P. VAN SANT - LEUVEN - 17 NOV 2008


Vier jaar na ‘I’m A Believer’ komt nu jouw ‘Escape In Style' uit. Je fans al die tijd laten wachten, daar had je vermoedelijk grondige redenen voor, want aan inspiratie ontbrak het je allicht niet.
In het echt ben ik er nog niet zo lang geleden aan begonnen, maar het duurde wel lang om mijzelf terug op het rechte spoor te zetten. Na ‘I’m A Believer’ was er nog een periode in alcohol gedrenkt en de midlifecrisis die veel om zeep hielp. Veel is toen verkeerd gelopen. Ik heb me dan eens een jaar goed bezonnen met de vraag hoe ik verder wou.

Al lagen de songs klaar en werden ze in enkele dagen opgenomen. Toch alludeerde je op een bevalling met bloed, zweet en tranen. In dat kader herhaal ik je eigen woorden bij andere gelegenheden ‘de echografie van de kleine ziet er goed uit’ en ‘er is nu een volle zoon’ wat toch een lang proces suggereert.
Alles is begonnen met de groep Tusk met wie ik kon samenspelen. De opname van ‘Rex’s Blues’ met hen was in november vorig jaar, nu juist een jaar geleden. Ik kan wel stellen dat 2008 het meest chaotische jaar is geweest van allemaal. Niettegenstaande dat vond ik daarin de inspiratie om mijn songs te schrijven. Precies alsof ik de chaos nodig heb om creatief te kunnen zijn. Wanneer wij in september dit jaar begonnen op te nemen waren de nummers klaar. Eens de eerste twee songs er waren volgden de andere elkaar snel op.

Je vernoemt daar je begeleidingsgroep TUSK. En om Wannes Van de Velde te citeren ‘Ne zanger is een groep’.
Bij TUSK vond ik de eerste muzikanten die vol respect deden wat ik vroeg. Denkelijk stonden bij de schepping de gitaristen op de eerste rij toen de ego’s werden uitgedeeld. Ik heb de laatste jaren met veel gitaristen gewerkt, ik kan het weten. Maar Dirk Lekenne is niet zo. Hij dient de songs. Een gitarist moet mij niet dienen, maar het creatief proces van de song. Je kan het niet schoner zeggen dan Keith Richards het ooit heeft uitgedrukt ‘Je hebt een ‘antenneke’ op uw kop en als er iets voorbijkomt moet je het pakken of het is zo weg’. Dan laat ik ook alles vallen. Zo is ‘Point of No Return’ geschreven toen ik werkte op de Geriatrieafdeling, terwijl er mensen aan het sterven waren. Ik zonderde me af en deed de deur op slot.

De symbooltaal en beeldspraak in je songs doen inderdaad vermoeden dat veel autobiografisch is, of toch gedeeltelijk.
Bij ‘I’m Survivor’ is dat zeker zo, al heb ik daar nu spijt van, want het is iets erover. Want ik schreef op dat moment wat ik voorhad. ‘Escape In Style’ is geschreven na een discussie met een madame, al zeg ik niet dewelke. Het is een song in kolere geschreven. Zo reageer ik altijd als ik boos ben op mensen die het feit dat je muzikant bent niet ‘au sérieux’ nemen. ‘Visions from Deeper than Down’ ligt gevoeliger. Tussen maart en september lag mijn moeder op sterven, iemand met heel veel power en levenslust. Ik stelde me in haar plaats en hoe het zou zijn als ik daar lag. Ik ben thuis heel jong gaan lopen omdat ik muzikant wilde worden en ik niet mocht. Eigenlijk was die song zoiets als een laatste biecht voor ze haar paraplu toetrok. (terugblikkend) ‘The Hounddog is Still Howling’ is ook geschreven toen mijn vader gestorven is. Ik ben een songwriter en ik haal overal mijn inspiratie. Het is wat luguber maar toen ik in de geriatrie werkte zat ik er dicht op. Ik zie er ook de schone kant van. Dichter bij de dood geraak je niet. Het leven is niet alleen tralala.

