ARCHIEF - OKTOBER 2008 - NOVEMBER 2008 - DECEMBER 2008

JANUARI 2009 - FEBRUARI 2009 - MAART 2009 - APRIL 2009

EACH MONTH MORE THAN 100 REVIEWS FOR YOUR ROOTS LOVIN' EARS!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

STEVE EARLE
TOWNES
Website Myspace
Label: New West Records
Distr.: Sonic Rendezvous

 

Steve Earle is niet de geringste onder de popmuzikanten van de wat oudere generatie. De Amerikaanse singer-songwriter is niet enkel bekend om zijn rock- en countrymuziek, maar evenzeer om zijn uitgesproken politieke teksten. In de jaren ’70 begon hij zijn carrière in bars naast anti-Vietnam activisten. Hij debuteerde in 1986 met "Guitar Town", maar ondergroef zijn potentiële sterrendom al snel met een (bijna) allesverwoestende drugsverslaving die hem tot een schijnbaar hopeloos bestaan aan de zelfkant en in de gevangenis bracht. Maar vanaf het midden van de jaren negentig, na een langdurige afkickperiode, was hij weer helemaal terug en produceerde hij een reeks gelouterde platen met grotendeels zelfgeschreven materiaal van hoog niveau. Zo trok hij van leer tegen de doodstraf, tegen de ‘war on terrorism’ ("Jerusalem", 2002) en tegen de oorlog in Irak ("The Revolution Starts Now", 2004). ‘The Revolution Starts Now’ werd gebruikt in de promotie voor Michael Moores anti-oorlogsdocumentaire "Fahrenheit 9/11". Ondertussen is Earle ook de echtgenoot van Allison Moorer geworden en om zijn onderhoudsgeld voor zijn vorige vrouwen te kunnen betalen verscheen in 2007 het album "Washington Square Serenade", en hierop neemt onze ruwe-bolster-blanke-pit wederom geen blad voor de mond, al is deze plaat niet zo politiek geladen als zijn voorgangers. Earle vindt een grote bron van inspiratie in de tijdsgeest van Bob Dylan. "Washington Square Serenade" weerspiegelt dan ook het idealisme van de folk revival uit die periode. Zoals deze plaat verder doet vermoeden, woont Earle tegenwoordig in de altijd hippe New Yorkse wijk Greenwich Village, alwaar hij een nieuw platencontract tekende met het New West-label. Earle is gewoon een grandioos muzikant, die de wereld met een heerlijke stem, gebalde muziek en keiharde teksten een geweten schopt. Onder de noemer "Townes" heeft hij nu voor ditzelfde label een album samenstelt met covers van zijn held, de legendarische Townes Van Zandt.

 

Earle ontmoette Van Zandt in 1972 tijdens één van Earle’s optredens in The Old Quarter in Houston, Texas. Later zei Earle eens over het getroebleerde genie die hem als losgeslagen tiener onder zijn hoede nam: "Townes Van Zandt is the best songwriter in the whole world and I'll stand on Bob Dylan's coffee table in my cowboy boots and say that". Als er op aarde één klasbak rondloopt die de kern van de tragische Van Zandt kan doorgronden is het wel Earle. In vijftien intrigerende tracks blaast hij 's mans oeuvre nieuw leven in. Earle brengt als het ware hulde aan zijn mentor, die op nieuwjaarsdag 1997 tenonder ging aan drank en drugs, slechts 52 jaar oud. Het album werd opgenomen door Earle in zijn huis in Greenwich Village, de Sound Emporium en Room And Board in Nashville, TN en The Nest in Hollywood, CA.

Op dit album is Alison Moorer, Steve's vrouw ook te horen in het ontroerende "Loretta" en "To Life is to Fly". Andere gastbijdragen zijn er van Tom Morello (Rage Against The Machine) in het nummer "Lungs", en op "Mr. Mudd and Mr. Gold", wisselen Earle en zijn zoon Justin Townes Earle coupletten af. In de songs "White Freightliner Blues", "Delta Momma Blues" en "Don’t Take It Too Bad" wordt Earle begeleid door een bluegrass band, bestaande uit Dennis Crouch, Tim O’Brien, Darrel Scott en Shad Cobb.

