat overigens niets uit: nog steeds is het de uit duizenden herkenbare, dwingende voordracht van John Darnielle die de toon zet. Gebleven zijn de verhalen en emoties die Darnielle bijna schaamteloos in zijn muziek etaleert. "Get Lonely" zet de koers van de voorganger "The Sunset Tree" voort, al is "Get Lonely" qua inhoud misschien wat minder confronterend. Met The Mountain Goats maakt John al jaren prachtige muziek en het lijkt hem maar niet te lukken om slecht werk af te leveren. Ook "Get Lonely" is geen uitzondering. Natuurlijk is er de laatste jaren wel het één en ander veranderd. Het belangrijkste is dat John de studio heeft ontdekt, zodat zijn muziek niet meer klinkt alsof het op een toilet is opgenomen. Het rootsy karakter van de muziek en zijn indringende stemgeluid zijn echter gebleven. Dit komt het best tot uitdrukking in het huiveringwekkend mooie "Moon Over Goldsboro", waarbij hij zich voor de prachtige minimale cello-partijen laat begeleiden door Erik Friedlander. De liedjes zijn echter zwartgallig als altijd. De sinistere nerveuze folk is vaak tekstueel confronterend maar is pas helemaal effectief wanneer Darnielle het muzikaal rustiger aan doet. Maar nu en dan wordt het ingetogen minimalisme onderbroken door wat prominentere percussie als in "New Monster Avenue" of een zeldzame popsong als "Half Dead" en "If You See The Light". John heeft al zoveel ellende meegemaakt, getuige zijn vorige platen: zijn rottige exen, dode stiefvaders en andere ellende ... en het houdt maar niet op want, wederom een cd vol met ellende:"Get Lonely". Oftewel: "Ik Voel Me Zo Verdomd Alleen". Darnielle zit in zak en as. Zijn meisje heeft hem verlaten en hij weet niet wat hij met zichzelf aan moet. De rustige folk van The Mountain Goats is de perfecte vorm om dit relationeel leed te vertellen, samen met songs over kapot gemaakte huwelijken, waarbij iedereen elkaar in de haren vliegt en de drankflessen door de huiskamer slingeren. "Get Lonely" is weer een bewijs van het genie van Darnielle als songschrijver. Luister maar ‘ns naar de teksten van "Cobra Tattoo", maar als de man op z'n best is, zoals in "Half Dead", "Maybe Sprout Wings" of het afsluitende "In Corolla" maakt hij duidelijk hoe hij aan z'n status geraakt is. Kortom, het is wéér zo’n werkje waar alles op en aan zit. Wéér die prachtige nummers, wéér die aangrijpende zang en wéér die mooie teksten.


TOMMY EMMANUEL
THE MYSTERY
Website: www.tommyemmanuel.com
Label: Favored Nations Acoustic
Distr.:Rough Trade
www.roughtrade.nl.

 

Tommy Emmanuel is is een Australische jazz/folkgitarist afkomstig uit Muswellbrook, New South Wales. En als er kampioenschappen gitaarspelen zouden bestaan, dan zou Emmanuel wereldkampioen akoestisch gitaar zijn. Deze gitarist is gewoon fantastisch! Hij heeft inmiddels vele albums op zijn naam staan en maakte bovendien een cd "The Day the Fingerpickers Took Over the World" met de legendarische gitarist Chet Atkins, zijn voorbeeld en mentor, die hem in 1999 in Nashville werelds grootste onderscheiding op gitaargebied, C.G.P.('Certified Guitar Player') award uitreikte.Tommy heeft een unieke stijl, hij noemt het zelf finger style, hij bespeelt de gitaar namelijk zoals een pianist de toetsen van een piano aanraakt. Verder gebruikt hij zijn gitaar als percussie-instrument en weet hij zijn publiek te verrassen met diverse ritmepatronen en met een heel scala aan akoestische drumklanken. Hij is een van Australië's succesvolste instrumentalisten en heeft uiteindelijk ook wereldwijde waardering verkregen. Hij begon op zijn vierde jaar gitaar te spelen. Toen hij zes jaar was ging hij al op tournee met zijn twee broers en zus. De familie trad op onder de naam The Midget Surfaries. Toen hij op zevenjarige leeftijd Chet Atkins hoorde spelen wist hij welke richting hij met zijn gitaarspel opwilde. Vanaf dat moment speelt hij in veel bandjes verschillende stijlen muziek, van country tot klassiek en van jazz tot rock. Hij maakte muziek met Michael Bolton, Eric Clapton, John Denver, Olivia Newton-John, Tina Turner, Stevie Wonder en vele anderen. Na de dvd "Live At Her Majesty's Theatre" van begin dit jaar brengt deze virtuoze finger picker zijn nieuwe album uit. "The Mystery" bevat een mooie collectie aan verschillende soorten songs, in een afwisseling van stijlen en sferen, waarin het prachtige gitaarwerk van Tommy centraal staat, dat naast zijn invloeden (o.a. Chet Atkins, Jerry Reed, Merle Travis, Les Paul) ook een eigen stijl laat horen. Luister maar eens naar de prachtige versieringen van de melodie in de opener "Cantina Senese", hierin hoor je Emmanuel niet enkel als snarenplukker, maar geeft hij als percussionist de klankkast er ook goed van langs. Zijn oor voor mooie melodieën zorgt ervoor dat "The Mystery", geen cd alleen voor gitaristen is maar voor iedereen die van mooie songs houdt gaande van ragtime tot folky tot blues ... en natuurlijk blijft er voor de gitarist ook genoeg te genieten met zijn zelf geschreven songs, naast een instrumentale versie van Billy Joel's "And So It Goes". Net als op de dvd zingt de Amerikaanse singer/songwriter Elizabeth Watkins mee in het duet "Walls". Ik zou over elk nummer wat kunnen schrijven maar ik zou zeggen: Laat je verrassen op "The Mystery" die van mij oneindig lang mag duren en daarom voor wie Emmanuel nog niet kent is "The Mystery" een prima introductie.

 

 

VALORIE MILLER
FOLK STAR
Website: www.valoriemiller.com
Email: valoriemiller@yahoo.com
Label: Grandmother Alice Music VM0406
www.cdbaby.com/cd/valoriemiller3

 

Ongetwijfeld is het uitermate egoistisch wanneer je de mooiste muziek voor jezelf wilt bewaren, maar toch ....De albums van deze songwriter zijn namelijk zo puur, en als onafhankelijk recencist word je al bijna beroerd bij de gedachte wanneer zoiets in handen geraakt van cultuurbarbaren, dit zijn namelijk geen snelle muziekbrokken voor een vluchtige consumptie: ”this is the real thing!”. Liedjes kunnen op twee manieren blijven haken, de ene soort zorgt ervoor dat je een vervelend deuntje een hele dag niet meer kwijt kunt raken, de tweede bezorgt je een goed humeur omdat het zo'n leuk liedje is, en als je het weer eens gedachteloos loopt te zingen heb je de neiging om de cd weer een keer op te zetten waar dat liedje vandaan kwam. De uit Asheville, North Carolina afkomstige Valorie Miller maakt liedjes van de tweede soort. Negen zelfgepende liedjes, met prima teksten, en Valorie zingt ze zelf allemaal terwijl ze mooi fingerpickend gitaar speelt. Begeleidt door geweldige muzikanten horen we een vrouw aan het werk die uitblinkt in haar songwriting. Haar teksten zijn overigens soms ook vlijmscherp, en altijd raak. Malcolm Holcombe, haar mentor, Tony Arata (Garth Brooks) en Lucinda Williams lopen al jaren hoog op met het songmateriaal van Miller, die het best te vergelijken is met een Patsy Cline of een Billie Holiday. Jazz, country en blues werden zelden voorzien van zoveel gevoel en emotie. Bijgestaan door Mike Holstein op bas, steelgitaar, piano, percussie of zelfs, als op het prachtige "Queen Ann's Lace", prachtig ingetogen trompet, maken ze intieme, mooi gearrangeerde folk die prachtig bij de poëtische teksten aansluit. Luister verder ook maar eens naar het openende "Luckiest Angel" met Woody Wood op slide gitaar en het prachtige maar intreurig countryeske "Wishful Drinkin'". Valorie Miller is een singer/songwriter die tot de absolute top hoort. Voor liefhebbers van goed verzorgde folkgeorienteerde muziek, laat je door deze "Folk Star" niet misleiden, want Miller is ook bluesy en country. Reeds verschenen van Valorie de albums: "Analog" (1999), "Ghost Tracks" (2000), "Sweeter Than Salt" (2002), maar iedereen die nog niets van deze unieke zangeres in huis heeft, doet zichzelf een groot plezier met deze prachtige "Folk Star".


RICH LEWIS BAND
ONE PARTY TOO MANY
Website: www.richlewisband.com
Email: ralewis@visi.com
Label: eigen beheer
www.cdbaby.com/cd/richlewisband

"One Party Too Many" is het debuut album van de uit Minneapolis komende Rich Lewis Band. In Amerika is dit trio al mateloos populair en treden ze veel op in uitverkochte zalen. Bij het horen van dit debuut begrijp je al snel waarom. De band speelt overdonderend en overtuigend en heeft een zeer eigen geluid, bestaande uit een soulvolle mix van R&B, New Orleans en zelfs een beetje Motown. Dat laatste komt onder meer door de unieke line-up van het trio: zanger/gitarist Rich Lewis (frontman van The Explodo Boys uit de jaren 70’s), drummer Kory Badertscher (Dave Ray) en bassist Dan Schoenbauer. Allemaal muzikanten met meer dan 25 jaar ervaring, die ze nu samenbrengen op "One Party Too Many". Het songmateriaal is van begin tot eind sterk, invloeden van Little Feat, The Band en The Subdudes komen soms naar voren. Bij het beluisteren van deze plaat, is het wel duidelijk dat dit trio leentjebuur bij hun grote voorbeelden heeft gespeelt, want de de sfeer van de plaat doet heel sterk denken aan die laatst voornoemde band, The Subdudes. Ook kan die vergelijking op voor de vocalen. Opvallend aan deze sterke plaat is niet alleen het totaal eigengemaakte nummers, dat Rich Lewis op het lijf lijkt te zijn geschreven, maar ook de goede lijn in deze Rich Lewis Band plaat. De meest klassieke elementen vinden we terug op een groot aantal nummers op de plaat, uitgesponnen stukken met akoestische roots en blues rock inslag terwijl ook de lamenterende zang van Kory Badertscher en Dan Schoenbauer ruimschoots aanwezig zijn. Het grote aantal gastmuzikanten, waaronder voornamelijk veel blazers, zorgen er mede voor dat de muziek geen seconde verveelt en daarmee is "One Party Too Many" een hele fraaie en complete plaat geworden die zeker zich kan meten met platen van de reeds aangehaalde klassiekers uit dat vorige tijdperk. Een zeer grote verrassing dus. Rich Lewis Band is wat dat betreft het schoolvoorbeeld. "One Party Too Many" mag dan ook gezien worden als een plaat waarvan ik gehoopt had dat die nog gemaakt zou worden. Een cd waar de soul en het spelplezier van afdruipt. Voor zowel de blues als de rootsliefhebber een aanrader en dus alle reden om dit album aan te schaffen. Ontdek deze plaat en band en overtuig uzelf.


 

ROBYN HITCHCOCK & THE VENUS 3
OLE! TARANTULA
Label: Proper Records
www.proper-records.co.uk
Distr.:Rough Trade
www.roughtrade.nl.

Robyn Hitchcock, is een flegmatieke Britse bard, vaak gecatalogiseerd als weirdo zonder weerga maar niettemin een noeste ambachtsman met een oeuvre dat naast tekeningen, cartoons en schilderijen ook een imposant aantal platen omvat: solo, met The Soft Boys en met een lange rij andere artiesten als Grant Lee Philips en diverse leden van R.E.M. Voor wie hem vooral kent van de aanstekelijke radiohit "So You Think You're in Love". Zijn voornaamste bekendheid was wel als de voorman van de Engelse band The Soft Boys, een band die in 1979 en 1980 twee zeer invloedrijke cd’s uitbracht, die overigens pas sinds enkele jaren op hun waarde worden geschat. De solocarrière van Hitchcock kabbelt inmiddels al ruim 20 jaar voort en heeft nog niet al teveel memorabels opgeleverd. Het album "Spooked" uit 2004 bracht daar slechts in beperkte mate verandering in. Hitchcock nam deze cd samen met Gillian Welch en David Rawlings op in Nashville, maar de invloed van Welch en Rawlings is helaas beperkt gebleven. We hoorden vooral de psychedelische, typisch Engelse, folkpop die Hitchcock al jaren maakte. Hitchcock maakte me nieuwsgierig naar zijn nieuwe cd "Olé! Tarantula", toen ik vernam dat REM tourbandlid Pete Buck en Scott McCaughley en Bill Reiflin van Minus 5 erop mee zouden doen. Andere gasten zijn Morris Windsor uit Hitchcock's oude band The Egyptians, Kimberly Rew van de Soft Boys, Ian McLagen van The Faces, Chris Ballew van de Presidents Of The USA en Sean Nelson van Harvey Danger. Waar Hitchcock koos voor een volledig akoestische aanpak op de voorganger, dat in feite het manco van deze plaat was, zorgt hij nu op "Olé! Tarantula" voor een een stevigere en elektrische aankleding, hetgeen ook niet anders kon als je deze heren te gast vraagt voor je nieuwe album. Daardoor is "Olé! Tarantula" wel een echt pop- en rockalbum geworden. Het energieke "Cause It's Love (Saint Parallelogram)" schreef hij zelfs samen met de grootmeester in het schrijven van popliedjes, XTC’s Andy Partridge. Ook zijn eigen liedjes weten weer te beklijven. Bijvoorbeeld titelsongs "Olé! Tarantula", had zo van een Green On Red album kunnen stammen, met haar gevatte tekst in retro-rock uitvoering. Buck en McCaughey die al jaren fan zijn van deze legendarische Britse songwriter, wiens werk laat denken aan dat van Syd Barrett, laten hun kunsten horen in "Underground Sun" en "Red Locust Frenzy" met Bucks prachtige gitaarspel en McCaughey's pianowerk in "Belltown Ramble" is werkelijk subliem. Eveneens de minimalistische pop als Hitchcock's ode aan San Francisco, "(A Man's Gotta Know His Limitations) Briggs" refererend naar Clint Eastwood en Mel Gibson en zijn afsluitende afscheidsode "NY Doll" aan New York Dolls bassist Arthur Kane die in 2004 stierf aan leukemie: "There’s always someone to be loved / Or to be forgotten", zijn liedjes die opvallen door de mooie arrangementen, door het muzikale avontuur en vooral door de fascinerende stem van Hitchcock zelf. Dit album ademt eindelijk weer echte spelvreugde. Het zijn stuk voor stuk goudeerlijke, met sprankelende zang en excellente gitaren gezegende lappen muziek die deze tijd van het jaar wat kunnen opvrolijken.


