|
||||||||
Het Italiaanse quartet/quintet Roots Magic is een apart fenomeen omdat hun uitgangspunt is het bewerken van de muziek van blueshelden uit de jaren ’20 en ’30, zoals Charlie Patton, Blind Willie Johnson, Skip James en Geeshie Wiley, naast composities van avantgarde musici als Julius Hemphill, John Carter, Marion Brown, Olu Dara e.a. Verwacht geen pure blues, deze heren maken moderne jazz dicht aanleunend tegen free jazz, ze zijn min of meer te vergelijken met het Art Ensemble of Chicago in hun glorietijd. Dus de wat abstracte combinatie van muziek van Charlie Patton en die van John Carter valt niet echt op want de oude bluessongs zijn door Roots Magic volledig getransformeerd in hedendaagse jazz muziek, maar het blijft uitermate interessant en een genoegen om naar te luisteren. De groep ontstond in 2013 in Rome, hun eerste twee albums “HoodooBlues & Roots Magic” (2015) en “Last Kind Words”(2017) werden door diverse tijdschriften en andere instanties uitgeroepen tot beste jazz album van het jaar (New York City Jazz Record, UK Jazz Radio, Rai Radio 3 e.v.a.). De bezetting bestaat uit Alberto Popolla (klarinet, basklarinet, perc.), Errico De Fabritiis (altsax, baritonsax, harmonica), Gianfranco Tedeschi (contrabas) en Fabrizio Spera (drums, perc., citer) en er is sprake van diverse gasten, op Hoodoo Blues & Roots Magic is dat Luca Venitucci (orgel, melodica, citer), hij is te horen op Last Kind Words op orgel en piano en hierop is ook Luca Tilli te horen op cello. Op Roots Magic zijn de gasten Eugenio Colombo op fluit en basfluit en Francesco Lo Cascio op vibrafoon en gong. Ik betrek hun eerste twee albums ook in dit verhaal omdat die nog steeds verkrijgbaar zijn bij Cleanfeed rec. en zowel dit Italiaanse quartet, alsmede het vooruitstrevende Cleanfeed label uit Portugal verdienen wel wal meer aandacht want in de pers ben ik ze nog niet vaak tegen gekomen en dat verdienen ze dubbel en dwars. Een van de sterkste vertolkingen is “Frankiphone Blues” op Take Root Among the Stars van trompettist Phil Cohran bekend van zijn werk bij het orkest van Sun Ra, maar er zijn meer indrukwekkende creaties te horen, de interpretatie van “Devil got my woman”van Skip James bijvoorbeeld met een sterk intro door de bassolo van Tedeschi en daarna unisono de blazers die perfect de sfeer oproepen van het desolate origineel. Dat geldt eveneens voor de spannende versie van “Mean Black Cat Blues” van Charley Patton die met 5 nummers het best vertegenwoordigd is over de drie albums. De titel van hun laatste album komt uit de roman van de Afro-Amerikaanse Octavia Estelle Butler. Het is knap hoe deze muzikanten de pure essentie van de country blues weten over te zetten in hun moderne jazz bezetting. Voor luisteraars, als deze recensent, die interesse hebben in zowel blues als jazz is dit “gefundenes Fressen”, niet iedereen is een muzikale omnivoor maar de liefhebber van moderne jazz komt hier zeker aan zijn trekken en de fans van de countryblues zullen zich wellicht niet onmiddellijk herkennen in deze muziek maar het is nooit te laat om de muzikale horizon te verbreden. Behalve de bewerkingen van vooroorlogse country blues zijn er natuurlijk de nodige versies van grootheden uit de avantgarde jazz, ik noemde er al enkelen, hier volgt de rest, Roscoe MitchellHamiet Bluiett, Henry Threadgill, Charles Tyler, Sun Ra, Ornette Coleman, Kalaparte Maurice McIntyre, voorwaar de crème de la crème van de free jazz en dan is er ook nog ”Pee Wee Blues” van topklarinettist Pee Wee Russell en niet te vergeten twee eigen composities “Blues for Amiri B.” van Defabritiis en “the joint is jumping”van Tedeschi. De albums sluiten perfect bij elkaar aan, ik heb geen echte voorkeur, misschien steekt hun laatste album er iets boven uit. Het heeft niets met de muziek van doen maar ik moet het toch kwijt, de vormgeving van de digipacks is zeer fraai. Jan van Leersum.
|
||||||||
|
||||||||
|