Een song schrijven is voor jou ook een manier om je gevoelens voor iemand uit te drukken. Je dankt je moeder om die overlevingsdrift die je van haar hebt overgeërfd in Visions. Voor je dochter schreef je ‘Fairytale for Sarah’.
Mijn dochter was toen vijf jaar en wat daarin stond wou ik aan haar doorgeven. Nu is zij zeventien jaar en nu snapt zij dat. ‘Stick With You’ is ook zoiets als een ‘goedmaker’. In plaats van een boeket bloemen te geven kan je ook een songtekst schrijven, toch als je songschrijver bent. Die song kwam er na een dieptepunt. Elk huwelijk maakt wel eens een storm door. Mijn contract liep af en ik zat zonder werk en ik probeerde het vier maand alleen op een studio. En ik ontdekte dat de muziek gewoon niet klopte zonder haar.

In jouw songteksten vallen de dichterlijke uitdrukkingen op. ‘Digging Deep, I walked on water, Baptized in shallow water, Razorblade.. only some of us left footprints.’ Las je vroeger veel poëzie?
(Denkt even na) Neen, misschien de Bijbel. Niet dat ik de Bijbel lees, maar ik ben wel katholiek groot gebracht. Bij de broeders werd dat erin geramd om nooit meer te vergeten. Ik lees wel. Maar ik heb een rijke woordenschat of liever een rijke fantasie (lacht).

Ook de onderstroom van onrust valt op alsof je er zelf middenin zat. ‘And all this madness I have seen’ is weer zo meergelaagd.
‘k Heb veel Madness gezien als muzikant. ‘k Heb onderweg ook veel mensen zien sterven aan de drank of drugs. Sommige leven nog maar zijn aan lager wal. De laatste tweeëndertig jaar hoefde ik maar rond te kijken. Het is raar maar ik lijk freaks en weirdo’s aan te trekken. Mijn vrouw zegt dat ik maar ergens hoef binnen te komen, zelfs zonder gitaar, of er komt wel een rare kwiet op mij af. Mijn dochter vindt ook dat ik rusteloos ben en dat het ‘bougeert’ waar ik passeer.

Volgend jaar word je vijftig jaar. Kijk je daar dan naar uit, of zie je er tegenop?
Deze Cd is toch wel bedoeld als het afsluiten van de eerste dertig woelige jaren. Ergens is het wel een opluchting. ‘k Vind vijftig heel plezant. Ik had er schrik voor. Maar alle feesttoestanden heb ik nu gehad. ‘k Heb dat nooit durven dromen, maar vijftig worden is plezant.

Al zingt Bob Dylan dat ‘The Times They Are A-Changin’, jij gelooft blijkbaar niet dat er veel veranderd is, want ‘The Times they haven’t changed at All’.
Dat klopt en ten tweede ‘My soundtrack seems the Same’. Ik luister nog steeds naar dezelfde muziek als toen ik mijn eerste gitaar kocht. Mijn idolen zijn nog dezelfde. Bij Mississippi Fred Mc Dowell krijg ik nog altijd kiekenvlees. Ik luister nog altijd naar de vroege Bob Dylan. Er moet toch wat inhoud bij zijn. Ik volg niet wat er nu allemaal gebeurt. Er komen niet direct nieuwe idolen bij. Na Leadbelly en Dylan kwam Townes Van Zandt. In hem heb ik me drie jaar verdiept tot ik er bijna een depressie van kreeg. Ik was ook aangetrokken door Robert Johnson. Alsof hij met één gitaar een orkest speelde. Ik ben er nog altijd naar op zoek hoe hij dit doet. Bas en drum moeten er dan niet bij. Dat is niet alleen met blues zo, maar ook met wereldmuziek.