Al vanaf het mooie sobere, al vaker gecoverde "Pancho and Lefty" en de vrijelijk klinkende bluegrass tijdens "White Freightliner Blues", lijkt hij alles in de juiste vorm te gieten. De herkenbare klanken van Earle wisselen zich af met het meer oorspronkelijke Townes-geluid. Toch experimenteert hij ook met bijvoorbeeld drumloops en bijgeluiden op "Lungs" (wordt misschien wel een beetje verknoeid door deze computerpercussie), om erna evenwel met pure eenvoud en totale schoonheid uit te pakken tijdens "No Place To Fall". Tussen het gekozen repertoire horen we ook het met elektriserende bluesharp overladen en ruige "Where I Lead Me", het iets meer geforceerde "Loretta", het magnifieke "Mr. Mudd and Mr. Gold", een duet met zoon Justin Townes, waarin ze het begin van de vriendschap tussen Earle en Van Zandt bezingen en de sierlijke afsluiter "To Live Is To Fly". Steve Earle heeft al vele jaren een succesvolle carrière in de muziekindustrie, waarin hij steeds nieuwe wegen inslaat. "Townes" is alweer een reden om onze troubadour te blijven koesteren, want dit is echt vakwerk!

Tracklist:
1. Pancho And Lefty
2. White Freightliner Blues
3. Colorado Girl
4. Where I Lead Me
5. Lungs
6. No Place To Fall
7. Loretta
8. Brand New Companion
9. Rake
10. Delta Momma Blues
11. Marie
12. Don’t Take It Too Bad
13. Mr. Mudd And Mr. Gold
14. (Quicksilver Daydreams Of) Maria
15. To Live Is To Fly


 

 

GOMEZ
A NEW TIDE
Website Myspace
Label : ATO Records
Distr. : Rough Trade

 

In 1998 gingen de vijf heren van de Britse formatie ‘Gomez’ nog lopen met de begeerde majestueuze muziekaward “Mercury Music Prize”. Gomez zijn Ian Ball, Ben Ottewell, Tom Gray, Paul ‘Blackie’ Blackburn en Olly Peacock. De drie eerstgenoemden wisselen elkaar steevast af voor de zangpartijen en voor het songschrijverswerk. De groep heeft zijn thuisbasis in Southport en brengt nu hun zesde studioplaat uit die tot onze verbazing vrij matige perskritieken krijgt. Mogen wij even tegen de stroom invaren? Wij vinden “A New Tide” namelijk een uitstekende plaat met elf fris klinkende, hedendaagse composities. Misschien geen grote hits of echte uitschieters maar ook nergens een song die we snel willen doorspoelen. Na hun muzikale erkenning in eigen land en het binnenrijven van bovenvermelde prijs kreeg het vijftal plots meer succes in Amerika dan in eigen land. Doorheen de jaren evolueerde Gomez van een groep met vooral experimentele muziek en soundscapes naar een band die meer en meer populaire pop- en rocksongs op plaat zette. Dat is op “A New Tide” zeker ook het geval want soms lijkt een nummer zeer sterk op de songs van de huidige succesband Snow Patrol of vocaal op het zangwerk van David Gray. De eerste track op dit album “Mix” wordt gezongen door Ian Ball en begint vrij akoestisch om nadien uit te groeien tot een bombastische popsong die mikt op de hitparades. Voor liedjes als “Little Pieces” (zang van Ben Ottewell) en het luchtige “If I Ask You Nicely” met Tom Gray aan de microfoon mogen ze me altijd uit mijn luie zetel halen. Scheurende gitaren afgewisseld met melancholische gezangen die een zeer moderne popsound tot resultaat hebben. Deze cd is misschien wel hun meest toegankelijke voor het grote publiek geworden en daar is niets mis mee na meer dan tien jaar zwoegen voor erkenning. Een heel mooi liedje is “Bone Tired”, een sprankelend frisse popsong en ook het aanstekelijke upbeat deuntje “Airstream Driver” heeft een grote portie hitpotentieel, net als “Natural Reaction”. Eén keer keren ze terug naar hun folkroots in het op akoestisch gitaarspel drijvende “Other Plans”. Gomez lijkt me een groep te zijn waarvoor vele fans naar de festivalweiden zouden afzakken voor een zorgeloos avondje meezingplezier met hun songs. (valsam)


 

 

TIERNEY SUTTON BAND
DESIRE
Website Myspace
Label: Telarc Records
Distr.: Codaex
VIDEO 1 VIDEO 2

 