STORYBOX
A FOOL'S ATTEMPT
Website: www.storybox.nl
http://www.myspace.com/mystorybox
Email: info@storybox.nl / jacco@manamusic.nl
Distr.: Munich Records
www.munichrecords.com

In het afgelopen jaar heb ik regelmatig recensies geschreven en gelezen over diverse bijdragen aan het Americana-genre. Vooral de laatste tijd is het smullen van al dat moois wat uit Canada komt. Dat wil uiteraard niet zeggen dat de input vanuit Nederland niet zoveel meer voorstelt. Dat het tegendeel waar is, bewijst Storybox met hun debuut album, "A Fool’s Attempt". Het Utrechtse Storybox is de band rond zanger/gitarist Helge Slikker (binnenkort te zien in de bioscoopfilm over Herman Brood), die imponeert op "A Fool’s Attempt" met gevoelige, melodieuze liedjes die onder meer aangekleed worden door fraai samenzang met bassist Niels de Rooij en banjospel van Oscar Buma. Helge Slikker bezingt allerlei facetten van het leven in warme en rustieke composities. Ik proef invloeden van Neil Young en Nick Drake, maar eveneens bands als Lambchop en Calexico. Storybox is een muziekproject, maar kan soms ook een filmproject worden. Alles is mogelijk. Er zit beweging in. Thuis, in de repetitieruimte en tijdens optredens rijpten de nummers. Bleven ze klein en breekbaar, of nam de emotionele geladenheid juist toe. De blik soms naar binnen, dan weer ver naar het zuiden, wanneer banjo en slide invallen. Niettemin prachtig qua composities en uitvoering, waarbij hun gedrevenheid en passie opvallende kenmerken laat horen. Klanken van rauw en hard tot rond en sferisch nemen luisteraars mee in emoties die erg herkenbaar zijn. De verhalen zijn soms ronduit ironisch of hebben andere keren weer een heldere, niet mis te verstane boodschap. Nee, ik heb mij geen moment verveeld. Songs zoals "The Thought We Had", "Not Easy", "Everything Spoken", "Out Little Home" en "Tonight" kun je niet snel vergeten, songs die bovendien instrumentaal zeer fraai zijn ingevuld. Zelfs het afsluitende nummer "Vernon", is een prachtig instrumentaaltje met een hoofdrol voor trompettist Jabob Valenzuela (Calexico), terwijl Helge Slikker in dit nummer voor een laatste maal bewijst, wat voor een geweldig pianist hij wel is. Laatste maal ... zeker niet, want dit is een heerlijke cd die zich niet zo snel uit m’n cd-speler laat verdringen. Hopelijk slagen zij erin z’n debuut een passend vervolg te geven en daarmee te bewijzen dat Storybox geen eendagsvlieg is! Kortweg: Hoe het ook zij, het album van deze band klinkt erg goed en verveelt geen moment. Dat laatste komt wellicht ook doordat diverse muziekstijlen en kruisbestuivingen worden gebruikt, die uiteraard wel gemeen hebben dat het Americana-stempel daarop past.

Storybox is:
Helge Slikker: zang, piano, gitaar
Niels de Rooij: bas, zang
Oscar Buma: gitaar, banjo
Frank Gorter: drums


BEIRUT
GULAG ORKESTAR
Website: www.beirutband.com
www.myspace.com/beirut
Label: 4AD
www.4ad.com
Distr.: V2
http://be.v2music.com/site/

 

Wanneer stress je leven beheerst en de speelsheid verloren is gegaan… dan heb je nood aan een reddende oase van energievolle klanken. Klanken die je laten wegkijken van alle drukte, tonen die je laten tintelen en geluiden die je laten bewegen. "Gulag Orkestar" is voor mij zo'n cd waarvan ik in alle rust en stilte kan van genieten. Negentien jaar is hij pas, Zach Condon uit Albuquerque, New Mexico. Hij mag gerust een bijzonder talent genoemd worden. Zo jong en zo bewogen, het is een mirakel te noemen. Ik adviseer een ieder om met een schone zakdoek het wel en wee van het "Gulag Orkestar" te gaan beluisteren, want je wordt meegesleurd in een poel van Slavisch aandoend verdriet. Ook Joodse invloeden zijn niet van de lucht, waardoor een merkwaardige mengeling van Gypsy en Midden Oosten is ontstaan. Met een stel vrienden nam hij eind vorig jaar onder de naam Beirut deze plaat op die tot de wonderlijkste van het jaar kan worden gerekend. Condon schrijft en zingt in de traditie van indie-gitaarbands als Clap Your Hands Say Yeah en Arcade Fire, ook zijn stem doet een beetje denken aan die van David Byrne, maar wat "Gulag Orkestar" tot zo’n mooi geheel maakt zijn de blazers en andere orkestrale arrangementen die regelrecht uit de Balkan afkomstig lijken. Alsof Goran Bregovic met zijn orkest Condon begeleiden, en niet het stel Amerikaanse vrienden dat op de hoes bedankt wordt. De trompet, die door Zach virtuoos en getikt tegelijkertijd bespeeld wordt, neemt een belangrijke plaats in. Veelal voorziet hij zijn zangpartijen van een meelopende trompetpartij, zodat hij een prachtige dramatiek in zijn stem weet te leggen. De liedjes zouden zo van de hand van Sufjan Stevens kunnen komen, maar de muziek lijkt uitgevoerd door authentieke Balkan-artiesten. Hulp komt van Jeremy Barnes (Neutral Milk Hotel, A Hawk And A Hacksaw) en Heather Trost (A Hawk And A Hacksaw). Hoorn, viool, cello, klokkenspel, ukelele, mandoline, orgel, piano, klarinet, accordeon, drums en diverse percussie-instrumenten maken hier geheel zonder gitaar de dienst uit. De plaat verhaalt over de reis die Condon door Europa maakt. Het tweede nummer bijvoorbeeld heet "Prenzlauerberg", vernoemd naar de wijk in Berlijn, voormalig Oost-Berlijn, die hij bezocht. Condon speelt met Oost-Europese invloeden, zonder er de spot mee te drijven. En door het geluid van de fanfare heen, sijpelen een stel meesterlijke popliedjes, zoals "Postcards From Italy". Ander meldenswaardig nummer is vooral het adembenemende "Rhineland" met zijn rammelende gitaar en zweverige zang, maar ook songs als "Bratislava" en "Mount Wroclai" brengen je in aanraking met culturen uit het Midden-Oosten en Balkanlanden. De dikke slavische saus die is uitgegoten over de muziek geeft die een bijzondere sfeer. En die sfeer is zeer overtuigend neergezet. Kortweg: De muziek klinkt vrolijk en zomers door de gebruikte instrumenten, maar is tegelijkertijd erg melancholisch. Het duurt dan ook een poosje voordat je de popsongs in deze muziekstijl ontdekt. En als die prachtsongs eenmaal ontdekt zijn, raak je vanzelf verslingerd aan de plaat. Geen kraakheldere klanken, maar doorleefde muziek. Het mooie van Beirut is dat het nergens puristisch wordt, en altijd meer als rock 'n' roll klinkt dan als ‘wereldmuziek’. "Gulag Orkestar" is ongetwijfeld één van de merkwaardigste platen van dit jaar!


THE MUNKS
HEARTBREAK NUMBERS
Website: www.crockerart.com/themunks.html / brooksbrowning@sbcglobal.net
Label: Big Bender Records / www.bigbender.net / bb@bigbender.net
Distr.: Hapi Skratch Records/ www.hapiskratch.com / info@hapiskratch.com
Info:Shut Eye Records / www.shuteyerecords.com / intern@shuteyerecords.com

Zeker niet onaardig, deze eerste kennismaking met the Munks. Met hun debuut-cd "Heartbreak Numbers" levert dit vijftal met Little Rock, Arkansas als uitvalsbasis een lekker, eerlijk doch bovenal energiek plaatje af. Aaron Grimm (piano, vocals), Brooks Browning (drums, backing vocals), Rich Dwiggins (bas, backing vocals), Bennett Ryel (viool) en Alex Piazza (pedal/lap steel) spelen een vorm van Americana country rock die zelfs mij niet onberoerd laat en sommige reporters van de Euro Americana Chart dringend moeten gaan beluisteren, want dit debuut is een plaat waarvan ik denk: dit is gewoon mooi, gewoon goed gedaan. Als je "Heartbreak Numbers" hebt gehoord, is het niet moeilijk andere invloeden aan te wijzen als Camper Van Beethoven, Ho-Hum, The Fall, The Clash, The Stones, The Beatles, Guided By Voices, Joy Division, The Band, Thelonius Monk, Ray Charles, Prince, Bob Dylan, The Kinks, Neil Young ...invloeden die ze zelf aangeven op Myspace Music. Als 'Sounds like' is er op deze site in grote letters te lezen, 'no one', en dat is ook zo, vergelijkingen maken met andere bands is zinloos: The Munks are the Munks. De spilfiguren van de band zijn voornamelijk zanger Aaron "Brother" Grimm en drummer Brooks Browning, maar het is Grimm die tien songs neerpende voor deze plaat, en waarvoor hij tapt uit verschillende muzikale vaatjes zoals country rock, jazz, alt. country en blues. Door deze aanstekelijke mix is "Heartbreak Numbers" een afwisselende plaat geworden. De stem van Grimm Eric wordt op wondermooie wijze ingelijst door de broeierige alt.country, en met de backing vocals van de overige leden krijgen we een mooi harmonieus groepsgeluid. Een speciaal plekje is er in zowat de helft van de liedjes voor de prachtig melancholieke pedal steel van Alex Piazza en het vioolspel van Bennett Ryel. Alles bij elkaar gaat het hier om een sfeervolle cd met een consistent, warm geluid.The Munks lijkt een ideale festivalband die de boel zo halverwege de avond, als de vermoeidheid even toeslaat en de aandacht dreigt te verslappen, lekker op kan schudden. Mij verwonderde het alvast dat deze "Heartbreak Numbers" deze maand nog niet aan te treffen in de Euro Americana Chart. Zoals de meeste acts die ons al via het Big Bender-label (180 Proof Drinkin’ Music!) bereikten voeren ook The Munks authenticiteit immers hoog in het vaandel. En zoals dat al wel vaker het geval is gebleken, loont dat ook hier volop, waarom dus niet voor The Munks.


SPENCER BOHREN
THE LONG BLACK LINE – DOWN THE DIRT ROAD BLUES - SOUTHERN CROSS - SOLITAIRE
Website : www.spencerbohren.com / Email : spencer@spencerbohren.com
Label : Valve Records / www.valve-records.com / reinhardfinke@valve-records.com
www.cdbaby.com/cd/sbohren6 /www.cdbaby.com/cd/sbohren5 / www.cdbaby.com/cd/sbohren4 / www.cdbaby.com/cd/sbohren3

Singer/songwriter Spencer Bohren, afkomstig uit Wyoming, Verenigde Staten, begon zijn muzikale ervaringen in het kerkkoor toen hij acht jaar oud was. Pas toen hij gitaar begon te spelen werd hij zich bewust van de folk tradities van Amerika. Zelf zegt hij hierover:"Church music is so entwined with traditional music that it was an easy transition for me, but the wealth of American music astonished me". Spencer werd steeds sterker aangetrokken door de blues, waarbij hij geen verschil maakt tussen de stijl van de vroege zwarte muzikanten en de hillbilly blues, omdat je volgens hem niet op de verschillen moet letten maar juist op de overeenkomsten. In 1968 verliet hij zijn geboorteplek en belandde in steden als Denver en Seattle om met gerenommeerde artiesten te spelen. Na zijn omzwervingen belandde hij uiteindelijk in New Orleans alwaar hij muzikanten trof die leefden voor de muziek en met wie hij zich verbonden voelde. Tien jaar lang trad Spencer in New Orleans op in de Absinthe Bar en bij Tipitina's. Hier hield hij elke maandagavond jam sessies, waarbij hij een woonkamer-atmosfeer creëerde voor talloze New Orleanse muzikanten en gasten van buitenaf. Jaarlijks trad hij ook op bij het New Orleans Jazz & Heritage Festival, alwaar hij de aandacht trok van Europese concertpromotors en muziekliefhebbers uit de hele wereld. Dankzij deze aandacht heeft hij intensief kunnen touren in Europa en Japan, waar zijn albums vaak uitgebracht worden op grote labels als Virgin en Sony. Voor zijn laatste twee albums trok hij naar Duitsland, waar hij een graag geziene gast is, naar het onvolprezen Valve records label. Zijn album "Solitaire" uit 2002 kreeg in alle media zeer goede recensies, en zoals de titel al doet vermoeden, is het een echte solo-cd geworden. Om eerlijk te zijn horen wij hem ook het liefst solo. Bekende en minder bekende country-bluesklassiekers als "Hard Time Killin' Floor" van Skip James en "Dirt Road Blues" van Charlie Patton krijgen op dit album buiten zijn eigen songs mooie ingetogen uitvoeringen mee. Begin 2004 verscheen "Southern Cross" en ligt wat in het verlengde van zijn vorig album, enkel dat er nu over het hele album een spirituele sfeer hangt. Daar zorgen weer zijn gebruikelijke instumenten voor zoals: lapsteel, clawhammer banjo, akoestische gitaar en voor de acapella stemmen heeft hij de steun van het Nott Brothers Quartet. Spencer heeft door de jaren een eigen stijl ontwikkeld, waar hij vroeger het midden hieldt tussen de relaxte sound van J.J. Cale en het manische slide gitaar-werk van Sonny Landreth, mag u zijn muziek vergelijken met een Kelly Joe Phelps en Harry Manx. Deze elf nummers hebben allemaal het karakter van "Southern American musical traditions" ze kruisen gospel en 'deep blues' met country muziek, een vleugje rhythm 'n' blues en een forse dosis singer-songwriter. Bohren beschikt namelijk over een soepele en emotionele alt, best te horen in de covers van Hank Williams, voorwie hij een grote voorliefde heeft, nl."I'm So Lonesome I Could Cry" en de afsluiter "Lost Highway". Wij noemen als uitschieters het met adembenemende lapsteel intro nummer van Curtis Mayfield's soul/gospel klassieker, "People Get Ready" en zijn zelfgepende "East Kentucky Coaldust" een zeer vredelievend nummer waarin hij een zeer hoog niveau haalt.

