|
||||||||
Stef Bos, die één van haar ex-leraren was aan het Herman Teirlinck Instituut (HTI), noemde haar de meest authentieke en mooiste zangstem van de lage landen in de recente jaren. Riet Muylaert vindt haar eigen naam geen uitdrukking van wie ze als artieste wilde betekenen. Ze verbindt daarom de nick van Michael Jackson met de achternaam van James Bond. Zo koppelt ze het weirde, exuberante en excentrieke van Wacko Jacko aan de flair, stijl en klasse van special agent 007. Via haar studies kleinkunst schrijft ze zich helemaal in, in de lijn van het talent dat het instituut tussen 1999 en 2008 aflevert. We noemen slechts tijdgenoten Frank Mercelis, Roy Aernouts, Mira Bertels, Martine De Kok, Hannelore Bedert en Liesa Van der Aa, mensen die zich even goed voelen op een concertpodium als in het theater, en met haar hun creativiteit de vrije loop (proberen te) laten. Het is echter duidelijk dat Riet de raadgevingen van die andere leermeester bij het HTI ter harte neemt. Wannes Van de Velde drukt haar op het hart dat ‘alles al gezongen is, behalve door jezelf’ Het is een aansporing om van iedere interpretatie iets unieks en eigen te maken, waar je kan achter (blijven) staan, dat je gelukkig maakt. Wat je als richting kiest, is van minder belang, vinden zowel Wannes als Stef. Wel dat je die keuze professioneel maakt en voor jezelf verantwoordt. Deze eigengereide leraars drongen echter niets op, maar schudden talent wakker. Net als Wannes moet Riet niet veel hebben van wedstrijden en punten geven voor muziek. Maar zoals vaker loopt het diametraal anders dan voorzien. Om JackoBond toch enige naambekendheid te geven, is televisie uiteraard het ideale medium. En zo doet ze mee aan ‘Zo is er maar één’, vermoedelijk zonder grote verwachtingen. Winst in de finale van de vierde en vooralsnog laatste reeks van deze wedstrijd op Eén, op 8 mei 2009, maakt haar in één klap (eigenlijk in diverse klappen verspreid over meerdere afleveringen) bekend bij het grote publiek. In de finale zingt ze (net als bij haar eerste aantreden) een geweldige versie van ‘Laat me’ van Ramses Shaffy plus het eigen ‘Iedereen is hier vrolijk’. Maar op dat moment had JackoBond al heel wat zang- en toneelwatertjes doorzwommen: een demoplaat, een eerste full cd ‘Alsof’ (2008), met eigen werk, en een heuse tournee met Liesbeth List horen daartoe. Daarop volgen ‘Als ik van u was’ (2010) en ‘Ik ga op een Berg wonen’ (2013) Via de oude en de vele nieuwe contacten neemt ze deel aan diverse projecten en initiatieven. Daaronder ‘Kleinkunsteiland’, ‘Country Ladies’ en in 2013 ‘Oorlogs- en vredesliederen van Wannes Van de Velde’ (met o.a. Luc De Vos) Datzelfde jaar treedt ze op in de Nekka nacht. Dit jaar nodigde Astrid Nijgh haar uit, samen met ondermeer Amaryllis Temmerman (die in 2012 zelf een prachtalbum maakte met ‘De Tijd is nu’), voor ‘Nijghse Vrouwen’, voorstelling die een hommage is aan Astrids ex-man Lennaert Nijgh (1945-2002), die zovele prachtige teksten schreef en songvertalingen maakte voor (niet alleen!) Boudewijn De Groot. Sinds enige tijd is er ‘Ik tel tot tien’, de vierde langspeler van JackoBond. Riet is niet over één nacht ijs gegaan. Ze beschikt intussen over een vast team. Toetsenman Florejan Verschueren is er al bij van de eerste cd en vanaf nummer twee duiken ook Tim Vandenbergh (contrabas, elektrische bas) en Karel De Backer (drums, percussie) op. Deze uitstekende muzikanten vormen haar live band en in de studio zijn ze de kern van de vrij uitgebreide ploeg, die aan de cd’s meewerkten. Die ploeg is voor ‘Ik tel tot tien’ beperkt gebleven, omdat de songs het ook niet vragen. We vinden bvb. wel opnieuw violist Jeroen Baert. Riet schreef zelf de muziek en de tekst van de twaalf nummers, met dien verstande dat Jonas Van Geel hielp aan de muziek van het titelnummer en dat Frank Vander linden (De Mens) voor tekst-feedback zorgde , een back up die vele Nederlandstalige platen missen, soms met dramatische taalkundige gevolgen. Tim deed de productie. Riet blijft vooral zichzelf op ‘Ik tel tot tien’ en zo is dat goed. Ze stapt niet af van het charmante, zelfs lieflijke van haar stem. Dat verwart men nogal makkelijk met meligheid en krachteloosheid, maar beluistering van de cd maakt snel komaf met dat vooroordeel. Wat je wel voelt, is de zorg in de schriftuur van de songs en de inventieve arrangementen. ‘Ik ben er nog’ kickstart de cd, die van de ene bekoorlijke melodie in de andere duikelt, waarbij er in het geluidsspectrum voortdurend leuke dingen gebeuren. Riets stem is op de voorgrond gemixt, alsof ze zo de ruimte in zou stappen waar je de cd beluistert. Er is niks bij dat we als misser moeten klasseren, wat in het huidige platen maken niet dikwijls meer voorkomt, maar je hebt je voorkeuren. Na de opener is dat ‘Soms’, met een tekst die het grillige, het heen en weer stuiteren tussen uitersten in een relatie fijntjes belicht. Het op een heerlijke bossa nova baslijn en een al even ‘Braziliaanse’ piano deinende ‘Slapen doen we morgen’ is van het soort dat je uren later nog mee neuriet. Wat een dot van een arrangement! ‘Behalve vandaag’ is een op het eerste zicht ‘gewoon’ liedje, maar dat is bedrieglijk… Misschien is het dat thema dat ons persoonlijk zo raakt. Ons doet het, althans inhoudelijk, denken aan ‘Tu ne me dois rien’ van Stephan Eicher, dat hetzelfde vanuit een andere invalshoek bekijkt. De titelsong, een pendant van ‘I Count To Ten’ van Dusty Springfield, groeit uit tot een symfonie, maar dat ambitieuze lijdt niet tot overkill. Integendeel, zoals het coda aantoont: droefenis overheerst want het water is diep tussen hem en haar: ‘Jij gaat als een speer, ik dwarrel als een veer’. Ook ‘Waard’ bouwt fraai uit, met sterk stemmenwerk van Tim en Florejan. ‘Herinneringen’ drijft op het nerveuze slagwerk van De Backer: ‘Ik heb vandaag tien minuten niet aan jou gedacht… Dat is een begin’. Het afsluitende ‘Licht’ vat alles nog eens samen, lijkt het wel, en dat is gene vrolijke conclusie. Maar tussen de vele tinten grijs is er ook licht aan het eind van de tunnel. De meer descriptieve dan verhalende leefwereld die Riet in haar songs schetst is er één vol kleine en hele grote twijfels, onvervuld verlangen en het verwerken van het onverwerkte en allicht onverwerkbare verleden, maar ondanks alle treurnis is het eindresultaat toch nog lichtvoetig en op een bepaalde manier hoopgevend, rust brengend en voldoening schenkend. En er is ‘Slapen doen we morgen’ als tegengif voor alle sores. ‘Ik tel tot tien’ is buiten kijf één van de beste Nederlandstalige platen van het langzaam uitdovende ‘rampjaar’ 2015. Antoine Légat.
|
||||||||
|
||||||||