De Amerikaanse Jazz-vocaliste Tierney Sutton (1963) werd geboren in Wisconsin en groeide op in Milwaukee. Op de Boston University studeerde ze Russische talen en literatuur en het was pas toen ze ongeveer twintig was dat ze aan de Wesleyan University in contact kwam met jazz. Ondertussen bracht deze zangeres sinds 1998 reeds acht cd’s uit en werd ze in 2005 genomineerd voor een grammy in de categorie Best Jazz Vocal Album. Ook won ze in datzelfde jaar de prestigieuze JazzWeek’s Vocalist of the Year Award. Bij ons is Tierney Sutton weinig bekend maar hopelijk komt daar met deze plaat gauw verandering in. Het bijzondere aan Sutton is dat ze haar vertolkingen van bekende of minder bekende songs steeds op een heel eigen verfijnde manier brengt. Haar stijl doet soms wat denken aan collega vocalisten als Diana Krall. Sutton’s credo is echter om ‘nooit iets te doen dat al gedaan is door haarzelf of door anderen’. Dit valt natuurlijk het meest op in de bekende standards, die geheel als ‘nieuw’ gepresenteerd worden. Verder is het belangrijk om te weten dat Tierney Sutton reeds meer dan 25 jaar een praktiserende aanhangster is van het Bahai-geloof, dat vooral gekenmerkt wordt door de overtuiging dat de alle grote wereldgodsdiensten eigenlijk een grote onderliggende eenheid bezitten. De zoektocht naar die spirituele eenheid is dan ook een sleutelbegrip in haar muziek die ze met haar vaste band, bestaande uit Ray Brinker (drums), Christian Jacob (piano) Trey Henry en Kevin Axt (bas), telkens opnieuw probeert te genereren. De titel van haar nieuwste cd luidt ‘Desire’ en dit verlangen, vaak in de materiële betekenis van emotioneel bezit nemen over de ander, is dan ook het grote thema waarover Sutton & Band op deze mooie plaat mediteren. Zo klinkt ‘It’s Only A Paper Moon’ bijna als een esotherisch gebed over wat echt en niet echt is en wat het verschil maakt tussen die twee. Het prachtige pianospel van Jacob en de ijle gezangen van Sutton tillen deze song naar een hemels niveau. In ‘My Heart Belongs To Daddy’ legt Sutton met een nerveuze vertolking de nadruk op de emotionele en materiële gebondenheid tussen vader en dochter (‘He buys me things/ diamond Rings’) en de song klinkt dus veel minder ‘gespeeld’ onschuldig dan in de beter bekende versie van Marilyn Monroe. Nog een bekend nummer is ‘Fever’, waarop eerst twee bassen zich tegen mekaar aanschurken en het drumwerk van Brinker het in een later stadium overneemt. De passionele koorts lijkt iets meer op een neurotische verslaving dan op beginnende romantiek. ‘Whatever Lola Wants’ onderstreept op indrukwekkende wijze de duivelse bezitsdrang van een zekere Lola, een archetypische femme fatale die recht op haar doel afgaat. Maar de mooiste song op deze plaat is misschien wel ‘Long Daddy Green’ over een soort zandmannetje dat leugenachtige dromen uitstrooit over the small people die hun leven lang verlangen naar ‘fortune & fame’. Het bijna angstaanjagend instrumentaal middenstuk van deze song weet ons echter te waarschuwen voor het ware karakter van deze ‘Long Daddy Green’. En zo illustreert dit ‘Desire’ album vooral de donkere kant van het menselijk verlangen. Dit Verlangen leidt volgens Sutton niet naar verlossing, maar lijkt ons net te binden aan het Kwaad. Deze plaat is een flinke aanrader voor liefhebbers van verfijnde vocale jazz à la Cassandra Wilson of Diana Krall. Tierney Sutton voegt aan deze stijl nog een persoonlijke spirituele ondertoon toe. Wij verlangen alvast al naar haar volgende plaat. (Shake)


 

 

THE BITTER TEARS
JAM TARTS IN THE JAKEHOUSE
Website Myspace
Contact
Label : Carrot Top Records
Distr. : Bertus

 