Het kan niet anders of Spencer Bohren is een grote meneer aan het worden. Het land achter hem, zijn huis en grond in New Orleans, is een verwoeste chaos, maar het oeuvre van dit talent wordt almaar indrukwekkender. "The Long Black Line" pakt de draad van de overtuigende voorgangers "Southern Cross" uit 2004 en "Down The Dirt Road Blues" van vorig jaar op en zet meteen een paar flinke stappen vooruit. "The Long Black Line" gaat voor een substantieel deel over de teloorgang van New Orleans en ook over het geloof van Bohren in de wederopstanding van deze mysterieuze stad aan het zuidelijkste puntje van de Mississippi. Het spreekt voor zich dat Bohren veel inspiratie vond in de verwoesting die Hurricane Katrina in zijn thuisstad aanrichtte. Haat en ergernis over de lamlendigheid van velen om er weer iets van te maken, verdriet om hetgeen verloren is gegaan en verbijstering vanwege de onvoorstelbare verwoesting, maar ook hoop en vertrouwen, en vastbeslotenheid om de stad weer op te bouwen, mooier en beter dan zij was, klinken door in de titeltrack. In dit nummer, waar u dus zijn hele verhaal kunt horen, redelijk simpel verwoord maar wel duidelijk en kritisch gebracht volgt hij de zwarte lijn op de gebroken huisjes, de hoogte van het waterpeil dat deze orkaan veroorzaakt heeft. Een lijn van weemoed die ook in de rest van de negen songs terug te vinden is. Grote kunst overstijgt de anekdotiek, hoe aangrijpend deze ook moge zijn. Bohren beseft dit en levert daarom een plaat af met veel lekkere songs die bijna allemaal een tik hebben meegekregen van de rijke muziekgeschiedenis van The Big Easy. De cd is opgetrokken rond deze titeltrack over de getroffen stad, maar het is niet allemaal hurricane muziek, want daaromheen heeft Bohren een aantal sfeervolle songs geweven die vele liedjes van zijn vorige platen overtreffen. Zo zijn de schitterende "Full Moon" en "Sand To Sand" naar mijn mening de fraaiste songs die Bohren tot nu toe schreef. Songs over het gewone leven, maar in het bijzonder het overleven in deze moeilijke tijden, waarin hij eens te meer bewijst een prachtige steelgitarist en een begenadigd roots/soulzanger te zijn. Zijn teksten zijn intens over het leven, gevoelens en gedachten en de ballast uit heden en verleden die een mens met zich meedraagt. Daarmee laat Bohren wederom weer zijn grote talent zien waarom hij zo gewaardeerd wordt. Daarbuiten focust Bohren zich op een bijzonder eigenzinnige, maar bovenal ook waanzinnig mooie versies van "Canned Heat" (Tommy McLennan), "Deportees" (Woody guthrie) en "Cairo Blues" (Henry Townsend). In zijn passie voor traditionele Amerikaanse muziekvormen kon zeker geen nummer ontbreken van Willie Johnson. In de afsluiter "Somebody On Your Bond" weet hij deze klassieker iets zeer mooi mee te geven, hetgeen hij ook wil doen met dit album aan de inwoners van New orleans. Deze cd is in het Duitse Solingen door Valve Records opgenomen in een productie van Reinhard Finke. Hier hoor je dus de man met zijn instrument en zijn liefde voor de folk en de blues. De warmte van de stem en akoestische gitaar is griezelig goed. "The Long Black Line" functioneert aldus op verschillende niveaus: als een sociaal statement van belang en bovenal als een rootsplaat van uitzonderlijke klasse. Bohren zijn virtuoze gitaarspel op allerlei snareninstrumenten zorgt voor mooie melodieën, die tegelijk rootsy en meeslepend zijn. Daarbij is zoeken wel eens belangrijker dan vinden, maar in de songs valt het gedreven, precieze spel op waarmee Bohren zijn teksten ondersteunen. Zo komt vanuit deze mix van invloeden een heel gretig en persoonlijk geluid tot stand. Kortweg: Wonderschone schijf van zeer getalenteerde singer-songwriter. Zijn karakteristieke stem en stijl maken "The Long Black Line" tot superieure rootsmuziek, een absolute must have voor elke liefhebber.

MORE SPECIALS AT BLIKVANGERS CD'S


A.J. ROACH
REVELATION
Website: www.roachmusic.com
www.myspace.com/ajroach
Email: Info@RoachMusic.com
Label : New Folkstar Records
Info: Rob Ellen / rob@medicinemusic.co.uk
www.medicinemusic.co.uk

Er lijkt geen eind te komen aan de stroom Amerikaanse talenten die het Americana-genre elke dag weer toont. Uiteraard valt het gros daarvan af, maar regelmatig zitten er juweeltjes tussen. A.J. Roach is er zo ééntje. Doorgebroken in 2003 met het album “Dogwood Winter”, een fantastische rurale Appalachen plaat, en inmiddels een veel gevraagd artiest getuige zijn toerlijst en zijn optredens deze maand in Nederland. Daar zal A.J.Roach wel niet zo mee zitten, want uiteindelijk draait het bij hem ook om de optredens. Z’n stijl kenmerkt zich door een gevarieerde benadering van traditionele folk en blues, en een zuchtje bluegrass. Na de verschijning van dit album heeft hij zich in de afgelopen jaren een aardige naam en flink wat waardering weten op te bouwen. Een belangstelling en waardering die nog wel eens groter kan worden door z’n nieuwste album "Revelation" waarvan de release voorzien is op 9 november. Een album dat zich niet alleen kenmerkt door ijzersterke composities maar ook tekstueel weet te boeien door de persoonlijke dimensie. En het moet gezegd: hij heeft niet stil gezeten en qua ontwikkeling heeft hij beslist enkele stappen vooruit gezet. Het album is meer soulful van toon en de instrumentatie is her en der wat steviger aangezet. De inbreng van mandolin, orgel, bas en prachtige percussie, geven een aantal nummers meer kleur en dit is dan ook het enige verschilpunt met zijn debuut. Niettemin mag ik hem toch vooral in de intiem en klein gespeelde songs horen, zoals in de openende ballade "Clinch River Blues". Maar dat is smaak en laat onverlet dat het een mooi uitgebalanceerd album is met als uitschieters: het Crosby Stills and Nash-getinte "Devil May Dance", de whiskysong "Chemicals", de krachtige titeltrack "Revelation" en het zeer sterk geshreven "Fashionistas". "Revelation", waarvan de productie in de handen is van Ian Parks, kenmerkt zich door pracht en eenvoud. Muziek die na een aantal malen spelen onder je huid gaat zitten. Bijna als vanzelfsprekend zal deze schijf zich terugkerend nestelen in je CD-speler. Geen veeleisende aandacht vragende muziek, maar een heerlijk traditioneel getint werkje, puur en gegoten in een opvallende eigentijdse vorm. De muziek ontvouwt zichzelf in een hypnotiserende eerlijkheid, en brengt een verlangen naar natuurlijke breekbaarheid. Het is puur genieten en zoals een lentebloem zich opent, glijd je mee op de stroom van de spaarzame klanken. Daarnaast zijn de teksten, over liefde & verlies, van een vergelijkbare directheid. Lyrischer worden is bijna onmogelijk, trek daarom je eigen conclusie en schaf u deze plaat aan. Hoop dat de kiemkracht van deze A.J.Roach nog niet is uitgeput zodat we nog meer mooie dingen van hem kunnen verwachten.

Nels Andrews zijn plaat "Sunday Shoes" is al een poosje uit. In het voorjaar van 2007 kunnen we de opvolger verwachten. Op dit mini-tourtje zal Nels Andrews al vast een voorproefje geven middels een aantal nieuwe nummers. zal er bij de optredens een zogenaamde split vinyl single verkrijgbaar zijn “Duct Tape and Whisky”, met op de ene kant een nieuw nummer van Nels en op de andere een niet eerder uitgebracht nummer van A.J. Roach. Voor A.J. Roach wordt dit zijn eerste bezoek aan Nederland. Zijn debuut plaat 'Dogwood Winter' was een 'underground' succes. A.J.'s tweede cd is al klaar en hij heeft belooft voldoende exemplaren van 'Revelation' mee te nemen.

donderdag 09 november - Witte Bal, Assen
aanvang 20:00 uur, Singelpassage 1 in Assen. www.wittebal.nl

vrijdag 10 november - Cultureel Podium Roepaen, Ottersum
aanvang 20:00 uur, Landgoed Roepaen, Kleefseweg 9, 6595 NK OTTERSUM
reserveren via reserveringen@cultureelpodium.nl http://www.cultureelpodium.nl/

zondag 12 november - Backroads Music Club @ Café De Stad, Utrecht
aanvang 16:00 uur , Lange Jufferstraat 58 - 3512 EE, Utrecht
http://www.backroads.nl/ http://www.cafedestad.nl


THE CASH BOX KINGS
THE ROYAL TREATMENT
website: www.cashboxkings.com
info:cb@cashboxkings.com
label:Eigen Beheer
www.cdbaby.com/cd/cashboxkings3

The Cash Box Kings waren verleden jaar nog te gast in ons eigen landje. Ondermeer de Muziek O Droom in Hasselt en the Crossroads in Antwerpen mochten de jongens uit Chicago verwelkomen. Schitterende optredens en van het gebeuren bij Jan en Suzy (die net als Dominique Cransshof een bedankje krijgen op de inlay) kan je een sfeerbeeld krijgen als je eens een kijkje neemt op www.pbase.com/sjel/061105. Met het album "The Royal Treatment" brouwen Kenny "Beedy Eyes" Smith (drums), "Low Rolling" Joe Nosek (harmonica, rhythm gt, vocals), Chris "CB" Boeger (upright & el. bass) en Travis "White Lighting" Koopman (lead gt, vocals) een verlengstuk aan het pareltje "Live at the King Club" dat collega Freddy in december 2004 onder handen nam. Een uitstekende recensie die het mij bijzonder gemakkelijk maakt want ik kan ze zonder de minste aanpassing gebruiken voor de opvolger "The Royal Treatment". The Cash Box Kings zijn de perfecte band voor zowel de snotneus die "the blues nothing but the blues" nog moet ontdekken als de door de wolf geverfde bluesliefhebber die er al veel heeft zien komen en bijna allemaal heeft zien gaan. Ongetwijfeld de smaakmakers op elk bluesfestival want ondanks hun jonge leeftijd weten de jongens best wat de modale (blues) liefhebber lust. Geen moeilijke, ingewikkelde toestanden maar pure Memphis, Chicago, Mississippi, Delta blues die zijn oorsprong heeft bij Elmore James ("Please Set A Date"), Big Bill Broonzy ("Baby Please Don't Go"), Robert Johnson (" Honeymoon Blues"), Mc Kinley Morganfield ("Gypsy Woman"), John Lee Williamson ("My Little Machine") maar de concurrentie moet aangaan met de eigen songs van het duoTravis Koopman, Joe Nosek. Laat ons stellen dat er geen winnaar is want het niveau ligt zo hoog dat het verdraaid moeilijk is om oud van nieuw te onderscheiden. Voor de mensen die zich maar één blues album aanschaffen op hun jaarlijks (uitstapje) festival is dit verplichte aanschaf ... de real blues man heeft het ondertussen al lang in zijn bezit.