Je toont Live ook steeds diezelfde overgave wanneer je uw teksten zingt alsof elke song de eerste keer is. Zowel de nieuwe als de oudere songs.
Ik maak mijn songs interessant voor mijzelf. Ik zie alles terug gebeuren. Bijvoorbeeld, opeens zie ik mijn vader terug voorbij wandelen. Het moet inhoud hebben. Je moet ook rap zijn als de inspiratie komt. ’Frozen in Time’ voelt aan als een open deur in het brein van P. Van Sant. De song kwam ’s nachts op en was opeens weg. En dan begon ik een liedje te schrijven over ‘songwriting’. Ik kon het uiteindelijk vastleggen zoals ik het gedroomd had. Op ‘Out of Time’ wou ik alle gitaren zelf spelen omwille van het jeugdsentiment. Tot het als The Stones begon te klinken. Met alles erop wat ik in tweeëntwintig jaar van ‘nonkel’ Keith Richards heb geleerd. Ik heb gitaar leren spelen door Keith Richard na te spelen, met plaat en cassette naast mij.

Hetzelfde vuur vind je op de drie oudere nummers die op ‘Escape In Style’ worden heropgenomen.
‘Ship Of Fools’ is twaalf jaar geleden geschreven en er is nog niets veranderd. ‘k Wou diezelfde anarchie erop. Ook het countrynummer ‘Too Hot to Handle’ wou ik erbij. Bij de Boxcars speelden wij van in het begin Johnny Cash en werden er toen om uitgelachen. Nu staan zij in rij om Johnny Cash te mogen spelen. Ik ben er altijd naar blijven luisteren.

Ook je akoestische gitaar versterkt je passie bij het zingen van je songs.
Ik ben autodidact. Mijn eerste gitaar kocht ik in Leuven voor 1.000 frank. Ik ben op 15 jaar gaan werken aan 25 frank per uur. Ik mocht wel niet, maar als het over muziek ging heb ik nooit geluisterd. Tot ik genoeg geld had om een gitaar en bandopnemertje te kopen. Daarmee kon ik vertrekken. Ik begon gitaar te leren door naar de akkoorden op de hoes van Chuck Berry te kijken. Hij was ook een idool. Keith Richards en Robert Johnson ook. Nu vinden jonge gasten alles op internet. Toen ik als 16-jarige de Rolling Stones’ op Tv zag, twee keer per jaar, was dat een hele belevenis. Nu is die interesse weg. Alles zit op DVD. In de jaren ’70 was er een andere mentaliteit. In Leuven was er ook een bloeiende muziekscène. Wij liepen daartussen als jonge snotneuzen. Ik heb zelfs ruzie gemaakt met Kevin Coyne en hem ‘dikkop’ genoemd, voor ik wist wie hij was (lacht).

Heb je daar vriendschapsbanden van overgehouden?
Enkele wel. Maar vele hebben nu problemen. Ikzelf had ook een ‘writers block’ en daarna heb ik een Stop gezet achter dat drankverleden. ‘k Zei tegen mezelf ‘leer u terug te amuseren met een glas Spa’(lacht). Eens je daardoor bent zie je er ook het nut niet meer van in. Ik heb een grillig parcours afgelegd. Maar ‘k zou het niet anders gewild hebben. Als ik dat allemaal niet had doorgemaakt had ik wellicht niet kunnen creëren wat ik nu gemaakt heb. Ik kan nu een dronkemanssongs schrijven met een tas koffie. Ik heb dat doorgemaakt. Ik heb het gelukkig zelf kunnen doen zonder medicatie. Je moet dit aanpakken zoals uwe slechte ik die aan het vechten is met uwe goede …en zoals in de ‘Suskes en Wiskes’ door de slechte te overwinnen. ‘Six Feet Underground’ gaat over een muzikant met wie ik gespeeld heb. Die song is precies vanuit de goot geschreven zo zwartgallig, dan moet je daar feestelijke muziek onder zetten. Daar zit zelfs een volksdeuntje onder, ‘volkeren aller landen verenig u en danst ’ terwijl het over de dood gaat. Bij vele volkeren wordt er na een begrafenis feest gevierd.