Als je een cd-titel leest die “Jam Tarts In The Jakehouse” is kan het niet anders dan dat je enkele vraagtekens hebt bij wat je op het schijfje verwacht te gaan horen. Die titel werd door de uit Chicago, Illinois stammende vijfmansformatie ‘The Bitter Tears’ aan hun allernieuwste muzikale werkstuk meegegeven. Dat ze wel van wat rare titels houden blijkt uit de titel van hun debuutplaat “The Grinning Corpse Who Went to Town”. ‘The Bitter Tears’ zijn een band die bijna vaudeville en cabaretachtige shows afleveren waarmee ze in Chicago voor een avondvullend programma zorgen. Toch is er steeds een onderliggende basis in de songs die bouwt op rock and roll met een sausje van countrymuziek. Het lijkt allemaal vooral om te lachen maar dat is niet noodzakelijk zo want de meeste nummers zijn voorzien van een catchy riff en een knappe melodie. Zo is de eerste song op deze nieuwe cd “Slay The Heart Of The Earth” al meteen een schot in de roos en met “Bachelors Say” leveren ze daarna al het naar ons gevoelen sterkste nummer af. Het is een vrolijk deuntje inclusief accordeon en lustige blazerssectie dat iets zeer aanstekelijks in zich heeft en al na de eerste beluistering werkelijk urenlang in je hoofd blijft hangen. De orkestratie is duidelijk iets waaraan de heren van ‘The Bitter Tears’ veel aandacht hebben willen besteden. De grappen, de humor, de dolle gekte en de waanzin zijn erg handig verpakt in uiterst professioneel gearrangeerde songs, getuige daarvan o.a. “Inbred Kings”, “Oiling Up” en het zacht beginnend maar daarna langzaamaan swingende “Starlight”. Bij hun optredens plegen de heren zich vrolijk en knotsgek uit te dossen in de raarste kleding of zich helemaal te verkleden in bijvoorbeeld een dode bruid, een kat of als iemand die voorop loopt in de ‘gay pride’-parade’. De fun en de zelfspot primeert bij hun vele optredens waarbij ze trouwens ook maar al te graag hun publiek proberen te betrekken. De surrealistische en vaak dubbelzinnige teksten zorgen wel steeds voor een grijns, een glimlach of nog frequenter voor een bulderlach. Hun excentrieke zanger Alan Scalpone - de vent in de bruidsjurk – weet zich terwijl hij met zijn lichtjes nasale stem zingt goed omringd door even weirde muzikanten met bijvoorbeeld een opgeplakte snor of in een veel te korte scoutsbroek met opvallend openstaande rits. Dit zootje ongeregeld vergeet echter nooit om ook heel mooie songs te brengen waarvan er hier nog best enkele vermeld kunnen worden wegens opgenomen op deze cd “Jam Tarts In The Jakehouse”. Zo smelten we een beetje weg bij het horen van het in close harmony gezongen “The Love Letter” en bij cd-afsluiter “Worthless Sleaze”. Het zal intussen wel duidelijk zijn: mochten ‘The Bitter Tears’ ooit besluiten om in de Benelux te komen optreden, dan kan je er best bij zijn voor een avondje onvergetelijk doch zeer absurd entertainment. (valsam)


 

 

ANDY CHURCH
SLEEPING IN THE VAN
Website Myspace Contact
Label : Garland Ruby Music
Distr. : Powderfinger Promotions
CD-Baby

 

Invloeden van de Beatles en The Stones, The Clash en The Ramones worden vermeld op de MySpace-site van Andy Church, maar net zo goed Frank Sinatra. Deze producent van hedendaagse alternatieve gitaarpop- en rocksongs is afkomstig uit Rowayton in de Amerikaanse staat Connecticut. Hij heeft onlangs de opnamen van zijn debuutalbum “Sleeping In The Van” beëindigd en toont ons nu het resultaat met een zekere vorm van trots en fierheid. In zijn muziek probeert hij zowel hart als ziel te laten spreken in de teksten van de songs. Muzikaal hoor je die invloeden van de vernieuwende groepen uit de jaren zestig en zeventig gemakkelijk terug. “Sleeping In The Van” bestaat uit negen eigen liedjes en een cover van “Shower The People You Love”, een klassieker uit het repertoire van James Taylor. Standout track is naar ons gevoelen “Imaginary Girl” met een zeer meeslepende rockende melodie en een tot de verbeelding sprekende tekst. Daarbovenop zit ook nog een stukje opgenomen telefoongesprek waarin vriendin Joni Walser lieve woordjes fluistert. De songs zijn eigenlijk stuk voor stuk knappe composities die op een professioneel arrangement konden terugvallen en op de uitstekende prestaties van de muzikant in de studio. Eéntje maar want hij speelde alle instrumenten helemaal alleen in (op wat koperwerk na). Niet te vergeten zijn natuurlijk ook de kwalitatief hoogstaande zangprestaties van de inmiddels 48-jarige Andy Church zelf. De man beschikt over een warm en aangenaam stemgeluid hetgeen de meeste songs op deze cd een extra positieve kwaliteitsdimensie bezorgt. Het album begint en wordt afgesloten met hetzelfde nummer “Linden Lane” dat aan het einde nog eens in een instrumentale ‘Rhythm Mix’-versie afgeleverd wordt voor de karaoke-liefhebbers onder u. Bluesy folk wordt voorgeschoteld in “Pandora’s Box” en in “Stars Align” met knap gitaarspel. Het ritme wordt daarna enkele tellen teruggedraaid voor het meerstemmig gezongen en daardoor wat Eagles-schatplichtige “Look Both Ways”. Dat geldt ook voor de titeltrack “Sleeping In The Van” dat zeer gevoelig gezongen wordt en misschien wel het meest hitpotentieel heeft. Ook voor “Quietly Falls To Pieces” blijft het tempo nog wat aan de lage kant. Daarna kabbelt het album rustig naar zijn einde waar we die mooie James Taylor-cover “Shower The People You Love” aangeboden krijgen. “Sleeping In The Van” van Andy Church is een zeer easy-listening plaat die best te genieten valt tijdens een rustig moment. (valsam)