JOSEPH PARSONS
THE FLEURY SESSIONS
Website :www.josephparsons.com / Email : mail@josephparsons.com
Label : Blue Rose Records / www.bluerose-records.com
info@bluerose-records.com
Thanks to: Jan Janssen / www.realrootscafe.com

De Amerikaanse, van oorsprong uit Philadelphia afkomstige singer-songwriter Joseph Parsons (Hardpan, 4 Way Street) schijnt zijn aanhang vooral in Europa te hebben, en dan met name in Duitsland, Nederland en Belgie. In deze landen wordt Parsons door een kleine groep zeer fanatieke fans bijna vereerd, maar bij het grote publiek is deze Parsons, ondanks een handvol bejubelde cd’s, nog altijd volslagen onbekend. Volkomen onterecht, want Parsons manifesteert zich op zijn nieuwe studioplaat "The Fleury Sessions", opvolger van het zeer succesvolle "The Vagabond Tales" uit 2005 als een buitengewoon getalenteerd singer-songwriter. Zijn muziek valt moeilijk te omschrijven, omdat vreemde eend in de bijt Parsons uit meerdere van elkaar gescheiden bronnen put. Verwacht van Joseph Parsons (vocals, akoestische gitaren, piano, harmonica, percussie) niet een stoffig folkproduct, maar eerder een schijfje waarop elementen uit de beste pop, rock, jazz en roots tradities versmolten zijn met hedendaagse rock. En voelbaar is zijn streven de liedjes toegankelijk te houden. Hij is een singer-songwriter met een lekker warme stem met een klein beetje gruis, die best weet zijn donkere teksten namelijk te voorzien van verrassende arrangementen, die hem soms richting pop/rock/folk brengen, zoals in de ambitieuze openingstrack "Sun Gonna Shine". Andere poprock accenten vinden we terug in "Taken By Surprise", maar de meest radiovriendelijke song is "Everybody Loves Her", een rocksong die we veel gaan horen. Andere tracks die de luisteraar zullen aanspreken zijn o.a. "All The Love", waarin hij Amerika viseert, en de prachtige geschreven en gezongen "Fool Again" en "Shine". Het knappe van deze plaat is dat Parsons moderne technieken weet te combineren met prachtige composities. De teksten zijn even duister als de hoes, maar de prachtige melodieën zorgen ervoor dat deze plaat toch iets 'lichts' heeft, zoals het speelse "Le Soleil Brille", een knappe herhaling van de openingstrack, maar dan in het Frans. Dit heeft natuurlijk te maken met de locatie, want deze plaat is opgenomen in het Franse Fleury En Bierre samen met Tom Gillam (gitaren, orgel, backing vocals), Scott Bricklin (bas, gitaren, backing vocals) en Matt Muir (drums, percussie, backing vocals). In plaats van over het leven te schrijven, jaagt Parsons het na en slokt het op. Sommige van Amerika’s diepste emoties liggen vast in zijn DNA en ze komen eruit via songs die recht op het hart mikken, de geest prikkelen en naar de heupen zakken. "The Fleury Sessions" is fraai geproduceerd en zit vol muzikale hoogstandjes, maar de songs staan gelukkig altijd centraal. Songs die ondanks hun diepgang lekker in het gehoor liggen en stuk voor stuk tijdloos klinken. Zoals voor "The Vagabond Tales" riep hij wederom de hulp in van Phil Nicolo, die in het verleden albums mixte voor uiteenlopende artiesten als Dog Eat Dog, Amt Grant en Urban Dance Squad. Waardoor de productie wel klinkt als een klok; kraakhelder met veel nuances. Vergelijken maken met anderen is eigenlijk zinloos. Kortweg : op "The Fleury Sessions" valt alles op z’n plek in stevige poprock composities die het mooiste van rock en roots in zich bergen en deze cd van Joseph Parsons is volgens ons de beste tot dusver en verdient absoluut om in bredere kring gehoord te worden.

 


DAVID MUNYON
Website: www.myspace.com/davidmunyon
Email: jdvdmnyn@aol.com
label: Mobile Home Records
website: www.mobilehomerecords.com

 

DISCOGRAPHY:
1993: "Code Name: Jumper". Glitterhouse Records
1995: "Stories From the Curve". Glitterhouse Records
1996: "Acrylic Teepees". Glitterhouse Records
1996: "Slim Possibilities". Stockfisch Records
1997: "Down to the Wire". Glitterhouse Records
1998: "Poet Wind". Stockfisch Records
2001: "Songs From the Mobile Home - Pretty Much Feng Shui". Mobile Home Records, solo/acoustic self produced album
2001: "From the Shade of the Big Mamosa". Mobile Home Records, self produced solo/acoustic album
2004: "Seven Leaves In a Blue Bowl of Water". Stockfish Records
2004: "More Songs for Planet Earth". Stockfisch Records
2004: "2 Billion Banjos, Blues Songs for EB". Mobile Home Records, solo/acoustic self produced album, distributed in Europe by Splodge's Music.
2006: "Song for Danko". Mobile Home Records

CODE NAME : JUMPER (1993)

David "Jumper" Munyon komt uit Midland City, Alabama en is een legende op singer songwriters gebied. Zijn teksten, zijn gitaar en zijn stem doen het werk. Hij is een eenzame held, een aantoonbaar bewijs van een tekstschrijver die zijn muzikale eindbestemming op de toekomst heeft gericht. Ondanks, of juist door, zijn ecologische visie en religieuze levensbeschouwingen is David Munyon op dit ogenblik nogal in trek in de singersongwriterswereld. Lang woonde hij samen met zijn vrouw Dixie, in een trailer, een afdankertje van Hank Williams, in Alabama, maar tegenwoordig woont Munyon en Dixie in Duitsland. Hij leeft eenvoudig, schrijft zijn songs, filosofeert, schildert, dicht en ... boert. Zijn werk is uitgebracht op Glitterhouse-, Stockfisch- en het Mobile Home label. Sinds 1993 brengt hij zijn platen uit, die soms niet eens in de winkel, maar louter via internet te bestellen zijn. "David is a Preacher. Johnny Cash, David's songs are pretty good, we have the same Birthday, August 19th." Aldus President Bill Clinton. Eric Burdon, Rick Travino en Jennifer Warnes vertolken songs van Munyon. Zelf stond hij afgelopen jaren op het podium samen met mensen als Bill Monroe, Suzanne Vega, Richie Havens, The Band, The Drifters, Terry Lee Hale, Joseph Parsons, Danial Putnam Green, Warren Haynes, Gene Gillespie, etc. Munyon is zo'n excentrieke singer-songwriter die het nog moet doen met een handvol fans, maar als apostelen verspreiden die zijn woord. Dit moois moet met iedereen gedeeld worden! Ook in Rootstime lieten wij vorige maand (oktober 2006) de lofzang voor deze artiest al horen, voor zijn laatste album "Songs For Danko". Maar reeds vanaf zijn debuut "Code Name: Jumper" (1993) heeft de excentrieke singer-songwriter zich een warme plek in ons hart veroverd. Dit is een wereldplaat waarop David de gelukkige bezitters van dit album op het puntje van de stoel doet zitten. De cd werd opgenomen met een backing bestaande uit Warren Haynes (Allman Bros.), Matt Rollings (Lyle Lovett), Lee Sklar (CSN & Y) en Anthony Crawford (Neil Young), en biedt vooral meer uiterst rustige, onderkoelde liedjes. Niettemin overtreft hij hier diverse malen zichzelf met een aantal nummers ("Earl's Song", "Hey Benny" en "Maybe Over the Border"), die zonder twijfel de beste genoemd mogen worden die wij van hem kennen. "Code Name: Jumper" klinkt rustig, warm, muzikaal en aangenaam met daarin centraal staand zijn zachte, intense, monotone stem. Wanneer u zich nu afvraagt of dat niet wat al te gelijkmatig klinkt dan kan ik me dat voorstellen. Deze schijf is dan ook bedoeld voor diegene die kan genieten van de kracht van een tekst en de subtiele nuances van akoestische instrumenten met de nadruk op gitaren. Alle teksten zijn van eigen hand en een aantal nummers worden extra aantrekkelijk door het prachtige elektrische gitaarspel van Warren Haynes, zoals in het openende "Maybe Over the Border".

SONGS FROM THE MOBILE HOME (2001)


En omdat Munyon zo uniek is in zijn soort is het aangeraden eens te luisteren naar zijn volgende albums "Stories From the Curve" (1995), "Acrylic Teepees" (1996), "Slim Possibilities" (1996), "Down to the Wire" (1997) en "Poet Wind" (1998), en u weet meteen welke gave deze religieuze poëtische messenger bezit. In het nieuwe millenium, start hij meteen met twee solo/akoestische projecten: "Songs From The Mobile Home" en "From The Shade Of The Big Mamosa" (2001), twee platen die hij enkel via zijn website verkoopt. Hoewel ik persoonlijk geen reden kan bedenken waarom Mobile Home Records twee cd’s tegelijk uitbrengt, heb ik daar in het onderhavige geval geen enkel bezwaar tegen.

In 2004 verschenen, op het Duitse Stockfisch Records, wederom twee cd’s van deze singer-songwriter. In de jaren 96/97 loopt hij voor deze opname de studio binnen, gaat zwijgend zitten, legt een boek voor zich neer met daarin 700 zelfgeschreven liederen, steekt een kaars aan en begint te zingen. Vooraf is er geen soundcheck, opnameleider Günter Pauler kan alleen maar hopen dat de vooraf gepositioneerde microfoon voldoende in zijn nabijheid staat. David zingt zonder pauze een dertigtal songs waarna hij de kaars uitblaast, het boek dichtslaat en de studio verlaat. Later zoekt Pauler een aantal muzikanten bij elkaar die met hun eigen ideeën en bijdragen de productie completeren. Daaronder Chris Jones (div. gitaren), Mike Silver (gitaren en tweede stem) en Hans-Jörg Maucksch (bas), maar ook multi-instrumentalist Beo Brockhausen. De liedjes voor "Seven Leaves In A Blue Bowl Of Water" en "More Songs For Planet Earth" werden opgenomen tijdens de befaamde sessies.

MORE SONGS FOR PLANET EARTH (2004)

De songs op "More Songs for Planet Earth" stammen dus uit oktober 1996 en anderen uit februari en augustus1997. Een periode waarin Günter Pauler van Stockfisch Records achter het mengpaneel zat. Pauler nam daar meer dan zestig naakte liedjes op. Een deel daarvan zijn terug te vinden op de cd's "Slim Possibilities" en "Poet Wind". Na de afzegging van Munyon’s live toernee in 2003 nam Pauler het initiatief en haalde 26 fenomenale oer songs van de plank. Hij stofte ze af en installeerde de Stockfisch huisband. Met het overgebleven materiaal zijn nu twee nieuwe albums samengesteld die tegelijkertijd uitgebracht worden. De eerste daarvan is deze "More Songs for Planet Earth", een cd die 13 nummers bevat die in totaal bijna 70 minuten muziek bieden. Daarvan zijn er tien geschreven door David en S.P.Standley oftewel ‘David’s adorable wife "Dixie". Bij de andere drie kreeg David hulp van derden. Het geheel doet me sterk denken aan die andere reedsvermelde Stockfisch release "Poet Wind". Dezelfde zachte, monotone, warme stem waarin de verschrikkingen uit het verleden doorklinken; het alcoholisme en de Vietnam oorlog die hij beiden aan den lijve ondervonden heeft. In de teksten komen veelal dezelfde onderwerpen terug, als baseball, wild west, civil war, god, jesus, vishnu, nature ..., en ook de namen van zijn begeleiders roepen herinneringen op aan "Poet Wind", Chris Jones (gitaar, dobro), Martin Huch (pedal steel), Mike Silver (backing vocals), Steve Baker (harmonica), Thomas Klippel (Hammond b3), Hans-Jörg Maucksch (bas) en Beo Brockhausen op meerdere instrumenten waaronder accordeon, didgeridoo en percussie. Op het eerste gezicht lijkt er dan ook geen verschil te zijn met eerdere cd’s. Dit verandert echter wanneer men eenmaal de moeite neemt om gedurende een langere periode meermalen naar deze plaat te luisteren. Dan blijkt dat deze selectie minimalistischer is dan de voorgaande compilaties. Een puristischer, ingetogener geheel zowel qua tekst als qua instrumentatie en in die zin vooral bestemd voor de gevorderde fijnproever die vertrouwd is met het eerdere werk en daarmee beter voorbereid is op het ontdekken van de onderliggende essentie.

SEVEN LEAVES IN A BLUE BOWL OF WATER (2004)

Wanneer ik "Seven Leaves in a Blue Bowl of Water" vergelijk met "Poet Wind" en het eerder genoemde "More Songs for Planet Earth" dan lijken deze twee compilaties qua instrumentatie en tekst nog het dichtst bij elkaar in de buurt te komen en mogelijk moet daarin dan ook de reden van de gelijktijdige release gezocht worden. Deze plaat bevat wederom voorbeelden van de sterke teksten die deze ‘storyteller’ en zijn vrouw te bieden hebben. Bijvoorbeeld over daklozen in "Men With No Friends", over vriendschap in "Words of Love" en liefde in "Unknown Blues". Ook al zijn een aantal teksten geschreven in samenwerking met anderen; de signatuur van het echtpaar blijft onverminderd herkenbaar. Op "Seven Leaves in a Blue Bowl of Water" bestaat zijn begeleiding natuurlijk weer uit dezelfde vertrouwde Stockfisch namen, zijn begeleiders in de ware zin des woords, virtuozen die een grote kwaliteit brengen in hun spel. De hier gepresenteerde combinatie van stem, teksten en begeleiding doen me al weer verlangen naar een volgende release van dit label, dat waarschijnlijk begin 2007 nieuw materiaal gaat opnemen.