Hoe kwam je opnieuw bij producer Patrick Mortier en bij Blue Gems terecht?
Patrick is een heel goede vriend geworden. ‘k Heb daar uren mee in de studio gezeten en gelachen. En net geen ruzie gemaakt terwijl we ‘diep’ gingen. Patrick Mortier die ‘I'm a Believer’ uitgebracht heeft had nog steeds vertrouwen in mij. Het bleek dat ik in mijn ‘roerig verleden’ een platencontract getekend had waar ik mij niets meer van herinnerde. Hij was nog steeds geïnteresseerd en ik heb mijn 15 songs uitgetypt, een demo opgenomen en naar de studio getrokken. Bij het opnemen behield hij de supervisie. Iemand moet uw belangen behartigen. Arthur Praet die mijn eerste albums producete staat ook voor 100 % achter deze Cd. Hij is een zeer loyaal mens. ‘k Zit trouwens weer vol nieuwe ideeën. Alsof alles nog moet beginnen. Het is alsof ik dertig jaar gestudeerd heb en dat nu moet verzilveren. ‘k Hoop dat ik er binnen dit en een jaar van kan leven.

In ‘Frozen in Time’ schreef je ergens ‘need some place to call my own‘. Waar situeert zich precies dat plaatsje?
(Lacht) Tegenwoordig is dat thuis op een zolder. De enkele maanden dat ik op een studio alleen leefde was dat hetzelfde. ‘k wou alleen muziek maken.‘k Heb toen twee gitaren verkocht om te overleven. Een dobro en een oude Strat, want ik had geen zin meer om verder elke dag beschuiten te eten (lacht). Gitaren zijn eigenlijk gebruiksvoorwerpen. Op mijn laatste Cd leende ik zelfs een Stratocaster van mijn dochter. Alleen mijn Larrivee is heel speciaal voor mij. Hiermee ben ik opgeschoven naar rustiger dingen.

Heeft je wilde reputatie je ooit dwars gezeten of je gehinderd in je carrière?
Dertig jaar heeft me dat alle kansen afgenomen. We zijn er heel jong aan begonnen. In de jaren ’80 moest je drinken of je hoorde er niet bij. Heel de muziekcultuur was daarop afgestemd. In elk café dat je kwam stonden in een mum van tijd tien pinten voor je neus. Bij alle muzikanten was dat zo en het is hypocriet te stellen dat jij daar niet een van was, want alle muzikanten in België hebben liters bier verzet. Veel gasten uit de jaren ’70 dragen daar nu de gevolgen van. Hun lichaam kan er niet meer tegen. Je hebt dan twee mogelijkheden: je dood drinken of stoppen. Ik had nog zo’n goesting om vele songs te schrijven dat ik gestopt ben (lacht). Anders was het gedaan geweest. Het afkicken heeft twee jaar geduurd, maar ik heb het gered.

Eentje om je te laten kiezen. Mochten zij je in een studio opsluiten met twee niet- Europese bluesmannen. Wie zou je kiezen ?.. ’t mag ook Engeland zijn.
Dat is de moeilijkste vraag aller tijden (denkt na). Mocht het in een café zijn, dan zou ik het wel weten (lacht). Dan koos ik Keith Richards. Na drie dagen waren wij nog niet thuis. Maar in de studio….Dan toch maar Jimi Hendrix met Keith Richards. Verveling uitgesloten.

Om te eindigen graag nog wat uitleg over een integrerend citaat, dat je ooit op ROB TV verwoordde als volgt: “Ik ga voor de song. Die zijn het belangrijkst.. Doen het werk in mijn plaats”.
Ik heb dat letterlijk ondervonden.... Met de première in het voorprogramma van Tony Joe White. We zaten tegen een deadline aan en we hebben tot het laatst zitten schrappen. Het ontbrak ons aan tijd om de teksten te leren en toen wij begonnen zag ik dat de zaal voor de helft vol zat met mensen die ik al twintig jaar niet meer gezien had. Ik was hiervan gepakt. Maar de liedjes trokken mij erdoor. Als je een goede song hebt mag je een slechte dag hebben dan doet deze het werk voor jou. Dan maakt het niet uit of je haar wel goed ligt (lacht).

.

Met heel veel dank voor dit lang verhoopte interview en voor jouw schitterende songs. Ik sluit me bescheiden aan bij het lijstje van je beroemde Myspace Vrienden, met heel veel respect.
Marcie

foto's: Blowfish