 

 

 

JONATHAN TERRELL
TRIALS AND STIMULATIONS
Website Myspace Contact CD-Baby

 

De Amerikaanse staat Texas leverde al ontelbaar veel talenten af en in de laatste maanden zagen we een nieuwe lichting van goede muzikanten aan de horizon verschijnen. Jonathan Terrell uit Longview is zo’n rijzende ster. Zijn sterke en zelfspiegelende teksten op folk, country, blues en rockmuziek in de stijl van Tom Petty of Dwight Yoakam klinken verfrissend tussen het hedendaagse oorkwellende lawaai dat ons al te vaak op de radio wordt geserveerd. Het songschrijven werd al op vrij jonge leeftijd een noodzakelijk kwaad voor Jonathan Terrell en zijn songboek telt ondertussen meer dan 250 eigen nummers. Vanzelfsprekend was het niet eenvoudig om daaruit een beperkte selectie van 14 liedjes te maken om in de studio op te nemen voor zijn debuutalbum als soloartiest “Trials And Stimulations”. Maar hij heeft zijn keuze zorgvuldig en correct gemaakt want deze cd is erg goed in zijn genre en zal deze artiest als een verrijking in de muziekscène helpen katalogeren. In “Cold Fire Burning” duiken fijne herinneringen op aan de muziek van ‘Whiskeytown’ ten tijde van Ryan Adams. Later krijgen we die indruk nogmaals in het nummer “Cecilia” waarin ook het schitterende saxofoonspel van Ernesto Ponce voor de emotionele sfeerzetting in het liedje zal zorgen. Countryballads zijn het sterkste punt van Jonathan Terrell zoals hij demonstreert in o.a. “Had Her And I Lost Her”, “Wash Your Mouth” en “Raining Sundays”. Maar ook in de meer swingende rocksongs weet hij zijn mannetje te staan. Luister maar eens naar het zeer dansbare “Boots” of naar “Strangers”. Tussendoor gaat hij zich ook al probleemloos positioneren op het pad van de folky singer-songwriter in o.a. “The Lone Road”, “Faith Will Provide” en cd-afsluiter “Chains”. We hoorden voor het eerst van deze zanger bij de release van de cd “Emory” in 2006, toen nog als ‘Jonathan Terrell and the Organization’. We vermoeden toch dat het deze soloplaat zal zijn die hem een plaatsje tussen de gevestigde waarden gaat opleveren. (valsam)


 

 

AKRON/FAMILY
SET ‘EM WILD, SET ‘EM FREE
Website Myspace
Label : Dead Oceans
Distr. : Crammed Discs Contact

 