2 BILLION BANJO: BLUES SONGS FOR ERIC BURDON (2004)

Munyon bracht datzelfde jaar "2 Billion Banjo: Blues Songs for Eric Burdon" op de markt. Een plaat opgenomen in eigen beheer en die wederom uitsluitend rechtstreeks bij hem zelf te bestellen is. Een plaat waarop alleen zijn gitaar en zijn stem te horen zijn. Puurheid op zijn best! Wanneer je met deze zelfrelease een parallel tracht te maken met de beide verschenen officiële cd’s van hierboven zal je merken dat niets aan deze opnames is opgesmukt, het is gewoon: "David Munyon – Solo Acoustic". En dat is dan ook het enige wat je hier aan zal treffen, allemaal nieuwe songs, opgenomen op Munyon’s zijn verjaardag op 19 augustus 2004 te Ozark, Alabama. Niet de illusie hebbend dat dit album zijn commerciële ommekeer zal betekenen, maar na een depressieve periode geeft hij duidelijk een statement van een man die nog lang niet afgeschreven blijkt. Want ik durf bijna te stellen dat de songs spannender zijn dan zijn voorafgaand werk, ongetwijfeld dankzij de bluesachtige benadering, waar bij Rootstime toch steeds onze voorkeur naar uitgaat. Toch horen we 65 minuten lang, een plaat met gevarieerde luistermuziek. De openingssong "World Love", wat een hommage aan Sir Paul McCartney is, opent met heerlijke minuutlange gitaar intro, "The American Blues" een Muddy Waters-achtige sound, "Never Give Up Blues" waarin hij zijn veerkracht etaleert, en dan weer een schitterende romantische ode in "Blue Roses". Kortom een heerlijk album met alle Munyon ingrediënten gevarieerd geserveerd.

SONG FOR DANKO (2006)

David Munyon is al een eeuwigheid aktief in het singer/songwriters wereldje. Nog steeds hangt er een mysterieus sfeertje rond de man uit Midland City, Alabama die samen met vrouwtje Dixie Blue (Sharon Peacock Standley) Duitsland als tweede verblijfplaats heeft gekozen. De man wordt nog steeds door alle critici de hemel ingeprezen (al ligt dat erg gevoelig met zijn religiueze overtuigingen), hanteert wel eens het penseel, is een fanatiek aanhanger van Yoga Methods of Medication (www.yogananda-srf.org), heeft met Jan Janssen (www.realrootscafe.com/davidmunyon.html) en Addy Nijenboer (zie foto- www.addynijenboer.nl) waarschijnlijk twee van zijn grootste fans in Nederland wonen, is regelmatig in onze contreien... en krijgt zijn albums niet aan de straatstenen kwijt. Van het album "Code Name:Jumper" dat beschouwd wordt als een cult-album gingen er in Amerika slechts een zevenhonderd over de toonbank. Het zal wel altijd een raadsel blijven waarom Munyon niet de verkoopcijfers en waardering (van het grote publiek) haalt van soortgenoten als Lafave, Greg Brown, John Prine, Townes Van Zandt. Al heeft deze laatste ook moeten wachten op (definitieve) erkenning tot hij het tijdige met het eeuwige verwisselde. Hopelijk zal het zo ver niet komen met Munyon want met het album "Songs for Danko" (Rick Danko, singer/guitarist from The Band * 29. Dezember 1942 in Simcoe, Ontario † 10. Dezember 1999 in Woodstock, New York) kan de man opnieuw een pareltje aan zijn omvangrijk oeuvre toevoegen. De opnames vonden plaats in de vermaarde studio's van Abbey Road (London) en natuurlijk kon Munyon niet aan de verleiding weerstaan om ook zijn passage op het inmiddels wereldberoemde zebrapad op foto vast te leggen. Twaalf songs in de vertrouwde stijl, sober muzikaal aangekleed (enkel gitaar) en thema's die Munyon nauw aan het hart liggen. Songs about love & peace, dreams, friends ... Munyon mag dan een "eigenaardig" wezentje zijn op deze aardbol, hij blijft een unicum in het singer/songwriters wereldje.

Met vier cd's voor Glitterhouse Records, vier voor Stockfisch Records, inclusief de drie eerdere geheel eigen producties, hebben we met deze "Song For Danko", al weer te maken met het 12de album, albums die allemaal voorzien zijn van dezelfde karakteristieke kenmerken: ijzersterke songs, ijzingwekkende voordracht en dragend gitaarwerk. Een must voor mensen die van dit genre houden.
Voor zij die nieuwsgierig gemaakt zijn, deze cd's zijn ondertussen allemaal verkrijgbaar via:


www.mobilehomerecords.com

MORE SPECIALS AT BLIKVANGERS CD'S


BIG DEZ
NIGHT AFTER NIGHT
Website: www.bigdez.com
Contact: big_dez@hotmail.com
Label: eigen beheer
www.cdbaby.com/cd/bigdez2

 

Enkele weken terug kregen wij de gelegenheid Big Dez live aan het werk te zien dankzij de organisatie van Binkom Blues. Tot op heden zijn wij de 2 heren en dame daar nog zeer dankbaar voor. Dankbaar dat we deze meneer live aan het werk mochten zien en nu ook zijn laatste cd (die toch al dateert van 2004 ) kunnen bespreken. Live heeft Big Dez en band al een goede indruk op mij achter gelaten en zoals verwacht is deze cd een goed voorbeeld van wat je live kan verwachten. Swingende shuffle’s lekkere boogieblues en op momenten tijd voor een rustpunt. Wat me live al meteen opviel was het knappe gitaarwerk van Big Dez (Phil Fernandez) en het feit dat hij vocaal ook goed uit de voeten kan. Net zoals z’n eerste cd heeft Big Dez er deze keer weer voor gekozen die op te nemen in Austin Texas in gezelschap van enkele toch wel bekende namen uit de blueswereld. Namen zoals Preston Hubbard (Fabulous Thunderbird), Mike Cross (Antone's House band), "Sax" Gordon Beadle (Roomfull of blues), Tommy Robinson (Killer bees), Nico Leophonte (Chris Duarte Group). Nu kan je je de vraag stellen of deze cd minder aangenaam zou zijn zonder de medewerking van deze gasten en dan kan ik dadelijk en duidelijk zeggen neen. Het mag dan niet evident zijn blues te horen van een Franse band maar Big Dez klinkt als een man die geboren en getogen is in het land van de blues. Elf songs telt deze cd en het is moeilijk om namen te noemen en te zeggen deze song is minder want stuk voor stuk verrast ieder nummer op zijn eigen manier. En wat mij betreft mag deze band nog meer België aandoen. Dit is blues van de bovenste plank en hoort thuis in de collectie van iedere bluesliefhebber.
Blueswalker


SLIPMATES
STRANGER IN MY OWN WORLD
website:www.slipmates.be
info:Koen@Slipmates.be
label: Eigen Beheer
bookings@slipmates.be

"Hi rootsrocker, dit lijkt mij precies iets voor jou"... een bevallige jonge dame duwde mij op the Belgian Rootsnight IX een flyertje in de hand waarop een optreden van the Slipmates vermeld stond. Bij de zoektocht naar informatie viel het mij al meteen op dat de jongens uit Arendonk en omgeving hun voorliefde voor ondermeer Deke Dickerson, Big Sandy & his Fly - Rite Boys (zie rev:okt. 06), the Paladins en the Seatsniffers niet onder stoelen of banken steken. Niet verwonderlijk voor een bandje dat in 2002 het levenslicht zag en voorheen aktief was in het rockabilly/surfwereldje (Granny's Roosters en the Famous Fantastix). Met de Slipmates worden de accenten verlegd en zoeken Koen Meeus (vocals, acoustic rhythm gt), Kurt Maas (double bass), Marc Daems (drums) en Hans Maes (lead gt.,organ) hun weg in het uitgebreide roots/country landschap. Ik weet niet of zij gebruik gemaakt hebben van de modernste technologieën (GPS etc..) maar the Slipmates hebben zonder omwegen te maken hun doel bereikt ... "Stranger In My Own World" is een ijzersterk debuut. Misschien een ietsiepietsie te gepolijst om de concurrentie met ondermeer Van Morrison & Them ("Baby, please don't go") aan te gaan met hun eigenste "You Gotta Go" en om Wayne "the Train" Hancock & Hank Williams III met songs als "Desperation", "Cry Over You" en "After All" in verlegenheid te brengen. Hun schitterende rockabilly/bluesy versie van "Whole Lotta Rosie" gaat vooral "live" het vuur in de pan doen slaan terwijl de country/roots fans met songs als "Day By Day", "Gone", "You Gonna Get It" hun slag thuis halen. Pareltje "About a Girl" zou met een streepje pedal steel wereld klasse kunnen betekenen en mocht J. Cash nog onder de levenden vertoeven dan zou hij de hemel te rijk zijn met het titelnummer "Stranger in My Own World". Het zou meteen de definitieve (internationale) doorbraak kunnen betekenen voor Koen & Co want met het swingende "Cold Feet" en "Burt Reynold's Pants" halen zij met onderscheiding het niveau van menig bandje dat Rhythm Bomb Records als thuishaven heeft. Misschien dat in de Lightning Recording Services studio's in Berlijn de oplossing ligt voor het verkrijgen voor het iets gemenere, vettigere soundje dat wij hier en daar ergens missen. Al zou "Guru" Walter Broes (Seatsniffers) ook wel uit de voeten/handen kunnen met the Slipmates. Met Howlin' Bill, the Ugly Buggy Boys, the Cowboy Angels, the Bluescrowns wordt het lijstje voor de vrijdagavond op het BRBF Peer editie 2007 omvangrijk ... deze Slipmates & special guest Sven Bollen, (harmonica, from Bedford Green) verdienen met "Stranger in My Own World" ongetwijfeld ook hun kans.


FIONA BOYES AND THE FORTUNE TELLERS
LUCKY 13
Website: www.fionaboyes.com
www.myspace.com/fionaboyes
Email: fionaboyes@yellowdogrecords.com
Label: Yellow Dog Records
www.yellowdogrecords.com
Distribiteur: Blues Promotion / Parsifal
www.blues-promotion.be
blues.promotion@proximedia.be

Het nieuwe album van de Australische Fiona Boyes heet "Lucky 13". Fiona Boyes maakte muziek die in de categorie blanke - behoorlijk folky - blues kan worden ondergebracht. Ze heeft al een aardig aantal albums ("Blues In My Heart", 2001; Gimme Some Sweet Jelly Roll, 2003 en Fiona Boyes & the Fortune Tellers "Live in Atlanta", 2004) op haar naam staan en wie ooit een optreden van haar heeft bezocht, weet dat dit een intense ervaring is. Op deze laatste plaat kon ze rekenen op steun van Muddy Waters gitarist Steady Rollin’ Bob Margolin en Grammy award winnaar, sax & harmonicaspeler Mark ‘Kaz’ Kazanoff en tevens ook producer voor haar debuut "Lucky 13" voor het Yellow Dog label. Fiona is gekend als een akoestisch performer maar hier waagt ze zich, met veel succes overigens, aan elektrische blues, swing en zelfs rockabilly. Daarbij kreeg ze wederom de zeer gewaardeerde ‘hulp’ van o.a. Bob Margolin en Kaz Kazanoff, maar ook is ditmaal Marcia ball van de party, naast haar vaste begeleidingsband (Derek O’Brien, Larry Fulcher, Riley Osbourne, en Barry "Frosty" Smith). Ze heeft inmiddels een indrukwekkende staat van dienst. Ze maakte vele albums, o.a. in haar begin periode met haar band, The Mojos, en is nu al meer dan tien jaar aktief. In die jaren won ze al zo een beetje alles wat ze maar kon winnen aan muziekprijzen. Na een aantal platen op verschillende labels, nu haar achtste, haar debuut voor het Yellow Dog label waar we ons vorige maand al lieten verrassen met William Lee Ellis "God's Tattoos", een album met een mooi akoestisch geluid en werkelijk fantastisch gitaarspel, een plaat die me liet denken aan Fiona's akoestische album "Gimme Some Sweet Jelly Roll". Haar nieuwe album dat werd opgenomen in Austin Texas, heeft wederom een mooi akoestisch gitaarspel, maar voornamelijk horen Fiona elektrisch uit de hoek komen. "Lucky 13" bevat dertien eigen songs, waarvan tien eigen composities waarop Boyes laat horen dat ze met haar songwriting bijzonder goed voor de dag kan komen, getuige de opener "Chicken Wants Corn", waar Fiona de raad van een verstandige man opvolgt: ‘If you know what you want, you got to go out and get it'. Tot de uitschieters behoren echter "Celebrate The Curves" met Marcia Ball op piano en vocals, en het droevige "Stranger In Your Eyes", waarin ze haar emotionele wonden vrij geeft, die door leugens werden toegebracht door de enige die ze vertrouwde, de enige waar ze haar liefde aan gaf. Vooral haar stem is meeslepend en lijkt uit haar tenen te komen. Het gekke is: Fiona Boyes beschikt niet echt over een bluesstem, geen gruis, maar klinkt toch zoals moderne blues behoort te klinken: ruig. Ze is in topvorm en de begeleiding heeft er zin in. Boyes is al een aantal maal uitgeroepen tot de beste vrouwelijke bluesgitarist, "Lucky 13" laat horen dat dit meer dan terecht is. Op "Lucky 13" valt nog veel meer te genieten, de zang is prima, de kwaliteit van de songs ligt hoog. Dat dames ook kunnen scheuren op een gitaar is Boyes het levende bewijs en dat ook zij een strot op kan zetten wordt onderstreept door de vele prijzen welke zij in de USA (o.a. Winner 2003 International Blues Challenge, Memphis, USA) reeds heeft weten te vergaren. Onze vrouwelijke 'blues guitar hero' heeft gewoon met "Lucky 13" een van de beste vrouwelijke bluesplaten van dit jaar gemaakt.