Akron/Family is na het vertrek van Ryan Vanderhoof die naar een boeddhistisch klooster trok een trio uit Williamsport in de Amerikaanse staat Pennsylvania en voor alle duidelijkheid: er is geen enkele familiale band tussen de drie leden. Seth Olinsky, Miles Seaton en Dana Janssen brengen al sinds een zestal jaren platen uit in een genre dat op zijn minst opvallend, zelfs controversieel genoemd mag worden. Hun titelloze debuutalbum “Akron/Family” uit 2005 zette meteen de toon voor een serie platen in een niet onbesproken muziekstijl. Meestal een aaneenrijging van chaotische klankenspelletjes, vaak een groot deel muzikale improvisatie en wilde gezangen maar soms ook echt mooi klinkende meerstemmige klankharmonieën. Ook voor hun cd’s “Meek Warrior” uit 2006 en “Love Is Simple” uit 2007 zijn ze deze muzikale keuzes trouw gebleven. Hun nieuwe cd “Set ‘em Wild, Set ‘em Free” laat echter ook een meer matuur geworden band horen. De begintune “Everyone Is Guilty” sluit nog nauw aan bij het eerdere werk, maar daarna klinkt de song “River” vrij poppy en fris en durven we er zelfs hitlijstkwaliteiten aan toeschrijven. De Afrikaanse calypsoklanken en een vrolijk meezingbare tekst zullen daar wel niet vreemd aan zijn Wanneer een artiest als Michael Gira hen ‘de beste band op de planeet’ noemt moeten we dat niet zomaar onvoorwaardelijk geloven maar we durven daaruit wel concluderen dat ze ook op fans onder de collega-muzikanten mogen rekenen. Akron/Family houdt er van om hun publiek zo vaak als mogelijk op het verkeerde been te zetten en ze schakelen dan ook over op totaal uiteenlopende songstijlen tussen de verschillende nummers. “The Alps + Their Orange Evergreen” is een folky en haast akoestische ballad die eigenlijk een simpel liefdesliedje herbergt maar met zijn dubbelzinnige tekst net zo goed een andere dimensie kan worden toegemeten. Voor ons alvast het hoogtepunt op dit album. Daarna gaan ze nog even op de pedal steel countrytoer met “Set ‘em Free, Pt. 1” en dan overheerst in enkele daaropvolgende nummers vooral hun keuze voor ‘noise’, chaotische klankpanelen waar wij moeilijker vat op blijken te krijgen. Dat geldt zeker voor “Gravelly Mountains Of The Moon” en voor het instrumentale “MBF”. Gelukkig mogen we ook nog even op wat meer harmonieuze samenzang rekenen in het experimentele “They Will Appear” en in “Many Ghosts”. Op het einde stappen Akron/Family nog even binnen in het wereldje van de postrock met “Sun Will Shine” en mikken ze op een draaibeurt in het avondprogramma “Duyster” op StuBru met “Last Year” waarin ze continue deze zin herhalen: ”Last year was a hard year, for such long a time, this year’s gonna be ours”. Aan de luisteraars nu om hun gelijk te bewijzen en hun plaat de daarvoor broodnodige verkoopcijfers te bezorgen. Voor ons mogen ze alvast op de ingeslagen weg doorgaan. (valsam)


 

 

BRUCE COCKBURN
SLICE O LIFE LIVE SOLO
Website Myspace
Label: True North Records
Distr.: Codaex

 

De Canadese singer-songwriter Bruce Cockburn maakt al sinds 1970 platen, en leverde in de jaren tachtig met "Stealing Fire" en "Nothing But A Burning Light" wat mij betreft zijn beste werk af. En om gelijk met de deur in huis te vallen: "Slice O Life - Live Solo" is de nieuwste plaat, een live album! Waar vorige live recordings: "Circles in the Stream" (1977), "Live" (1990) en "You Pay Your Money and You Take Your Chance" (1997), allen opnames met band zijn gaat hij nu op deze dubbelaar volledig solo. Opnames die gebeurden vorige zomer in de VS en Quebec, en waarbij Colin Linden Cockburn's muzikale mengeling van folk, jazz en wereldmuziek in combinatie met Cockburns cynisme, hoop en openhartigheid mooi heeft weten te produceren.

 

Bruce Cockburn werd in 1945 in Ottawa geboren. In 1969 bracht hij zijn eerste plaat uit. Inmiddels heeft hij ruim 30 platen en cd’s op zijn naam. In Canada (en in mindere mate ook daarbuiten) heeft hij een grote en trouwe schare fans. Zijn aanvankelijke folk-stijl smeedde hij met de tijd door de verwerking van allerlei verschillende invloeden (rock, jazz, blues e.a.) om tot een geheel eigen geluid met vele gezichten. Over het werk van de vroege Cockburn hangt een spiritueel waas, dat op zijn best vaag genoemd kan worden. Dan bekeert hij zich in 1974 tot het christendom en gaat hij teksten schrijven vol mooie en rijke religieuze symboliek. Je zou de jaren 1970-1980 Cockburns periode van oriëntatie kunnen noemen. Zo is "High Winds White Sky", zijn officiële tweede plaat uit 1971, een wonderschone akoestische plaat, waarbij vooral al opvalt hoe vloeiend zijn gitaarbeheersing is. Hierop zijn ook duidelijk nog Greenwich Village sporen te horen, waarbij het vooral leuk is te verwijzen naar de twee bonustracks die er op "High Winds White Sky" te horen zijn, waarschijnlijk de allereerste bekende live-opnamen van Cockburn. Van droomplaat een hele stap voorwaarts naar wat velen beschouwen als Cockburn’s beste: "Humans" uit 1980, het jaar dat hij in een geestelijke crisis terecht komt. Een op de klippen gelopen huwelijk na 10 jaar en een verhuizing van het Canadese platteland naar het stedelijke Toronto laten zo zijn sporen achter. Rottig voor de vent die het meemaakt, maar wat kan hij dat meesterlijk mooi verwoorden, losjes en veelal in de door hem zo geliefde reggaestijl. Al luisterend bekruipt je zélfs een aantal keer het gevoel dat ene heer Zimmerman moet oppassen voor zijn positie, al is dat dan met terugwerkende kracht. Deze opeenstapeling van gebeurtenissen lijkt voor Cockburn de scheidsmuur doorbroken te hebben tussen zijn eigen veilige wereldje en de onveilige politieke en sociale werkelijkheid van de moderne wereld, getuige zijn album "Inner City Front". Dat Cockburn een periode van desoriëntatie doormaakte, wil niet zeggen dat hij ook van zijn geloof was afgevallen. Het leek er eerder op dat hij in geestelijk opzicht sterker uit de crisis tevoorschijn kwam, zoals zo vaak het geval is. De desoriëntatie leidde tot heroriëntatie. Voor Cockburn betekende deze heroriëntatie dat hij nu meer politiek getinte songs ging schrijven. Vanaf zijn eerste platen was reeds duidelijk dat Cockburn een singer- songwriter was waarmee we in de toekomst rekening moesten gaan houden. Van zijn discutabele beste naar in ieder geval zijn best verkochte: "Stealing Fire" met hierop zijn bekende hit "If I Had A Rocket Launcher". Maar voor de rest ook een excellente plaat met zelfs een romantisch swingend repertoire.