JEFF LAINE
LONG WAY TO GO
BLUES VEIN
Website: www.jefflaine.com
Email: info@jefflaine.com
Label: eigen beheer
www.cdbaby.com/cd/jefflaine
www.cdbaby.com/cd/jefflaine2

 

Jeff Laine was de lead zanger van legendarische punkgroep Hollywood Underground uit LA, speelde tevens ook met de rock band Poetic Justice, groepen waar ik nog nimmer gehoord van had, laat staan van ex-zanger Jeff Laine. Van het punkverleden van Laine lijkt vooralsnog weinig te traceren bij een eerste beluistering, al klinkt de ex-hanenkam soms als een milde Iggy Pop. Zijn album "A long Way to Go" (2003), kreeg zeer goede recensies mee, zo omschreef Americana UK zijn muziek als: "Wonderfully creative and unique...An album of such raw feeling…If you fancy an emotional roller coaster ride, then climb aboard Long Way to Go." Deze plaat opent met een heerlijk lome en ontspannen titeltrack, zoals we dat vooral kennen van het latere werk van The Walkabouts, inclusief zoetgevooisde zwanenzang als achtergronddecor. "Dead Man", song nummer twee op dit album, kauwt zoals de opener in de richting van Iggy Pop voort. En zo horen we ook in het nummer "All The Way Down" iets van een bluesbesmette Lou Reed terug. Het tempo gaat sporadisch omhoog, zoals met een oerdegelijke rockerversie van de traditionele moordballade "Frankie & Johnie". Laine’s solotrip sluit af met het ronduit schitterend Jackson Brown-achtige "Mercy". Negatief punt is echter dat bij wijlen "Long Way To Go" opgeschrikt wordt door een typische productietechniek uit de jaren ’80: hoekige drums en stoere gitaarsolo’s hetgeen we toeschrijven aan producer Magic Kramer (Ray Charles, Michael Jackson). Voor zij die Laine's "Long Way To Go" aankochten of mans activiteiten reeds enige tijd volgen, zal zijn nieuwe album "Blues Vain" wederom tot verplichtte aanschaf leiden, want het niveau van de songs wordt meesterlijk gecontiueerd. De teksten zijn doordacht, persoonlijk, spiritueel en geven een weerslag van alledaagse gebeurtenissen, die voor een ieder herkenbaar, maar slechts door weinig zo subliem kunnen worden verwoord. Zelf wil ik hem omschrijven als "A performer with a rocker's heart, a troubadour's soul and a poet's touch". De muziek is een mix van blues, rock'n roll en folk in meer geladen songs als de voorganger en de directe wisselwerking tussen de musici onderling, komt de spontantiteit van dit album zeer zeker ten goede. Want muzikale bijdragen zijn er van een setje uitgelezen muzikanten waarbij Laine's gitaar nadrukkelijk, maar niet overheersend aanwezig is. We hebben dan ook reikhalzend uitgekeken naar de man's tweede plaat in een productie van Robert Vaughn en Chris Julian, en worden gelukkig niet teleurgesteld. "Blues Vain" gaat verder waar het debuut ophield, maar is op de eerste plaats nog net wat krachtiger en veelzijdiger. Aangename songs, een fantastische stem (denk Bob Dylan, Johnny Cash, Nick Cave en Leonard Cohen), maar ook de diepgang die deze plaat na flink wat luisterbeurten leuk houdt. Deze Midwestern singer/songwriter heeft wat mij betreft wederom een juweel van een album afgeleverd, Tien songs is dit album rijk, wellicht niet voor iedereen, maar een warm hart kan deze toondichter niet ontzegd worden.


ALEX WOODARD
UP WITH THE SUN
Website: www.alexwoodard.com
email: alexwoodard@gmail.com
Label: Woodshack LLC
www.cdbaby.com/cd/alexwoodard5

 

Na het op de markt zetten van die fantastische platen "Nowhere Near Here" (2000), "Saturn Returns" (2002) en "Mile High" (2004) is het nu de beurt aan Alex Woodard's vierde plaat, uitgebracht op zijn Woodshack label. De in San Diego wonende Woodard, gaat iedere morgen voor een wandeling naar het strand met zijn twee labradors, goed voor inspiratie te zoeken voor zijn songs. En dat die zeeblies een zeer gunstig effect heeft op zijn songwriting is te horen op zijn nieuwe album "Up With The Sun", waarin hij zijn veelzijdigheid in folk-pop-Americana etaleert. Zo horen we hem op diverse snaarinstrumenten, soms subtiel, soms rootsrockend en dan weer ingetogen op piano, maar bovenal laat Woodard hier weer horen wat een fantastische zanger hij is. Op het album horen we Shannon Moore in de achtergrondvocalen en verder natuurlijk een keur aan gastmuzikanten op dit album o.a. John Would (gitaren, lap steel, dobro, bas, piano, keyboards, mandolin, accordeon, percussie), Michael Kinkade (drums, percussie), Ike Marr (mandolin, viool, banjo, background vocals), Phil Hurley (gitaar), Amy Wood (drums), Joe Bass (bas), Brian Young (drums) en Louis Caverly (viool). Zoals hij deze liedjes brengt zou je absoluut niet zeggen dat hij ze niet heeft geschreven want hij zingt ze alsof hij zingt over zijn eigen ervaringen. Sterker nog, we horen hier Alex Woodard op zijn allerbest. Warm, intens, gepassioneerd en met een stem vol melancholie. De liedjes op "Up With The Sun" zijn nog best wel afwisselend maar stuk voor stuk kleine meesterwerkjes die inderdaad door iedereen gehoord zouden moeten worden. Zo horen we prachtige ballades zoals "Adelaide", en de afsluitende emotievolle "Lights" en "Morning" en het bloedmooie "I Thought I'd Be There By Now", maar ook stevige rockers als "Sweet Peace (When I Think Of You)" en "Yellow Circle Sun". Het album staat vol met goede liedjes die de sfeer van een reis over de eindeloze Amerikaanse interstates ademd. Een reis vol dromen, fantasieën en prachtige landschappen. Daarnaast is alles prachtig begeleid en is er vooral veel aandacht besteed aan zijn hemelse vocale uitstraling. Die soms zelfs doen denken aan een mix van Springsteen en Dylan, of een Dave Matthews en David Gray. Klasse!


GRAYSON CAPPS
WAIL & RIDE
Website: www.graysoncapps.com
Label : Hyena Records
www.hyenarecords.com
HyenaRecords@aol.com
Distr.: Bertus
www.bertus.nl

Het debuut "If You Knew My Mind" van Grayson Capps, was vorig jaar zeer verbluffend overtuigend. De zanger uit New Orleans presenteerde een vanzelfsprekende mix van souplesse, swing en diepgang. De opvolger "Wail & Ride" is vooral meer van hetzelfde. Al blijft die ruige, doorleefde en donkerbruine stem een wonderlijk effectief instrument, maar ook zijn akoestische slidegitaar en teksten liegen er niet om. Dat zijn de belangrijkste bestanddelen van de muziek van deze rootsy troubadour. In zijn liedjes ontpopt hij zich tot een dichter-van-de-straat die prachtige sfeerbeelden weet te schetsen van mannen en vrouwen die leven aan de zelfkant van de maatschappij. Zo bracht hij op zijn vorig album, het nummer "Washboard Lisa", waarin hij op meeslepende wijze de vrouw weer tot leven brengt die jarenlang op blote voeten op de hoeken van de straten van New Orleans stond om met een ratelend wasbord een paar centen bijeen te schrapen. Ook was op dit solodebuut onder meer de indrukkende titelsong van de film "Love Song for Bobby Long" (met John Travolta en Scarlett Johansson) te horen. Muzikaal gezien leunen Capps’ sfeertekeningen van het met whiskydampen doortrokken leven van de ‘verworpenen der aarde’ nogal sterk op countryblues en dat geeft de teksten precies de juiste toon mee. Grayson Capps heeft kortom met "If You Knew My Mind" een bijzonder verdienstelijk debuut afgeleverd, waarmee Capps het collectieve bewustzijn van iedere zichzelf respecterende singer/songwriter en Alt.Country minnaar invloeide. Zijn tweede album "Wail & Ride" is inmiddels gearriveerd en laat een makkelijker in het gehoor liggend groepsgeluid horen door een grotere rol voor zijn vaste band The Stumpknockers (“the best barband in town”). De kenmerkende doorrookte stem krinkelt door het hele album en de sympathieke bard voelt zich hoorbaar prima thuis in de wiegende songs over “that rotten old town that everyone loves” New Orleans. We keken dus met bijzondere belangstelling uit naar dit nieuwe album en Capps overtreft onze stoutste verwachtingen, dit is eigenlijk de gedroomde rootsplaat uit het diepe zuiden van de VS. Capps is een een liedjesschrijver en performer van formaat en met zijn nieuwe plaat zet hij voorlopig de kroon op zijn werk. Veel heeft ook te maken met de productie, want zo als voor "If You Knew My Mind" en nu "Wail & Ride" nam niemand minder dan Trina Shoemaker (Whiskeytown, Queens of the Stone Age, Emmylou Harris, Sheryl Crow) plaats achter de knoppen. Het levert een fantastisch geproduceerde plaat op. Shoemaker houdt van een lekker vol geluid, maar overdrijft dit gelukkig nergens. Capps’ mooie liedjes verzuipen daarom niet in een overdadige productie, maar krijgen door precies de juiste accenten net dat beetje extra dat een cd nodig heeft om uit te kunnen groeien tot een meesterwerk. En dat is het, want ook Grayson Capps overtreft zichzelf op "Wail & Ride" met een serie fantastische songs. De kracht van zijn muziek schuilt in de eenvoud. Zijn liedjes bestaan uit simpele, catchy melodieën die zich onmiddellijk in je hoofd nestelen. Shoemaker heeft de songs voorzien van een sobere, hechte productie waarin zijn gitaarspel, net als zijn stem, licht schurend de boventoon voeren. Daarnaast komt er af en toe, als aangename accent, een orgeltje, een piano of de prachtige vocale backing van Shoemaker zelf om de hoek, om de downtempo liedjes even licht op te tillen. En de muzikanten? Luister naar de samenstelling van zijn band en het water loopt je in de mond: Tommy MacLuckie (electric guitar, harmony vocal), Trina Shoemaker (harmony vocal, shaker, backing vocal), Larry Paxton (bass), Trevor Brooks (piano, organ), John Milhamen Shannon Forrest (drums) en Charlie Judge (piano, Wurlizter). Begeleid door deze rockers verhaalt Capps op klassieke wijze over de muziekgeschiedenis van The Big Easy, maar dan als een sociaal statement. Natuurlijk gaan vele songs over de teloorgang van New Orleans ("New Orleans Waltz") en ook over Capps zijn geloof in de wederopstanding van deze mysterieuze stad. Capps heeft gewoon een gitaar in de hand en een hoofd vol markante passanten. Dromers, zwervers, hartenbrekers en als dorpsgek vermomde profeten. Al woont hij nu in Nashville schrijft Capps in de liner-notes, dat zijn hart echter bij New Orleans blijft, en dat is ook zo te horen op deze "Wail & Ride": Loom, swampy, schurend en genesteld in de beste New Orleans traditie. Super-intense prachtplaat van Grayson Capps.


NICK MOSS AND THE FLIP TOPS
LIVE AT CHAN'S
website: www.nickmoss.com / label : Blue Bella Records
info : www.bluebellarecords.com
publicity@nickmoss.com (Kate Moss)

Het zal wel puur toeval zijn maar toen wij in onze recensies opperden dat ondermeer bandjes als Rockbottom James & the Detonators en Nick Moss and The Flip Tops zonder meer thuishoren op BRBF Peer (Europa's grootste Bluesfestival) hadden wij niet het flauwste vermoeden dat er gevolg aan zou gegeven worden. De jongens uit "Down Under" brachten afgelopen jaar een welgesmaakt bezoekje aan de Deusterstraat en de editie 2006 zal de Chicago blues van Blue Bella Records adepten Nick Moss en zijn Flip Tops mogen verwelkomen. Een terechte beslissing want het schitterende album "Sadie Mae" werd niet alleen door ondergetekende de hemel ingeprezen, het kwam binnen uit het niets op nr. 1 in de Living Blues Radio Chart en het kon rekenen op twee nominaties ('Album of the Year', 'Traditional Album of the Year') voor the Blues Music Awards. Ondertussen stond het gezelschap uit Chicago al op het podium van het (uitgeregende) Spring Blues Ecaussines en werd Nick Moss uitgebreid in het zonnetje gezet door de collega's van Bobtje Blues (www.bobtjeblues.com) voor zijn prestatie als meer dan zo maar een begeleider van RJ .Mischo op het Duvel Blues Festival. Het zou mij niet verbazen moest de man uitgroeien tot een van de revelaties van BRBF 2006 en vind het persoonlijk erg jammer dat de man al zo vroeg op de dag geprogrammeerd staat. Het lijkt mij de perfecte afsluiter, een menig die nog gesterkt wordt door het beluisteren van het nagelnieuwe live album dat op 11 juli zijn release kent. Wij mochten het album al onder de loepe nemen en het klinkt effenaf schitterend ... this is how Chicago Blues is meant to be heard: honest, energized and visceral! Krachtig gitaarspel dat geen enkel moment verveelt, een aangename bluesstem en uitgebreide aandacht voor zijn Flip Tops. (Willie Oshawny - piano, orgel, bass toert al een tiental jaren met Nick, Gerry Hundt - bass, guitar & harmonica en Victor Spann - drums waren ook van de partij op "Sadie Mae"). Prima muzikanten die voor deze gelegenheid ook nog versterking kregen van "Monster" Mike Welch en met brio in hun opzet zijn geslaagd ... het album moest de perfecte weergave zijn van een live concert en het mag vetjes onderstreept worden... Bob Sloane leverde met zijn mobiele recording studio een glansprestatie. De opnames hadden plaats op 14/7/2005 at Chan's in Woonsocket, Rhode Island en moeten beschouwd worden als een huzarenstukje voor zowel artiesten als technici. Nick Moss die nooit gebruik maakt van een playlist schittert en laat schitteren en plaatst met de songs "Check My Pulse", "I Never Forget" en "One - Eyed Jack" het album " Sadie Mae" nog eventjes in de belangstelling. Moss grasduint met "Egg Roll Stroll" , "Just Like That" en "Move Over Morris" (inspired by Magic Slim) verder in zijn eigen materiaal en kiest dan bewust voor een aantal niet overdone covers. Freddie King's "I Love the Woman", Jimmy Reed's "the End" ,"Your Red Wagon" van Jimmy Witherspoon, "It's Good in Your Neighborhood" van Buster Benton en onsterfelijk gemaakt door Magic Slim en Earl Hooker's "Wine - O - Baby Boogie" passeren de revue en laten in totaal meer dan 76 minuten onvervalste Chicago blues op ons los. Een prachtig voorsmaakje van wat ons op 16 Juli tussen 16h45-17h45 te wachten staat. Begin al maar te oefenen ... we want more, we want more!