Vastgesteld kan worden dat de spirit van Bruce Cockburn inmiddels velen heeft aangesproken, niet in de laatste plaats door de vorm waarin deze gegoten wordt. Of het nu jazz, blues, reggae, of ander soort wereldfolk is, hij komt er schijnbaar achteloos mee weg. Niet voor niets kreeg hij in 1997 een Honorary Doctor of Music Degree op de Berklee College of Music, waar hij jazzcompositie studeerde. Zoals ik reeds schreef heeft Cockburn tal van live-cd’s, allen opgenomen met band gedurende zijn meer dan 40 jaar carrière. Zijn akoestische benadering van de muziek is altijd al zeer belangrijk geweest, maar tot nu was dit nooit live op plaat gezet. Deze dubbel-cd is een mooie collectie van 25 liedjes uit alle verschillende stadia van Cockburn's carrière, opgenomen in mei 2008 in de VS en Quebec gedurende een tiental shows. Naast Cockburn's bekende collectie aan songs als "World of Wonders", "Lovers in a Dangerous Time", "How I Spent My Fall Vacation", "Wondering Where the Lions Are", "If I Had a Rocket Launcher" en "Tie Me at the Crossroads" vinden we ook meer rustige instrumentals terug. " Wait No More" en "Celestial Horses" uit Cockburn’s "You’ve Never Seen Everything" uit 2003, worden hier werkelijk een nieuw kleedje aangemeten. Slechts enkele covers, waaronder "The Trains Don’t Go There Anymore", een song co-written met Ottawa’s dichter Bill Hawkins. Van de laatste optredens is er ook een fijne versie van zijn vroege klassieker, "Mama Just Wants to Barrelhouse All Night Long". Cockburn heeft vaak de invloed van de blues op zijn muziek laten doorschemeren, in het bijzonder het werk van de echte country-blues pioneers als Mississippi John Hurt. Dit bluesgevoel krijgen we ook terug op "Slice O Life" met Cockburn’s versies van Blind Willie Johnson’s "Soul of a Man" en "City is Hungry". Maar steeds komt zijn zeer persoonlijke stijl, virtuoze vingervlugheid gekoppeld aan een wijde verbeeldingskracht tot zijn recht.


 

 

 

THE NEW IBERIANS
BON TEMPS ROUGE
Website Contact
CD-Baby
Label : Psyche Delta Records

 