NICK MOSS special at blikvangers cd's


MICHAEL BRENNAN
CAUTIOUS MAN
website:www.michaelbrennan.ca
www.myspace.com/singingcaper
info : michael@michaelbrennan.ca
label : Red Rows Music
www.cdbaby.com/cd/michaelbrennan


Michael Brennan zou voor vele werkgevers ongetwijfeld in aanmerking komen als "de" ideale werknemer .... voorzichtig, polyvalent, van alle markten thuis, iemand die zijne plan kan trekken... Naar het muzikale arbeidscircuit toe vertaalt zich dat de singer/songwriter uit Toronto, Canada, in een vorig levend nog deel uitmakend van The Wayward Angels, "feeling" heeft met het uitgebreide Ameriana gebeuren. Met het titelnummer "Cautious Man" komt Brennan in het vaarwater van "Swampy" Tony Joe White, met "Lights of the Town" wordt niemand minder dan 'Outlaw' Waylon Jennings in de schijnwerper plaatst en kan je niet naast "Flatlander" Jimmie Dale Gilmore kijken met "Check My Blues" en "Dreams Always Lie". De country/rock op "Honky tonkin' Two - Bit Affair" en "Endless Highway" doet de golden days herleven van Travis Tritt, John Emery, Lee Roy Parnell en kan je de gedachten aan artiesten als John Stewart, Hal Ketchum, Robert Earl Keen niet wegcijferen met "Spiritual Advice" en "Tender Love". Brennan heeft niet alleen goed naar anderen geluisterd, met "Gentle With this Heart Of Mine" heeft de "Cautious Man" een miljoenenseller voor Joe Cocker in huis. Exclaim! Magazine omschrijft de man als "Toronto's best kept roots/rock secret" en zijn songs krijgen het etiketje mee van "full of rugged, honest characters revealing the brutal truths of love, frustration, moving to find work, mamily and more". Voor ondergetekende is Brennan de zoveelste Canadees die samen met zijn band: Dave Tufford (Melody Ranch) on guitars, John Adames (Prarie Oyster) on drums and Dennis Pinhorn (Downchild) on bass. Icing on the cake came from studio stalwarts Michael “Pepe” Francis (electric & acoustic guitars), Ray Parker ( Hammond organ, Wurlitzer, Fender Rhodes piano), Roly Platt (harmonica), and Neil Donell (background vocals) de Yankees een broodje van eigen deeg bakt en geregeld een poepje laat ruiken. Meer moet dat niet zijn!

11 Selections – Playing Time 43:27)
How I Missed Ya / Gentle With This Heart Of Mine / Cautious Man / Spiritual Advice / Check My Blues / Dreams Always Lie / Lights Of The Town / Tender Love / Honky Tonkin’ Two-Bit Affair / Time For A Change / Endless Highway

 


 

THE MESCAL SHEIKS
THIS WORLD IS NOT MY HOME
Website: www.mescalsheiks.com
www.myspace.com/themescalsheiks
Email: dean@mescalsheiks.com / info@mescalsheiks.com
Label: Blue Cap Records / Mescal Sheiks Productions
www.cdbaby.com/cd/mescalsheiks

"This World Is Not My Home" is het nieuwe debuutalbum van de uit Los Angeles komende The Mescal Sheiks. In Amerika is de band al mateloos populair en treden ze veel op in uitverkochte zalen. Bij het horen van dit debuut begrijp je al snel waarom. De band speelt overdonderend en overtuigend en heeft een zeer eigen geluid. New Orleans, Chicago, Kansas City en L.A. komen samen in een soulvolle mix van blues door de unieke line-up, bestaande uit: Clabe Hangan (vocals), Rick Solem (keyboards, vocals), Rick Smith (harmonica) en Dean Sterling (gitaar, vocals). Het songmateriaal is van begin tot eind sterk, en bij het beluisteren van "This World Is Not My Home", is het wel duidelijk dat dit viertal leentjebuur bij hun grote voorbeelden heeft gespeelt. Opvallend aan deze sterke plaat is niet alleen het totaal eigengemaakte nummers, dat zanger Clabe Hangan op het lijf lijkt te zijn geschreven, maar ook de goede lijn in deze Mescal Sheiks plaat. De meest klassieke elementen vinden we terug op een groot aantal nummers op de plaat, uitgesponnen stukken met southern/soul blues, R&B en gospel inslag. Hun dertien funky eigen composities zijn overigens van een superkwaliteit en behoren zeker tot de beste wat we de laatste maanden in dit genre mochten horen. Op "This World Is Not My Home" mixt dit viertal met de hulp van bassist Michael Barry, drummer Albert Trepagnier Jr., gitarist Billy Watts, backing vocalist Elizabeth Hangan, percussionist Billy Sullivan en de wel bekende horn sectie, the Texacali Horns, bestaande uit Joe Sublett (tenor sax) en Darrell Leonard (trompet), blues, roots, soul, funk, R&B en gospel tot hun eigen sound. In hun vaak gezamenlijk geschreven nummers versmelten ze deze invloeden tot tegelijk rootsy en opvallend sterke, catchy melodieën. De meeste nummers zijn geschreven door Rick Solem en gitarist Dean Sterling zijn co-writing is te horen in negen van de dertien tracks. Daaroverheen klinken de stemmige refreinen uitbundig maar haarzuiver, naast Hangan's doorleefde leadzang. De nummers zijn alle opgenomen in de Cloverland Studios, North Hollywood, Californië, in een vlekkeloze productie van Rick Solem. De opnamen stralen een losheid en ongedwongenheid uit waardoor het spelplezier erg opvalt. Dat is ook te merken aan de ritmesectie die strak speelt. Naast het funky "Got To Have Me Two", het Taj Mahal's getinte "Fool For You", de trage shuffle "Honey The Night Is Young" en "Walking To The River" dat zoals de titeltrack een zeer gospel gevoel heeft, gaat onze aandacht vooral naar "Baby Whatcha Do" en "Sugar Hoodoo", songs waarin het orgelwerk van Rick Solem zeer centraal staat. Een zeer grote verassing dus. "This World Is Not My Home" mag dan ook gezien worden als een plaat waarvan ik gehoopt had dat die nog gemaakt zou worden.


 

CHRIS HARFORD
LOOKING OUT FOR NUMBER 6
Website: www.chrisharford.com
www.myspace.com/chrisharfordthebandofchanges
Label: Chocodog Records / Schnitzel records
www.chocodogrecords.com / info@chocodogrecords.com
www.schnitzel.co.uk / info@schnitzel.co.uk
Distr.: Munich Records / www.munichrecords.com


Chris Harford is een singer-songwriter van de Amerikaanse Oostkust en maakt innemende muziek, die vooral refereert aan Neil Young. Zijn muziek mengt invloeden uit de eighties pop, psychedelica en voornamelijk folk rock. De intieme liedjes zijn goed opgebouwd en liggen prettig in het gehoor. De teksten zijn erg persoonlijk en doen denken aan het betere werk van Richard Thompson, waarmee hij in het verleden reeds mee samen werkte. De diepgang van de teksten laat zich het best als poëtisch realisme omschrijven. Zonder dat hij het muziek - kopende publiek nu echt niet heeft kunnen bereiken bracht Harford zeven cd’s uit. En met nummer acht, "Looking Out For Number 6" zal dat waarschijnlijk niet veranderen. Harford (vocals, gitaren, keyboards, bas), maakt prettig in het oor klinkende muziek die uitstekend in elkaar zit. Zonder problemen valt zijn nieuwe plaat te categoriseren in de hoek van de eerder genoemde inspiratiebronnen. Samen met Dean Ween (vocals, gitaar, bas, drums), Marc Muller (pedal steel), George Flayer (viool) en Gene Ween (background vocals) is deze plaat in the 'Fabulous Fountainhead' in New Hope, opgenomen in een productie van Dean Ween aka Michael Melchiondo. De acht nummers zijn afwisselend en tot in de puntjes verzorgd. Vanaf het moment dat zijn album "Be Headed" (1992) met de welbekende gasten Richard Thompson, Loudon Wainwright III, The Proclaimers en zijn buddy Ween uitkwam, werd hij in het rijtje van veelbelovende, aanstormende artiesten geschaard: waarvan de Amerikaanse pers hoopte, dat zij de leegte op singer-songwriter gebied na Nick Drake en Tim Buckley op zou kunnen vullen. Die nalatenschap is natuurlijk niet zomaar op te volgen, al lijkt Harford steeds bekender en geliefder te worden. Op alle nummers lijken de instrumenten hun best te doen om Harford's aangename stem beter te laten uitkomen. "Looking Out For Number 6" is in feite het werk van Harford en Melchiondo als een 'two-man-band', een afwisselende plaat, te plaatsen als country-rock meets singer/songwriters. Via de heftige psychedelica van "What We Do Not Know", via het Hüsker Dü - achtige "Render Me Still", het CSNY-geïnspireerde "Teach Me" met de backing vocals van Gene Ween tot het spookachtig slotnummer "The Glider To The Queen" wordt "Looking Out For Number 6" een boeiende cd, van slechts maar acht nummers.


ELEANOR McEVOY
YOLA - EARLY HOURS - OUT THERE
Website: www.eleanormcevoy.net
Label : Mosco Disc
Thanks to : Pat Tynan / email:pattynan@btinternet.com


Zonder enige overdrijving mogen we stellen dat singer-songwriter Eleanor McEvoy één van de grootste en meest bekende artiesten van Ierland is van de laatste twintig jaar. Vorig jaar nog waren al haar concerten in alle grote zalen van het Verenigd Koninkrijk volledig uitverkocht. Tot voor kort was Eleanor alleen te beluisteren met haar band, maar sporadisch begon ze ook solo (stem, gitaar, viool) op te treden. Zoals in 2004 in Paradiso in Amsterdam waar de recensente opmerkte: "Deze vrouw schoot recht naar het hart". Maar vorig jaar was ze ook op het Brugges Festival (12/11/2005) in de Stadsschouwburg te Brugge en toen schreef een ander reporter ondermeer: ...Haar stem heeft het donkere van Dolores Mary O'Riordan (Cranberries) en het beheerst overslaande van Sinead O'Connor. Haar bluesy gitaarspel is niet om over naar huis te schrijven, haar teksten en zang wel. Ze heeft een goed gevoel voor humor en is uit het kritische hout gesneden. Ze is speels, ondeugend, innemend en subtiel. "Wie mij kent weet dat vrijwel alle vrouwen in mijn liedjes door hun vriendjes worden gedumpt. Ik heb daar een nieuwe variant op gevonden", om meteen ‘The Rain Falls' in te zetten waarin een meid de bons krijgt per per e-mail. Geen tranentrekker maar een pittige song vol venijn, pittig gitaarspel, schoonheid en een knipoog. (...) Ze vertelt over de pub bij haar om de hoek in Wexford. In ‘Butlers' doet ze als 't kan elke vrijdagavond mee in een Ierse sessie. Niet zingend, maar op de fiddle. Ze zet de viool aan haar kin en speelt de slow air "Driving Home From Butlers". (...) Uiteindelijk grijpt ze natuurlijk terug naar haar eerste album. Een juichkreet van herkenning gaat door de zaal: "Only A Woman's Heart" ..... dit was een grote hit die deze klassiek geschoolde zangeres had in de begin jaren negentig, maar is ook het titelnummer van een compilatie-cd met Ierse zangeressen. Eleanor McEvoy begon haar muzikale loopbaan, na een klassieke opleiding aan het Trinity College van Dublin, bij het National Symphony Orchestra of Ireland. Na vijf jaar hield ze de wereld van de klassieke muziek voor bekeken en stortte zich vol overgave op haar echte passie: songwriting. Dat ze van wanten weet bewijzen haar eerder verschenen albums en haar verschillende wereldtournees op talrijke podia. Haar stijl is moeilijk onder te brengen in een specifiek muzikaal vakje, het neigt eerder naar folk/pop, alhoewel dat ook hier de vlag de lading niet volledig dekt.

"Yola" (2001), haar vierde solo-cd, klinkt minder Iers en eerder als een klassieke singer-songwritersplaat in de traditie van Carole King. We zien haar meer de richting ingaan van de elektrische pop/rock dan het meer rootsy en akoestische werk hetgeen we van haar gewoon zijn. Het was een wijs besluit, zowel artistiek als commercieel, het succes van dat album "Yola" opende de weg voor een geheel nieuw publiek voor de in Wexford wonende singer-songwriter.

"Early Hours" (2004), gaat in het verlengde verder, alhoewel met veel meer sterkere jazz invloeden dan zijn voorganger. Hier vind je minder die openheid, die luchtigheid van het vorige album, eerder dezelfde mooie stem maar met meer instrumentale opvulling. Zou McEvoy het ook zo aanvoelen met de eerste song op deze cd "You’ll Hear Better Songs (Than This)"? Toch vind ik "Early Hours" ook een knappe schijf met liedjes en teksten die de aandachtige luisteraar emotioneel weten te beroeren. Hier ook weer die akoestische instrumenten, doch meer de allure van een rockband aannemend in de up tempo nummers "Days Roll By" en "At The End Of The Day". Ook heel mooi en innemend is de Chuck Berry cover "Memphis Tennessee".

Op haar nieuwe album "Out There" blijkt McEvoy nog steeds over die heel mooie stem te beschikken die wonderwel past bij het door haar gebrachte genre. Deze plaat kwam er in samenwerking met twee goede vrienden, zijnde Liam Bradley (drums, percussie, backing vocals) en Dave Rotheray (bas) van the Beautiful South, met wie ze samen het nummer "Quote I Love You Unquote" schreef. Verder horen we twee prachtige vertolkingen van Marvin Gaye’s klassieker "Mercy Mercy Me", met enkel een akoestische gitaar als backing en Lowell George’s "Roll Um Easy". De overige twaalf songs zijn allemaal originals, songs van een ontwapenende eenvoud. Dit album weet de luisteraar te boeien met een mengeling van hoofdzakelijk akoestische instrumenten met pakkende teksten, die zo uit het leven gegrepen lijken, heel herkenbaar en vertaalbaar naar eigen gevoelens en situaties. Men zou haar er bijna van verdenken dat ze stiekem je dagboek leest! Dit is de ziel van een poëet in de huid van een getalenteerde singer-songwritster. Een onverslaanbare combinatie. We hebben hier te maken met een plaat die een enorme rust uitstraalt waarvan haar teksten handelen over de dingen des levens zoals de K.D.Lang getinte opener "Non Smoking Single Female" met zijn 'smokey lounge' sfeertje, geeft meteen aan wat u verder mag verwachten op dit album. Deze 'late night' muziek word verder gezet in de volgende tracks: "To Sweep Away A Fool", "Wrong So Wrong", "Little Look", "Three Nights in November" en "Mercy Mercy Me". Toch komt er wat meer beweging in het meer mid-tempo pop-nummer "Quote I Love You Unquote", dat het zeer goed zou doen als single van deze plaat. Het marimba gekleurde "So Much Trouble" is een brave keuze en tevens een zeer mooi nummer. Het absolute hoogtepunt is het nummer "Suffer So Well", een song die niet alleen omwille van zijn mooie melodie met mandolin en vioolspel, zo mooi is, het is gewoon een hartverscheurend nummer, gevolgd door het bluesy "The Way You Wear Your Troubles", dat ook weer ... zo mooi is. En zoals we dit wat gewoon zijn geworden is dit album uitgegeven op een Super Audio CD, deze sound zorgt natuurlijk voor het perfecte geluid op dit nieuwe pronkstuk, Eleanor McEvoy's beste album. Kortweg: "Out There" is een cocktail van jazz, folk en blues met ijzersterke teksten, schitterende melodieën en een stem uit de duizend van Ierlands meest talentvolle singer-songwriter.

www.eleanormcevoy.net

MORE SPECIALS AT BLIKVANGERS CD'S


THE MICHAEL LANDAU GROUP
LIVE
Website: www.mikelandau.com
www.myspace.com/michaellandau
Label : Provogue Records / Mascot Records
www.mascotrecords.com / mail@mascotrecords.com
Distr.: Bertus / www.bertus.nl

De gitarist Michael Landau is één van de beste rock-acts van dit moment. Typerend voor Michael Landau is de manier waarop hij blues, rock en jazz/ fusion laat samensmelten. Op het moment is deze gitaarvirtuoos een zeer gevraagde act in de Amerikaanse bluesrock scène. Landau is wat je zou kunnen noemen een echte, 'studio cat' en is samen met zijn maatje Steve Lukather op bijna nagenoeg alle pop, fusion en rockplaten te horen vanaf de eind zeventiger jaren. Zo heeft Landau gespeeld en opgenomen met o.a. Miles Davis, Joni Mitchell, Rod Stewart, James Taylor, Michael Jackson, Karizma, Seal, Pink Floyd... hij heeft werkelijk op ontelbaar veel sessies gespeeld. In 1990 heeft hij op kleine schaal een aan jazzrock gelieerde plaat uitgegeven. Deze instrumentale plaat werd vervolgens als "Tales From The Bulge" regelmatig heruitgegeven en herbergt o.a. grootheden als Vinnie Colaiuta, Wayne Shorter en Lenny Castro. Landau's vorige release "L I V E 2000", at "The Baked Potato", is ook alweer zes jaar geleden (hoe dat ik het weet!), en is de vergelijking leuk te trekken met zijn nieuwe plaat. Wederom een dubbel live CD, met de originele titel "Michael Landau Group-Live", en horen we dat zijn geweldig mooie gitaarsound nog niets heeft moeten inboeten. Landau is nog steeds een fantastische gitarist zonder in gepiel te vervallen. De afgelopen twee jaar is Landau een graag geziene gast in de Jazz/ Blues club 'The Baked Potato' in North Hollywood. De veelgevraagde sessiegitarist laat er, met gevarieerde line-ups achter zich, het maximale uit zijn gitaar horen. Middels heavy blues-rock, jazz/ fusion en rock geeft hij een avontuurlijke rondleiding door zijn kunsten. Hij weet iedereen moeiteloos te imponeren met zijn meesterlijke frasering, een eigen stijl en vooral veel power! Weg met die blues-clichés en standaardlicks! Het zijn de echte sterren die de vrijheid van de twaalf maten van een bluesschema gebruiken om alle grenzen van het spectrum te verkennen. Met zijn vorige album heeft hij al naam gemaakt, en met "Michael Landau Group-Live" zal de naam en faam alleen maar groter maken. Het gitaargeluid is vet, lenig en appetijtelijk en samen met Scott Kinsey (keyboards), Jimmy Johnson (bas), Chris Roy en de drummers Toss Panos, Gary Novak en Ron Bruner Jr. is dit een zeer op elkaar ingespeelde band die echt fantastisch op elkaars noten en roffels anticipeert. De band is positively smokin’, zoals dat in blueskringen heet. De kracht en verrassing van dit album zit in de afwisseling van ballads en scheurdeunen, en stevige elektrische bluesriffs. Snelle en ruige nummers wisselen af met langzamer nummers. Liefhebbers van gitaarblues komen zeker aan hun trekken in "Michael Landau Group-Live". Zeker een tip ook voor Jeff Beck liefhebbers.


SIX MILE GROVE
BUMPER CROP
website : www.sixmilegrove.com
info : brandon@sixmilegrove.com
label : Eigen Beheer
www.milesofmusic.com
Thanks to:Info: Rob Ellen
rob@medicinemusic.co.uk
www.medicinemusic.co.uk

Een mens is nooit te oud om te leren ... ga je er vanuit dat je een prima nieuw groepje hebt ontdekt, blijken de heren van Six Mile Grove met "Bumper Crop" reeds aan hun vierde album toe. Zij deden in het verleden zelfs beroep op levende legende Lou Whitney om de produktie van hun eerste album "A Day's Work" ('97) in goede banen te leiden. De opvolgers "Long Distance Everything" ('98) en "Friction" (2000) deden de groep, in een tijdspanne van een twaalftal jaren, evolueren van een coverbandje dat oorspronkelijk voornamelijk materiaal bracht van Buddy Holly en Johnny Cash naar een leuk alt.country/roots/rock gezelschap. Zelfs het gezaghebbende Miles of Music laat de bazuinen schallen wanneer zij het hebben over Six Mile Grove en Jeff Hanna van The Nitty Gritty Dirt Band durft zelfs nog een stapje verder gaan ... "They really knocked us out. Cool tunes, great rootsy grooves and not a wasted note. These guys are the real deal". Een groot aandeel in deze ontwikkeling mag op het konto van Brandon Sampson (lead vocals, rhythm gt, harmonica en songwriter van dienst) geschreven worden. Samen met broertje Brian (drums & percussie), Dezi Wallace (bass, guitar, banjo, mandolin) en Barry Nelson (backing vocals, Wurlitzer, Hammond, piano, lead gt), is Brandon de bezieler van het uit Rochester, Minnesota afkomstige Six Mile Grove en onder hun viertjes tekenden zij voor de volledige produktie van dit album. Self-recorded, produced, mixed & mastered ... of wat je zelf doet ... doe je meestal beter en het resultaat van die noeste arbeid mag gezien en vooral gehoord worden. Veertien songs of meer dan 52 minuten genieten van ondermeer leuke country deuntjes à Johnny Cash (het feit dat Six Mile Grove regelmatig van de partij is als begeleidingsband van Bob Wootton, die op zijn beurt meer dan dertig jaren optrad als gitarist bij "The Man in Black", zal daar niet vreemd aan zijn, maar ook het betere singer/songwriterswerk dat refereert naar bandjes als Uncle Tupelo en met de songs "Doll in a Box", "Bus Stop Revelation" en "Man of Steel" (met een heus video-clipje op hun site) voor heuse pareltjes zorgt. Voor deze jongen een van de leukste verrassingen van 2005 en tevens de aanzet om het eerder verschenen materiaal van Six Mile Grove op te sporen.


WILL KIMBROUGH
AMERICANITIS
website:www.willkimbrough.com
info: will@willkimbrough.com
label: Daphne Records
www.myspace.com/willkimbroughdaddy
http://youtube.com/results?search_query=kimbrough



Will Kimbrough kan ongetwijfeld beschouwd worden als "One of the hardest working men in the showbusiness" en een van de simpathiekste muzikanten op deze aardkloot. Bijzonder vriendelijk voor de mensen die begaan zijn met zijn werk, zo mochten wij een uitgebreid bedankje ontvangen voor onze recensie van het album "Daddy at the Women's Club" van de gelegenheidsformatie Daddy (december '05). Een hernieuwde samenwerking van het duo Kimbrough & Tommy Womack dat uitstekende verkoopcijfers behaalde. Ondertussen zat "The Alien" niet stil want ondanks zijn drukke bezigheden als lead gitarist voor Rodney Crowell enTodd Snider, zijn producerswerk voor Kate Campbell, zijn medewerking aan Jimmy Buffett's album "Take the Weather with You" (om met Mark Knopfler, Sonny Landreth), vond hij nog de tijd om het album "Americanitis" op ons los te laten. Inmiddels zijn vierde solo-album ("Home Away", "Godsend" en "This" verschenen op Waxy Silver Records) en het is opnieuw een verzameling geworden van diverse invloeden en stromingen in het muzikale landschap. Bovendien heeft de man zijn eigen visie over de maatschappelijke en politieke problemen in zijn thuishaven en durft hij die ongenuanceerd te verkondigen in de zeventien songs op dit album.

"Kimbrough's latest songs provide a meditation on the meaning of being an American in the twenty-first century. He explores the ironies and
contradictions that make up the American character, including the avarice of white collar crime ("I Lie" "Act Like Nothing's Wrong") and the duality of America's thirst for both God and guns ("Pride," delivered as a T Bone Burnett styled spoken word, and the hymnal "Warring Ways"). The album's second half includes a variety of blues, including the electric "Another Train" the acoustic gospel-tinged "Wind Blowing Change," the soulful pop "Another Train," and the funereal "Perfect Desert Blue." The album closes with "Brand New Song," marrying the folk construction of Woody Guthrie with the spiritual depth of Johnny Cash. It's an unusually positive and hopeful close to an album full of biting social study and interpersonal observation.
[(c)2006 redtunictroll@hotmail.com]

Prima recensie, schitterend album en een singer/songwriter/multi-instrumentalist naar ons hartje die onlangs nog op de bres sprong voor Willie Nelson toen die betrapt en aangehouden werd met enkele grammen hasj. FREE WILLIE!


WHERE BLUES MEETS ROCK VII
Label : Provogue Records
Distr.: Mascot Records
www.mascotrecords.com
mail@mascotrecords.com
Distr.: Bertus / www.bertus.nl

De serie "Where Blues Meets Rock" van Provogue, een in stevige bluesrock gespecialiseerde platenmaatschappij, is alweer toe aan nummer zeven. Een aantal van de artiesten op deze editie kreeg eerder dit jaar al lovende kritieken in Rootstime, o.a. Joe Bonamassa, Leslie West, Pat Travers, Rick Derringer, Stoney Curtis Band en Carl Verheyen laten je voelen dat blues en rock nog steeds een geslaagd huwelijk vormen. Zoals altijd worden in deze reeks meer bekende namen afgewisseld met enkele nieuwkomers. Al is er van nieuwkomers op deze cd niet veel van te merken; allemaal 'veteranen', die allen uitblinken in hetzelfde: stevige, blanke blues. Voor liefhebbers en leken een ideale en goedkope manier om kennis te maken met veel goede en nieuwe muziek, want tegen een gunstige prijs krijgt u hier, een overzicht van de hedendaagse Provogue-stal middels tracks van recente dan wel binnenkort te verschijnen releases. De verzamelaars heten "Were Blues meets Rock". Als je naar de site van Mascot Provogue gaat dan kun je tracklists zien van die albums (al moeten ze deze even up-daten), het zijn zogenaamde label samplers. Ze zitten allemaal in het low price segment en zijn uitermate pruimbaar.