Met het album “Bon Temps Rouge” van de Amerikaanse formatie ‘The New Iberians’ zijn we een beetje aanbeland in het muzikale paradijs vol genot en plezier. Louisiana cajun- en zydecomuziek met snuifjes invloeden van de blues uit Chicago en van de pure ouderwetse rock and roll brengt de luisteraar vanaf noot één tot het einde in pure vervoering en begeleiden je op een reisje doorheen de muziekgeschiedenis van New Orleans. ‘Having a good time’ is het enige objectief van deze zes heren van middelbare leeftijd (zie foto) en dat wordt dan ook afgeleverd met een echtheidscertificaat in de elf tracks die op deze cd te beluisteren zijn. Zes liedjes zijn covers van nummers die in het archief van de muziek in de bovenste la der klassiekers liggen. Zo brengen the New Iberians prachtige versies in zydeco-stijl van Fats Domino’s “My Girl Josephine”, Clifton Chenier’s “Black Snake Blues”, Buck Owens’ “Hot Dog Stand”, Huddie William Ledbetter oftewel Leadbelly’s “Rock Island Line” en Johnny Nash’s “I Can See Clearly Now”. Een speciale vermelding is weggelegd voor de engels-franstalige versie van Bobby Freeman’s “Do You Wanna Dance”, hier vrij vertaald naar “Voulez-Vous Dancer?” Maar natuurlijk, jongens. Zelfs in die mate dat mijn al wat ouder wordende knoken zich beginnen af te vragen wat er zich in de hersenen van deze jongen aan het afspelen is. ‘Laissez les bon temps rouler!!’. Complexloze liedjes die enkel als doel hebben fun en amusement te bieden aan de bevoorrechte beluisteraar van dit album. Er is geen moment nood aan een boodschap of aan het ventileren van complexe levensvisies, gewoon recht voor de raap swing en lol. Naast de covers hoeven ook de door zanger Evan Shlaes geschreven nieuwe songs niet onder te doen. Want de voetjes kunnen ook al niet stil blijven staan op diens “Goin’ To The Levee” of op de titeltrack: het op accordeondeuntjes drijvende gumbo-liedje “Bon Temps Rouge” of nog op het prachtig dansbare “The Belmont Waltz”. The New Iberians werden in 1998 opgericht en treden sinds 2007 op in de huidige bezetting met zes rotten in het vak die samen meer dan 120 jaar op het podium stonden. De 54-jarige bandleider Evan Shlaes was er van in den beginne bij en hij heeft alle invloeden uit zijn jeugd handig verwerkt in zijn eigen muziek. The New Iberians spelen op elk feest waarvoor ze gevraagd worden en publiceren op hun website een indrukwekkende lijst van de nummers die de gastheer graag gecoverd wil horen op zijn feestje. Een absolute must voor elke liefhebber van deze ongecompliceerde sound. Wij zijn fans en als het niet zo ver weg was had ik ze nu al meteen vastgelegd voor een avondje fun. (valsam)


 

 

DAG FÖR DAG
SHOOTING FROM THE SHADOWS
Website Myspace Contact
Label : Saddle Creek Europe
Distr. : Munich Records

 

Broer en zus alsook tweeling Sarah en Jacob Snavely zijn afkomstig uit het Amerikaanse Californië maar verblijven sinds enkele jaren in het Zweedse Stockholm. In de rustgevende atmosfeer van het Hoge Noorden vonden ze tussen de alom aanwezige Zweedse nuchterheid de ideale omgeving om aan een eigen muzikale richting te werken en aan hun liedjes die deze keuze zouden uitstralen. Met de ep “Shooting From The Shadows” lanceren ze onder hun pseudoniem ‘Dag För Dag” voor het eerst hun muzikale prestaties in cd-vorm op het ‘Saddle Creek’-platenlabel van Conor Oberst, hopend op voldoende bijval van het publiek om aan hun grote project zijnde een full-cd te kunnen werken. Voor de productie van dit schijfje konden ze alvast rekenen op de gewaardeerde hulp van de Amerikaanse zanger, songschrijver en multi-instrumentalist Richard Swift. De altstem van Sarah zweeft als een lichte pluim tussen de experimentele muzikale impressies die Jacob in elkaar heeft geknutseld. Zijn eigen – niet altijd even toonvaste – stem zorgt er voor dat enkele songs wat punkerig en new age-achtig klinken, zoals bijvoorbeeld in het aftrappende “Ring Me, Elise”. De akoestische en elektrische gitaar (vaak vol klankvervorming) vormen de basis van de meeste liedjes en de afwisselend vrolijke en melancholische nummers passen finaal wonderwel in elkaar. Onze voorkeur gaat echter uit naar de nummers waar Sarah zich de microfoon heeft toegeëigend zoals in “Pirate Sea” en het met ijle stem en op zweverige muziek gezongen nummer “Words”. Het liedje “You Holler, You Scream” krijgen we zelfs twee keer te horen, eerst in de originele, wat chaotische versie van de groep en nadien in een veel vrolijkere elektronica-herbewerking, getiteld ‘Skibunny Remix’. In de afsluitende song “Better Now” horen we nog een demoachtig nummer dat alweer zweeft als een vogel door de lucht. Of ‘Dag För Dag’ een blijver gaat worden zal de toekomst moeten uitwijzen maar dit ep-tje zorgt alvast voor een positief vermoeden. (valsam)